Poëzie (347)
- Details
- Categorie: Poëzie (347)
Slechts gekleed in een handdoek
Jan-Willem Overeem (1942-1979) is een vrij onbekende dichter, die niet zo oud werd. Hij was ook prozaïst en docent dramatische expressie aan de Toneelacademie in Maastricht.
Eén van zijn bekendste (liefdes)gedichten is Brief uit de trein.
Een larmoyant gedicht, dat bij mij vooral de vraag oproept: ‘’Waar is dit geschreven?’’
-----In een trein; ja!
-----Op ongeveer 500 kilometer van Maastricht ja!
-----In een tunnel. Ja!
Ik denk dat ik het gevonden heb, maar lees eerst het gedicht:
Brief uit de trein
Liefste, het regent. Ik zie je heel duidelijk.
onze kamer inlopen/ er is iets met de verwarming
iets niet in orde/je haren nog vochtig/
slechts gekleed in een handdoek/.
Er zijn alleen wat oudere mensen, niemand
zegt iets. We rijden langs afgegraven land
en ik weet het zo langzamerhand zeker,
er komen steeds meer autokerkhoven bij.
Liefste, mijn vingertoppen gisteren als terloops
op je schouder, dat wilde zeggen,
terwijl de kinderen rondholden en schreeuwden,
het fornuis viervoudig vlamde onder de pannen,
de telefoon overging en een van je vlechten
uitviel omdat een lint het begaf,
het is nog niet te laat
laten we elkaar omhelzen, omhelzen, omhelzen,
Want we hebben alle tijd van de wereld.
Liefste, ik ben nu ongeveer vijfhonderd kilometer
van huis, het wordt donker, laat het in dit soort
omschrijvingen van afstand gezegd kunnen blijven.
De anderen gaan proberen wat te slapen.
We gaan door een tunnel. Er zijn ook tunnels,
die om je heen blijven staan. Ik wil je nog zeggen
wacht me op alsjeblieft als ik terugkom.
Ik kan het niet allemaal alleen dragen,
wat ik je niet kan vertellen.
Het is in de jaren zeventig van de vorige eeuw geschreven. Toen waren er nog niet zoveel spoortunnels. Ik denk dat hij de Nord-Süd-Bahntunnel in Berlijn bedoelt. Die loopt onder de binnenstad door. Voor die tijd heeft hij door het eentonige afgegraven landschap van de Deutsche Demokratische Republik (DDR) gereden met al die autokerkhoven voor Trabant en Wartburg, De afstand Maastricht-Berlijn is ruim 500 kilometer.
De dichter Hans van de Waarsenburg schreef een essay over het werk van Jan-Willem Overeem. Hij spreekt daarin tegen dat de dichter zelfmoord gepleegd zou hebben, want ‘’het was een natuurlijke dood”.
Over hem schreef ik al eens eerder naar aanleiding van zijn (toeval?) gedicht : Berlin -1900- zoveel.
- Details
- Categorie: Poëzie (347)
LANGGELEDEN & VANDAAG
Hugo Claus was het meest bekend als romancier. Zijn Verdriet van België is ongeëvenaard. Maar ook als dichter heeft hij een prachtig oeuvre achter gelaten. De Sporen verscheen in 1993 en direct het jaar daarop kreeg hij daarvoor de eerste VSB Poëzieprijs.
In deze bundel heeft hij een gedicht opgedragen aan Gerrit Kouwenaar.
Het gaat zo:
Gelukkig dat zij jou als zoon had, je moeder
En gelukkig dat je er bent
Ratelend remmend op de
Racefiets van je vers
In dat gedicht van langgeleden en vandaag
Tussen tantes met hun gloeiend water en de
Koeken door je ooms gesneden.-
Omdat je er bent
Uitermate dichter in een
Wereld die elke dag
Eerder dichterbij dan toen ruikt
Naar de brandgeur in de jas van je vader.-
Achter je radeloze fonemen
Aan redelijke rafels geschreven
Raad ik het: je kunt het ,Gerrit, stenen verzachten
Ode of niet?
Is dit nu een ode of niet? Claus schreef het in 1983 toen Gerrit Kouwenaar 60 jaar werd. Het is opgenomen in een huldeboek onder de titel Het is zo vandaag als altijd.
Kouwenaar las het bovendien op de televisie voor, toen Hugo Claus in 2008 overleed.
Maar waar komen die radeloze fonemen vandaan en hoe redelijk zijn die geschreven rafels?
We kunnen er dan natuurlijk het best het betreffende gedicht van ‘langgeleden en vandaag’ bij halen. De tantes met hun gloeiend water en de ooms met de gesneden koeken.
Ik heb het voor u gevonden.
De dag
Op de dag dat ik er was stonden de klokken zeven
de buren praatten op de balkons over vrede
mijn vader schreef een stuk over een brand
mijn moeder was gelukkig dat zij een zoon had
de ooms sneden koek ik lag geheel gesloten
de wereld gaf prompt antwoord met sportmanifestaties
de avond was vol auto's met supporters
de tantes liepen geruisloos met gloeiend water
de krantenman op zijn racefiets groette de dokter
de ogen der stad stonden wijd open in avondzon
omdat ik er was in een kom van asfalt
omdat ik er was speelde het orgel gedempt in de verte
in de nacht kwam mijn vader met een jas vol brandgeur
hij liep op gummi bottines de trap op en af
hij heeft op het balkon een cigarillo gerookt
hij dronk een glas wijn en dacht ik kan zweven.
Twee handen vol vierkante woorden
brood en vruchten voor brood en vruchten
wind is er veel langzame stekende adem
er is één lange gapende letter
prijs de aviateur met een mechanisme
prijs de visser met het lui sleepnet
de tongstem der druiven als een oud kerklied
zinloos en onverstaanbaar en lieflijk
het brood is veel waard wit in de nachtwind
ik lig krom als een mens in lachkramp
ik ben geheel een mens op blote sandalen
tellend mijn vingers tellend mijn vingers.
Zou het lachen zwart zijn liefste
zou er altijd een moeder teveel zijn geboren
zouden de wanden naar mij toebuigen
zouden er metalen stangen door de stilte gaan
ik was de jongen die de brief moest brengen
jij was het meisje dat de brief niet ontving
wachten was vrijwel onmooglijk
wij zijn jong geworden binnen elkaar
de tranen zouden één keer droog zijn geweest
de vader zou één keer levend worden begraven
de vriendschap een bloedend standbeeld
en de pleinen vol bladeren om te vergeten.
Op 5 april 1989 werd Hugo Claus op zijn beurt 60 jaar en schreef Kouwenaar een nieuw gedicht De Dag.
Is dat een ode? Oordeel zelf. Het gaat zo:
De Dag
De wand is dun, men hoort zijn vader
de tijd opwinden, de heel fijne dove
steeds vleziger ademhaling van een machine
wiens dagen sinds jaren geteld zijn
een voorjaar is het maar voorgoed november
een slachtmaand mak als brood
de opgeheven zwaarte van een hamer
het is alsof het handschrift aarzelt
de pagina berouwt, zich afvraagt wat het moet
met al die klinkers scherven zekerheden
het licht droogt op in inkt, het raam
ziet enkel in, verhelend dat de straat
zich inslaapt in een kiek, de uitgang dicht -
Invloedrijk dichter
Gerrit Kouwenaar (1923-2014) was een invloedrijk dichter. Ook hij won voornoemde VSB Poëzieprijs (1997), maar al eerder in 1970 de P.C.Hooftprijs en in 1989 de prijs der Nederlandse letteren. Kouwenaar was vooral bekend als een soort voorman van de Vijftigers.
Zijn bloemlezing Vijf 5tigers kreeg opmerkelijk veel aandacht. Hierin is werk opgenomen van Remco Campert, Lucebert, Bert Schierbeek, Jan Elburg en van hemzelf.
Grote afwezigen zijn Simon Vinkenoog en … Hugo Claus.
- Details
- Categorie: Poëzie (347)
De visser van Ma Yuan
Ik kwam het toevallig weer eens tegen: Visser van Ma Yuan, een mooi en bijzonder gedicht van Lucebert.
Het gaat zo:
Visser van Ma Yuan
Onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
Golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
Angler on a Wintry Lake
Ma Yuan is ėėn van de beroemdste Chinese schilders. Hij leefde van 1160 tot 1225. In 1195 schilderde hij zijn Angler on a Wintry Lake (Visser op een winters meer).
Het hangt niet in China, maar in het Tokyo National Museum Japan.
Lucebert moet erg getroffen zijn geweest, toen hij een copy van dit schilderij zag.
Op Internet buigen allerlei deskundigen zich over dit gedicht.
Want wat bedoelde hij er eigenlijk mee?
Ach; kijk gewoon naar het schilderij, lees het gedicht, luister hoe Lucebert het in dat mooie ritme zelf voorleest en trek uw eigen conclusies.
Hij leest vijf gedichten, maar als u ongeduldig bent en alleen naar ‘’De Visser’’ wil luisteren ga dan naar 1’17” .
- Details
- Categorie: Poëzie (347)
Apollo en de slang
Zelfs voor gewone stervelingen is ’t herkenbaar. Er schiet je iets te binnen. Iets waar je al tijden op zit te vlassen. Iets ‘’briljants’’.
Maar dan komt het. Je moet het onthouden.
En dat is vaak een probleem.
De curieuze dichter Hans Vlek (1947-2016) gebeurde dat ook.
Hij, de zelfbenoemde Goddelijke Gek, de belezen en erudiete dichter, de wereldburger, die onder meer in Marokko en Spanje woonde, de man die in 2007 Poëtry International in Rotterdam op zijn kop zette door een verward en volkomen krankzinnig optreden, stapt een kantoorboekhandel binnen om z’n zingende zin, zijn epitaaf van weken denken, zijn briljant aforistisch kortpoëem, op te kunnen schrijven.
En dan ontstaat dit bijzondere gedicht.
Van Hans Vlek
Voor M.
Apollo en de slang
Een zingende zin als python flitst even, onder
kindergefluit en claxongetoeter
op in het oerbos van Pan waar
onder je oude brusselse hoed, goden
denkers en dichters hun agorisch
lyceum onder vilt en olmloof
levend houden, zodat je -papier-
loos als ‘n socratiër-
’n kantoorboekhandel binnenschiet,
-de zin als apollo nog steeds bij de kop-
een goedkoop gelinieerde bloknoot
en ’n patronenvulpen koopt met plasticdop en,
doorsnelt naar ’n terras
om bij ‘n wijntje die
gedistingeerde epitaaf van weken denken
dat briljant aforistisch kortpoëem, in
snelle krabbels hijgend te noteren.
Maar gevlogen is de python. En
je zit voor ’n volle, zin-
ledige rhyton-
Hans Vlek was niet alleen belezen, hij kende zijn klassieken en liet dat ook graag blijken.
Apollo was de Zonnegod, de god van het licht, beschermer van de poëzie en aanvoerder der muzen in het Griekse Delphi.
Apollo versloeg de monsterlijke slang, de Python. En ter ere van hem werden in Delphi om de vier jaar de Pythische Spelen gehouden, begonnen als een soort poëziewedstrijden.
Maar … en dan begint de cryptische verwarring in dit gedicht, python staat ook voor programmeertaal.
Socratiër voert terug naar Socrates, filosoof te Griekenland (-469-399). Ter dood veroordeeld tot het drinken van de gifbeker. En dat komt weer terug in de rhyton aan het eind, want dat is een drinkbeker.
Agorisch komt van agora, een Volksvergadering, die in het oude Griekenland plaats vond op het centrale plein in de grote steden.
Een epitaaf is een grafschrift en aforistisch is afgeleid van aforisme, een korte bondige uitspraak.
Hans Vlek overleed in 2016 in een psychiatrische inrichtichting te Den Bosch.
Hij schreef ook ‘’recht voor z’n raap poëzie’’. Voortvloeiend uit activiteiten, die hij verrichtte om in leven te blijven. Bijvoorbeeld als hevenarbeider in Rotterdam.
Van Hans Vlek
Mijn maat
Tussen het werk door draaien we
een zware of praten wat
over Sparta, mijn maat en ik
Zijn stopwoord is een woord dat ik
op muren schreef
Koude thee uit limonadeflessen
achttien jaar lang voor
zes geeltjes per week-
een neger zou de blues uitvinden
Sparta slaat in dit verband niet op het Griekse Sparta, maar is een voetbalclub in Rotterdam.
- Details
- Categorie: Poëzie (347)
Een vuiltje of een ui
Hans Vlek schreef in 1966 toen hij nog geen twintig jaar was het gedicht Wetenschap. Het werd opgenomen in de bundel ‘Een warm hemd voor de winter’.
Hij ontving twee jaar later de Jan Campert prijs én de Reina Prinsen Geerligsprijs.
Dr. Michael Ellis DeBakey was in 1966 wereldnieuws toen hij voor het eerst in de wereld een kunstmatig hart implanteerde.
Hij werd een zeer vermaard hartchirurg die niet alleen de Amerikaanse presidenten Kennedy, Johnson en Nixon behandelde , maar ook een hartoperatie verrichtte op de Russische president Jeltsin.
Wetenschap
Al praten we tot zonsopgang:
emotie is een staaltje chemie
in een deel van de hersens
en niet in het verliefde hart
dat ik vijf jaar terug nog
in boomstammen sneed
zonder erbij na te denken
wat ik deed: zinloze
symboliek: een motor
van leven en bloedsomloop die straks na
de nu nog fatale aarzeling pijnloos
zal zijn te vervangen
door een neutraal zachtplastic kastje
naar het ontwerp van dr. DeBakey, die steeds
als een traan opwelt in zijn ooghoek, dit
wijt aan een vuiltje of een ui…
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 1 van 43