Bijna autobiografische malheur

Paul van Ostaijen (1896-1928; Geb. Antwerpen) schreef zijn gedicht Malheur, toen hij direct na de eerste wereldoorlog in ballingschap in Duitsland verbleef. Het was -om precies te zijn- op 20 juni 1920.
      Hij was toen in het bergdorpje Seeshaupt in Beieren. Samen met zijn vriendin Emmeke Clément en het kunstenaarsechtpaar Van Campendonk. Zij beklommen de Benediktenwand in het Karwendelgebergte. Van Ostaijen kreeg het vlak voordat zij de top zouden bereiken spaans benauwd en moest de laatste meters door zijn gezelschap naar boven worden geholpen. Het gedicht is daardoor bijna autobiografisch.


Van Paul van Ostaijen

Malheur

Warme walmstal
de heer privaatdocent K.
in de zomerfriste uit Breslau
probeert of hij bij middel van een convergerend glas
zijn sigaar Uebersee Bismarck kan aansteken

Op 2 meter van de bergtop verwijderd
valt zijn hoge hoed in de afgrond
een waardevol kledingstuk voor een privaatdocent onmisbaar
wat de heer K. begrijpt
hij probeert te vatten zijn vallende cilinder
waarbij hij zelf valt in de diepte
zijn cilinder achterna
differens weerstand van de lucht
zo gelukt het de heer K. gelijktijdig met zijn hoge hoed
de afgrond te bereiken
Ongedeerde hoge hoed R.I.P. privaatdocent K.

Men siert de baar van de arme alpetoerist
met edelweiss
De te zware rouwsluier zijner echtgenote
wordt gevat door een sneltrein
en bijgevolg ook de treurende Hintergebliebene

Alpinetragedie der dagbladen

Uebersee is een plaats in Beieren. Daar vond tijdens het bewind van Otto vos Bismarck die Zweite Reichsgründung plaats.
      Breslau lag toen nog in Duitsland. Na de tweede wereldoorlog is het Pools geworden: Wroclaw.
Het ligt in Silezië in het zuidwesten van het land.


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie