Dédain, onbenul en botte desinteresse
Ik was het afgelopen weekend in Nieuw-Haamstede. Een rustig plaatsje aan zee op Schouwen-Duiveland.
Na een tijdje merk je dat dit dorp volledig overheerst wordt door een enorme vuurtoren, die eruit ziet als een rood-witte zuurstok.
Een prachtige stok overigens, want de vuurtoren daar hoort bij de mooisten van Nederland.
Er speelde urenlang iets door mijn hoofd, want er was iets met die vuurtoren.
Maar wat?
VERGEEFS
Ik vroeg het daar in Nieuw-Haamstede aan diverse mensen. Vergeefs.
Maar ineens wist ik het.
De toren stond model voor het mooie bankbiljet van fl. 250,-- naar een ontwerp van Ootje Oxenaar. Eerder hadden we al De Snip van Fl. 100,-- en later De Zonnebloem van fl. 50,
Prachtige bankbiljetten, die overal in de wereld bewondering oogstten, maar af en toe ook tot verbazing leidden.
En weer speelde er iets urenlang in mijn hoofd.
Ook met dat bankbiljet was iets mis.
MAAR WAT?
Iedereen kende het bankbiljet nog, maar daar ’was verder toch niets mis mee’.
Het biljet werd overigens nauwelijks gebruikt. Kennelijk een incourant bedrag fl 250,-- Enigszins te vergelijken met de Eurobiljetten van 200,-- en 500,-- Hoewel dat wettige betaalmiddelen zijn, worden ze door veel bedrijven en winkelketens niet geaccepteerd.
Trouwens; het groene biljet van 100 Euro is ook nauwelijks in omloop.
Terug naar de vuurtoren. Ik moest lang in mijn 'archief' (gestapelde zakken & dozen) zoeken hoe het ook weer in elkaar stak. Maar toen kwamen de botheid, de desinteresse, het dédain en het onbenul weer helemaal boven.
Onder het lichthuis van de vuurtoren staan zeven regeltjes uit een gedicht zonder titel van J.J.Slauerhoff.
Dit gedicht is opgenomen in de bundel Verzamelde Gedichten. Bij de inhoudsopgave staat de eerst regel van dit gedicht cursief:
De golven slaan in woesten dans.
De Nederlandsche Bank vermeldde destijds ten onrechte dat de zeven regels kwamen uit het gedicht Kustland.
Hoe dat kan? Ach!
EEN EERLIJK ZEEMANSGRAF
Kustland verscheen oorspronkelijk in de bundel Een Eerlijk Zeemansgraf. Het werd opgenomen in de Verzamelde Gedichten en verscheen op een linkerpagina.
Het titelloze gedicht verscheen op de rechterpagina. De Mensen van de bank meenden dat het allemaal bij elkaar hoorde. Ze waren al lang blij, dat ze ergens het woord vuurtoren hadden aangetroffen.
De grote Slauerhoff-kenner Kees Lekkerkerker maakte zich destijds terecht nogal druk over al deze ’slordigheden’. Vooral toen bleek dat de dichtregels alleen maar op het biljet waren aangebracht als één van de vele maatregelen om te voorkomen dat het biljet kon worden nagemaakt.
De letters zijn zo klein (0.2 mm) dat ze met het blote oog niet eens te zien zijn. Met een heel goede loep zijn ze te lezen, hoewel het dan ook nog moeilijk is vanwege het geringe contrast. Het betreft hier namelijk paarse letters op een paarse achtergrond, die het voor eventuele namakers extra moeilijk maken om te reproduceren.
Hier is het complete gedicht:
De golven slaan in woesten dans,
De wolken stormen langs de zon
En breken op den horizon.
De vuurtoren staat in ’t geklots,
Fier op zijn eenzaamheid, zijn rots.
Alsof de zware stalen trans
Zich zonder hem niet welven kon.
Hier moest je zijn, woest mee te gaan
Met dat breed gelaten zwaaien
Van den boeg -in ’t wijde waaien,
Dat uit het ruim van over zee aan
Ons, vogelvrij, voorgoed ontvreemdt
Aan alles wat naar aarde zweemt.
Waarom paart zich aan dit bonzen,
Met week diep golfgeweld saamtreffend,
Niet een heviger zachtheid, onze,
Die gelijk zou dalen, heffen,
Aldoor machtiger voortgedragen
Tot een verrukkingsvloed zou stijgen
En, afgemat, weer met de adem
Van de zee zelve uit kon hijgen?