MOEDIG MAN OF DEMON UIT DE DESSA
Eén van de meest controversiële mensen, die ik ken was Poncke Princen.
Hij deserteerde in 1948 uit het Nederlandse leger en sloot zich aan bij de TNI, de Indonesische gevechtstroepen.
Vocht tegen zijn landgenoten en werd later onderscheiden met de Bintang Gerilja (Ster van de Guerilla).
Bijna vijftig jaar lang mocht hij Nederland niet in tot minister Hans van Mierlo van Buitenlandse Zaken hem in 1994 een visum gaf.
Poncke Princen had toen twee beroertes gehad, leed aan huidkanker, had suikerziekte en had polio gehad. Hij zat in een rolstoel en overleed in februari 2002.
Een tuin in Jakarta
Op 18 augustus 1995 hield ik voor de VPRO-radio een drie en een half uur durend marathoninterview met Poncke Princen.
Dat was tijdens de viering van de vijftig jaar daarvoor uitgeroepen onafhankelijkheid van Indonesië .
Het interview was -zoals dat wordt genoemd- semi-live. Opgenomen alsof het live was. Niets veranderd; niets geknipt.
Het had plaats in de woning van Princen in Jakarta.
Voor die vorm was gekozen vanwege zijn fysieke gesteldheid. Het was van tevoren absoluut niet zeker of hij het wel drie en een half uur achter elkaar zou uithouden.
We beginnen in zijn tuin met tal van inlandse bijgeluiden. Halverwege verhuizen we naar zijn slaapkamer.
Ik vind het wel boeiend. Een beetje therapeutisch; maar er ontstaan af en toe ook lichte irritaties bij beide ‘partijen’.
Het interview is verschenen op de site van de VPRO. HIER
Ga voor een recensie naar de site van Anne Frid de Vries:
http://anneisaman.blogspot.com/2009/11/poncke-princen-het-marathon-interview.html
(Omdat dit interview nog niet op podcast beschikbaar is, heeft hij een feed gemaakt via Huffduffer.)
Emotionele reacties
Direct na de bekendmaking van dit interview kwamen er bij de VPRO veel reacties. Vaak met een emotionele lading.
Na afloop kwamen er nog veel meer.
Ordinaire moordenar of bevlogen idealist
Princen was een ordinaire moordenaar, een verrader, schoft, matennaaien, klootzak, schurk, pooier, overloper en demon uit de dessa.
Volgens anderen was hij: eerlijk, principieel, idealistisch, bevlogen, welbespraakt , belezen, moedig en openhartig.
Het zal allemaal maar van je gezegd worden.
IJzeren wilskracht
In 1986 had ik al eens een tijdje bij hem in Jakarta gelogeerd. Hij had toen al een beroerte gehad, maar kon nog wel lopen.
Iedere ochtend om vier uur stond hij op en deed twee uur lang oefeningen.
‘s Middags om vier uur herhaalde hij dat. Zeer gedisciplineerd en met grote wilskracht.
Hij wilde fysiek nog enigszins in orde blijven.
Wij hebben toen een tocht gemaakt door West-Java en bezochten veel plekken waar hij gevochten had.
In 1995 voordat het interview plaatsvond hebben we dat nog eens over gedaan.
Dat hij op één van die plekken mogelijk Nederlandse soldaten heeft doodgeschoten sluit hij niet uit.
In het interview is hij daar ook heel duidelijk over.
Koloniale oorlog
Het gesprek gaat natuurlijk over zijn motieven. Hoe hij steeds kwader wordt over deze koloniale oorlog, die eufemistisch politionele actie werd genoemd. Over de stemming onder de Nederlandse militairen .
‘Wij zijn de jongens van Jan Pieterszoon Coen; geef ze van katoen en ‘heel Yogja staat in gloed, zo gaat ‘ie goed, zo moet ‘ie wezen, zo moet ‘ie zijn’.
Hij vertelt hoe zijn eerste vrouw werd vermoord en hoe een vriendinnetje werd doodgeschoten toen ze niet op de avances van een Nederlandse militair inging.
Maar hij praat ook over het Indonesië van na de onafhankelijkheid.
Princen werd in 1956 parlementslid onder Soekarno, maar kreeg het in zijn nieuwe land vooral moeilijk onder het bewind van Soeharto.
Hij zat bij elkaar zo’n acht jaar gevangen.
In het laatste uur kijkt hij terug op zijn activiteiten in perspectief tot het Indonesië van 1995.
Een land waar in 1966 massamoorden plaatsvonden, een land met censuur, politieke gevangenen, uitbuiting, onderdrukking, nepotisme en onrechtvaardigheid op alle gebieden.
Was het ’t allemaal wel waard geweest?