Bloed spugen, auto-ongelukken, opa worden & andere processen

 

Op 10 februari 1987 ‘ochtends om zes uur kotste ik niet alleen mijn maaginhoud leeg, maar er kwam ook een enorme hoeveelheid bloed mee.
      Ik was 42 jaar, keek in de spiegel en nam een besluit.
Ik stopte met roken en ging hardlopen.

 

Exact twaalf jaar later op 10 februari 1999 sprak ik voor de VPRO-Radio een column uit over die beslissing.
     
Ik sprak toen ook voor ’t eerst in het openbaar over een ernstig auto-ongeluk waar ik in 1970 bij betrokken was geweest en kondigde tevens aan dat ik opa zou worden.

 

Exact twintig jaar later op 10 februari 2007 meldde ik een blog te beginnen.
      En liefst dagelijks te willen vullen.


Vandaag exact 25 jaar later op 10 februari 2012 ben ik precies vijf jaar met bloggen bezig.
      Dit is bericht 1487.


Daarom neem ik vrij vandaag. En ook de volgende week.
     
De weblog wordt gevuld door mijn vriend en collega Peter Flik, die ik daarvoor hartelijk dank.

 

Een opa in wording 


(Radiocolumn uitgesproken op 10 februari 1999)

 

In de zomer van 1970 was ik betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Ik was pas 25 jaar. Er was één dode; een ander raakte zeer zwaar gewond en overleed niet lang daarna.
      Ik sloeg met mijn hoofd door de voorruit en mijn rechterknie priemde zodanig in het dashboard, dat ik twee maanden lang een gipskoker om mijn been had. Van heup tot voet. Toen het gips met een enorme cirkelzaag was doorgezaagd, wist ik niet hoe goed ik zou kunnen lopen. 
Daar waren bewust ook geen voorspellingen over gedaan.
      Het been was aanzienlijk dunner geworden en erg behaard. Maar het ging redelijk en na een revalidatieperiode kon ik weer behoorlijk goed lopen en auto rijden.
Bovendien kreeg ik smartengeld: Fl. 342,18. Hallelujah!


Ik had geluk gehad; ik leefde niet alleen: ik liep weer gewoon, had interessante littekens op voorhoofd en wang en was gezond.
      En die aanvankelijk steeds terugkerende film van dat ongeluk keerde steeds minder vaak terug.
Dat was niet alleen plezierig voor mezelf, maar ook voor mijn vrouw en mijn twee kleine kindertjes. En ik wist inmiddels ook, dat je niet onaantastbaar bent.
      Dat was eigenlijk een hele geruststelling, want voor het eerst van mijn leven besefte ik toen de betrekkelijkheid van een aantal dingen, de onzekerheid van het bestaan en zelfs de sterfelijkheid die zomaar kan komen en niet altijd wacht tot je 78 bent.


Ik ging weer roken. Ik at te veel en dronk bepaald niet alleen kruidenthee.
      Soms stopte ik met roken tot ik vond dat ik daar te zwaar van werd. Soms was ik zo’n tien kilo te zwaar en dan ging ik weer afvallen.
Dan ging ik weer minder drinken, maar vond wel dat ik weer kon gaan roken.
      Het was allemaal wel heel betrekkelijk, maar fietsen, trappen lopen of zomaar een eind wandelen ging me steeds zwaarder vallen.

Ik vond het normaal, dat ik ‘s ochtends rochelend opstond, te stijf was om een paar oefeningen te doen en regelmatig met tegenzin aan de dag begon. Dat hoorde er allemaal bij en maakte deel uit van het onvermijdelijke ouderwordingsproces.
      En als er af en toe eens wat voorzichtige kritiek kwam, had ik een prachtige smoes.
Ik was namelijk in de oorlog geboren bij het licht van een walmend petroleumstelletje in de nacht van oud op nieuw van 1944 op 1945.
      In het hart van de hongerwinter! Als baby had ik niet alleen geen moedermelk gekregen, nee ik had een tekort aan alles.
En dat moest -iedere psycholoog kon je dat uitleggen- later allemaal gecompenseerd worden.


Het duurde tot 10 februari 1987. Ik stond weer eens rochelend op, ging naar de w.c. en moest niet alleen kotsen, maar spuugde ook nog een angstige hoeveelheid bloed.
      Ik keek daarna in de spiegel en dacht: alles kan wel betrekkelijk zijn, maar op deze manier word ik niet eens vijftig.
Ik was nog steeds getrouwd met dezelfde en mijn kindertjes waren bijna volwassen.

Ik stopte nu echt definitief met roken, ging minder eten en begon iets aan mijn conditie te doen.
      Ik ging ondermeer hardlopen. 
Vrij fanatiek zelfs, want binnen vier maanden liep ik -ondanks die regelmatig nog opspelende knie- een halve marathon.
      En dat is toch ruim 21 kilometer.


Het verouderingsproces ging natuurlijk door. Het lijf werd strammer, de spieren stroever. Maar het ging langzaam en ik had alle vertrouwen in de toekomst.
      Tot vorige week dinsdag. Er was bij Villa VPRO een distillateur op bezoek. Wij spraken ondermeer over jenever en hoe je dat het beste kunt maken. De man gaf toe, dat het drinken van jenever in Nederland niet meer zo populair was.
      Nee, het drinken van jenever -zei de man heerlijk nostalgisch- was meer iets voor een man op leeftijd; voor een opa bijvoorbeeld.
Ik keek die man toen verschrikt aan. Ik kreeg het een beetje warm; het leek wel een opvlieger.
      Ik drink namelijk nog steeds regelmatig jenever en ik word opa. Jawel.

Ik keek daarna weer eens in de spiegel en zag opnieuw de betrekkelijkheid van alles.
      Ik was een MIDO.

Wat dat is?
      Gewoon: Een man in de overgang.