De ultieme ‘’droom’’-bestemming

                      


TOBAGO CAYS

(Door Rolf Weijburg)

De Grenadine eilanden in de Caribische staat Saint Vincent & The Grenadines, het op elf na kleinste land ter wereld, hebben een enorme aantrekkingskracht op yachties, die met al dan niet lokaal gehuurde jachten de oostelijke Cariben langs zeilen. Veel Fransen die vanuit hun Caribische overzeese departementen Guadeloupe, Saint Barths of Martinique zee kiezen, maar ook Britten natuurlijk, Amerikanen en een keur aan andere nationaliteiten dobbert tijdens het seizoen langs de tot de verbeelding sprekende Caribische eilandparadijsjes.
      De Grenadines van Saint Vincent zijn voor velen een ultieme droombestemming: de eilanden liggen niet te ver uit elkaar, palmenstranden te over, een prachtige onderwaterwereld, goede ankerplekken en uitstekende voorzieningen.
      En bínnen die Grenadines zijn, zo vertelt menige gids, de Tobago Cays de absolute topbestemming.

Vanaf Mayreau stuurden we de catamaran oostwaarts naar de Tobago Cays, vijf onbewoonde eilandjes in een kraakheldere zee vol koraal en exotische vissen, veilig beschermd door twee enorme riffen, het Horseshoe Reef en het World’s End Reef.
      Langs wat verraderlijke ondieptes draaiden we tussen de eilandjes Petit Bateau en Jamesby door en ankerden tegenover Baradal eiland aan de rand van Horseshoe Reef.
      De eilanden waren weelderig begroeid en hadden allemaal idyllische strandjes. Omdat de Tobago Cays beschermd gebied is, woonde er niemand en was er geen bebouwing. Je zou er zo maar door een romantisch Robinson Crusoe gevoel overvallen kunnen worden.

Ware het niet dat er overal jachten lagen …

Werkelijk overal tussen de eilandjes en langs het grote rif lagen jachten. Het woord horizonvervuiling kwam bij me op. Het was een drukte van belang.
      Tussen de glimmende jachten scheurden boat boys heen en weer met hun boten die door de jaren heen steeds grotere buitenboordmotoren hadden gekregen.
      Het waren mannen uit Mayreau die goed verdienden aan de yachties door boodschappen voor ze te halen, vis aan ze te verkopen en verder alles te regelen wat er maar te wensen was.

De yachties zelf dobberden in hun dinghies tussen jacht en strand, of langs het rif om te gaan snorkelen. Dat deden wij ook natuurlijk. Ik zag het veelkleurige koraal en de scholen kleurige visjes, prachtige anemonen en lange naaldvissen die me met hun uitpuilende ogen verbaasd aankeken. Later klom ik naar het topje van Baradal eiland, waar ik een Duitser tegenkwam die er, clandestien, op een beschutte plek zijn tentje had opgezet.
      Voor veel mensen uit Mayreau was het zeiltoerisme weliswaar een welkome aanvulling op het schrale inkomen, maar de keerzijde van al die jachten is in de loop der jaren ook zichtbaar geworden: in de afgelopen tien jaar is de verontreiniging van het water en de kusten rondom de Tobago Cays enorm toegenomen. Maagdelijk zijn de eilandjes allang niet meer.


PALM & UNION

We lichtten het anker en voeren een paar kilometer naar het zuidwesten, naar Palm Island. Een klein eiland met drie heuveltoppen, een lang strand en een resort hotel.
      Het eiland werd ooit voor 99 jaar gehuurd door een rijke Texaan die het van Prune Island omdoopte tot Palm Island. Hij bouwde er een kleinschalig hotel dat hij tot zijn dood bleef runnen. Daarna werd het hotel overgenomen door een grote hotelketen, die er een luxe resort van maakte met comfortabele bungalows in de schaduw van een palmbomenplantage. We ankerden tegenover de steiger van het hotel. Erachter lag de receptie met een souvenirwinkel waar ik postzegels wilde kopen. Palm Island had ooit zijn eigen postzegels uitgegeven. Maar we waren te laat, de winkel was al gesloten.

Het is wat met die postzegels in Saint Vincent & The Grenadines. Het land gaf enorm veel postzegels uit, veel meer dan de 110.000 inwoners ooit voor frankering zouden gebruiken. Sterker nog, enige jaren terug was Saint Vincent & The Grenadines na Guinée en Guyana wereldkoploper als het ging om hoeveelheden uitgegeven postzegels. Allemaal voor de internationale filatelistische markt.
      Op het postkantoor in de hoofdstad Kingstown vond ik zegels waarop “Saint Vincent & The Grenadines” stond, maar er lagen ook zegels met alleen “Saint Vincent” en zegels waarop “Grenadines of Saint Vincent” stond vermeld. Bovendien hadden binnen de Grenadines de eilanden Mustique, Bequia, Union en Palm allemaal ooit hun eigen zegels uitgegeven.
      Ik wilde vanaf ieder van die eilanden een kaartje met de eigen postzegels versturen. Vanaf Saint Vincent en Mustique was dat gelukt, op Bequia hadden ze uitsluitend zegels van Saint Vincent & the Grenadines en toen we die avond op weg naar de Sunset Bar & Gril van het resort langs de receptie kwamen, kreeg ik te horen dat Palm Island, na die ene uitgifte, nooit meer zegels had uitgegeven. 

