Valletta, een prachtige hoofdstad


(Door Rolf Weijburg)

In de late middag verscheen Malta aan de horizon. De enorme koepel van de Carmelite Church stak als een baken overal bovenuit. Langzaam gleed de ferry Valletta’s Grand Harbour binnen. Indrukwekkende bastions en hoge fortificaties schoven voorbij. Met erkers behangen huizen, kerktorens en -koepels en grote monumentale gebouwen staken boven de muren uit.
      Hier en daar kon je, terwijl we langzaam landinwaarts voeren, vanaf het bovenste dek de nauwe rechte straten van Valletta in kijken. Aan de oostkant staken drie lange landtongen, volgebouwd met huizen allemaal in dezelfde gelige kleur, als vingers het water in. The Three Cities. Er tussenin havens met grote zeeschepen. Kranen en nog meer kerken. Het was een indrukwekkend gezicht.

Niets mooiers dan in Malta aankomen per schip.

De ferry legde aan. Vrachtwagens en personenauto’s startten hun motoren. De meeste hadden Maltezer kentekens. Het schip zat aardig vol, maar in Italië, of in heel Europa for that matter, had ik nog nooit een Maltezer auto zien rijden. De wagens hobbelden de laadklep af en reden aan de linker kant van de weg langs de hoge gelige verdedigingsmuren naar huis.

Ik liep de boot af, Malta in.

STEMPEL

      In het douanekantoor kreeg ik een stempel met de poëtische vermelding “By Sea” in mijn paspoort.

      Gezien mijn onverwachte investering in Schotse stof in Catania, moest ik op Malta een zo goedkoop mogelijke overnachtingplaats vinden. Ik liep het douanekantoor uit en zag een eindje verderop een jongeman op een muurtje zitten. Ik sprak hem aan, legde hem min of meer mijn financiële situatie uit en vroeg of hij niet een super goedkope overnachtingplaats voor me wist.
      Hij nam me van top tot teen op.
”Ben je helemaal alleen op Malta? Helemaal uit Nederland en zonder geld?”
      Zijn blik verraadde een mengeling van afgunst, ongeloof en medelijden. Hij stelde zich voor als Marco Attard.

Ik vertelde hem over mijn reis, mijn fascinatie voor Malta en mijn avonturen op Catania.
      ”Why don’t you stay in my parent’s house?”, zei hij zonder aarzelen toen ik was uitverteld. “The Vincent House is het vakantiehuisje van mijn ouders. Keukentje, huiskamer, slaapkamer, zelfs een televisie. Aan de kust in Bugibba, een klein dorpje niet ver van Valletta. Uitzicht op St.Paul’s Island”

Hij had het zeker niet goed begrepen. Ik bedoelde meer een jeugdherberg of zo, iets wat echt heel goedkoop was. Gedeelde kamers geen probleem. Als het maar een dak en wat muren had.
      Maar natúúrlijk had het huisje van zijn ouders muren en een dak. Wat dacht ik wel? Bovendien kon ik er mijn eigen maaltijden koken en niks gedeelde kamers.
      ”It’s for you alone, and it’s for free! Ik moet alleen even de sleutels gaan halen.”

The Vincent House was een comfortabel onderkomen. Niet groot, maar van alle gemakken voorzien. Marco kwam ‘s avonds langs met flessen drank uit de reserves van zijn ouders, en nam zelfs enkele keren complete maaltijden voor me mee, door zijn moeder liefdevol op Maltezer wijze geprepareerd en stiekem het ouderlijk huis uit gesmokkeld. Zijn ouders mochten immers van mijn verblijf in het huisje niks weten.
      Overdag, als Marco naar school was, was ik toerist. Ik bezocht het prachtige Valletta natuurlijk, maar ook Mdina, Marsaxlokk, Birzebbuga en Zebbug. Ik ging naar Mosta en Naxxar en naar de cliffs of Dingli,
      Maar echt eenvoudig gaan de dingen nooit.

Direct na aankomst had ik op Malta bij de scheepvaartmaatschappij mijn terugvaart gereserveerd en bij die gelegenheid had ik mijn nieuwe adres in Bugibba achtergelaten. Gelukkig maar, want na een paar dagen kreeg ik van een in zwart leer geklede motorkoerier een telegram van de scheepvaartmaatschappij. De ferry naar Catania moest acuut in reparatie en zou pas over een week weer in de vaart worden genomen.

           

Ik had niet genoeg geld over om daar op te kunnen wachten en kreeg op het scheepvaartkantoor mijn geld voor de terugreis terug.

In de Times of Malta vond ik onder het kopje “Shipping News” een aantal schepen dat in de havens van Valletta lag en naar Italië zou vertrekken. Een middag lopen langs hoge scheepsrompen leverde in eerste instantie weinig meer op dan argwanende blikken en stellige afwijzingen maar uiteindelijk bij het onder Britse vlag varende containerschip Endeavor II, had ik beet.
      De kapitein was allervriendelijkst, ik kon zelfs gratis mee mits ik er geen bezwaar tegen zou hebben om een hut met een andere “verstekeling”, een jonge gevluchte Libische leraar, te delen. ’s Avonds, toen we op volle zee waren, nodigde hij ons uit voor een glaasje whisky in zijn eigen verblijf. Glunderend leunde hij achterover, keek ons aan, hief het glas en sprak de legendarische woorden:

“Ah, cosmopolitan lot as we are!”

Het Bruine Koffertje (Vervolg)

We voeren naar Reggio Calabria, op het puntje van de laars en zo’n 120 kilometer ten noorden van Catania. De verleiding was groot om maar direct door te treinen naar Nederland, maar ik ging terug naar Catania waar het Bruine Koffertje nog geduldig op me stond te wachten.
      Van de pensionbaas kreeg ik een kamertje zonder ramen en buiten zag ik alleen maar auto’s met Gianni, de Maltezer of allebei samen, langs rijden. Ik werd door ze achtervolgd op grijze Vespa’s en ze zaten me op alle terrassen te bespieden vanachter hun Corriere della Sera’s. Ik was er zeker van dat ze het Bruine Koffertje terug wilden. Maar dat ging zo maar niet!

‘s Avonds barricadeerde ik mijn kamerdeur en de volgende dag heel vroeg sloop ik naar het station en nam de allereerste Rapido naar Messina.

In Messina had ik een paar uurtjes vóór dat de trein naar Rome zou vertrekken en ik probeerde mijn kostbare Schotse schat te verkopen aan kleermakers die handig allemaal bij elkaar in een paar straatjes hun nering hadden. Niemand wilde de stof, niemand wilde er ook maar iets mee te maken hebben en uiteindelijk, na de laatste kleermaker aan het eind van de laatste straat, haalde ik de stof uit het Bruine Koffertje en smeet de rol van de rotsen naar beneden, de zee in. Het lege koffertje nam ik mee naar huis.

    

Ik ben nooit meer in Catania terug geweest.
      Maar wél op Malta.

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

 KliHIER voor alle afleveringen