De ankerplaats werd bestookt door wind en golven waardoor de catamaran de hele nacht zwaar lag te rollen. Na een slechte nacht zetten we ’s ochtends vroeg koers naar het markante silhouet - waardoor het de bijnaam Tahiti of the Grenadines kreeg - van Union Island.

Union Island is met 2700 inwoners na Bequia het dichtstbevolkte Grenadine eiland. Het is het enige eiland in de Grenadines dat heeft geprobeerd zich af te scheiden van Saint Vincent. In de jaren zeventig was het er een poosje onrustig omdat opstandelingen op gewelddadige wijze aansluiting zochten tot Grenada.  De opstand werd onderdrukt door een speciaal uit Saint Vincent overgevlogen politiemacht.
      Er zijn twee dorpen op Union, Clifton en Ashton, die aan het begin van de vorige eeuw bijna geheel ontvolkt waren. Het bevolkingsaantal begon in de jaren zestig weer gestaag te groeien nadat een Fransman uit Martinique, André Beaufrand, bij Clifton een hotel, de Anchorage, bouwde en er een kleine airstrip bij liet aanleggen. Vliegveldje, beschutte ankerplaatsen voor jachten, een fijn hotel met uitstekend restaurant en de nabijheid van de parels van de Cariben, de Tobago Cays, bleken de juiste ingrediënten voor een succesvolle toeristische onderneming.

We ankerden in water van een ongelofelijke kleur en helderheid bij een groot rif in de baai van Clifton, het hoofdplaatsje van Union Island. Een eindje verderop stak de landingsbaan van het kleine vliegveld de zee in.
      We gingen aan land. De Anchorage was inmiddels een begrip geworden en het toerisme naar Union was enorm toegenomen. In het kielzog van al die toeristen had zich een heuse toeristenindustrie neergevleid in de smalle hoofdstraat van Clifton. Guesthouses, dive-clubs, excursiebureautjes, een bank, een tourist office, restaurantjes en barretjes stonden er zij aan zij.

Ook souvenirwinkels waren er natuurlijk en in één van deze winkels vond ik een aantal Philatelic Souvenir Sets, slordig in plastic verpakte kartonnetjes met niet alleen series kleurige Saint Vincent postzegels maar ook een aantal met zegels van Union Island én van Bequia.
      Navraag in het Clifton postkantoor in dezelfde hoofdstraat, leerde weliswaar dat het postkantoor geen Union Island zegels  verkocht, maar dat die zegels uit de souvenirwinkel wel gewoon voor post gebruikt konden worden.

En inderdaad, negentien dagen nadat ik een kaartje met Union zegels had beplakt en in de lokale brievenbus had achtergelaten, viel het op de deurmat van mijn huis in Utrecht.

We liepen het eiland rond. Naar Richmond Bay waar pelikanen indrukwekkende duikvluchten uitvoerden, tussen de bergtoppen Olympus en Parnassos door, waar geiten graasden op groene alpenweiden leek het wel. Naar het noorden toe waren er prachtige uitzichten over het ruige onbewoonde noordelijk deel van dit fraaie eiland.
      Ergens kwamen we een dame tegen die bloemetjes in de plooien van haar oogleden droeg. Echt waar. Probeer dat maar eens!

Toen liepen we Ashton in. Het stadje leek zich totaal van het toerisme te hebben afgekeerd. Geen restaurants of barretjes hier, geen souvenirwinkels, geen tourist office, geen toeristen. Slechts keurige huizen in lintbebouwing en aan de kust iets dat ooit als een groot project voor een marina moet zijn begonnen maar in de beginfase van de bouw al leek te zijn gestopt. Misschien wilden de Unionanen het wel zo houden: Clifton voor de toeristen, Ashton voor de Unionanen.
      Lopend langs de zuidkust terug naar Clifton zagen we beneden ons een aantal jongens cricket spelen. Vanaf het speelveld strekte een schitterend uitzicht zich uit tot aan het zuidelijkste eiland van Saint Vincent & The Grenadines, Petit Saint Vincent - in de volksmond Peesvee en ook al een resort - en het noordelijkste eiland van buurstaat Grenada, Petite Martinique.

We vertrokken. Noordwaarts zeilden we weer. Terug naar Saint Vincent en verder. Onderweg gooiden we bij Bequia het anker uit en kon ik met de dinghy aan wal om er een kaartje te posten met de op Union in een souvenirwinkel gekochte Bequiaanse postzegels die op Bequia niet te krijgen waren.

En inderdaad, het werkte: 21 dagen later lag het kaartje bij mij thuis.

  

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

 KliHIER voor alle afleveringen