=============================================================================================

De visumtruc

(Door Rolf Weijburg)

Als een koorddanser balanceert São Tomé in de Golf van Guinée op de evenaar. Het eilandje das Rolas hangt er als contragewicht nét onder, Príncipe zweeft er een stukje boven.
      Ook de nul-meridiaan is niet ver weg en de inwoners van São Tomé en Príncipe wijzen de argeloze reiziger er dan ook graag op dat het land daardoor in het centrum van de wereld ligt.

'
"Centrum van de wereld"

Het zijn prachtige vulkanische eilanden, overgroeid met dichte jungle en bezaaid met de harde basalt overblijfselen van oude vulkanen die als pilaren in het landschap staan. Rondom liggen de lieflijkste met palmen omzoomde stranden.
      Smalle weggetjes kronkelen langs cacaoplantages met vervallen plantagehuizen en door Portugees koloniale dorpen.
Een tropisch paradijs dat met zijn 1001 km2 landoppervlak het grootste is van de 25 kleinste onafhankelijke landen ter wereld, 42 keer zo klein als Nederland.


Harde geschiedenis

Maar de kleine republiek kent een harde geschiedenis van uitbuiting en onderdrukking tijdens vijfhonderd jaar Portugese overheersing en vijftien jaar Marxisme
      Eerst als belangrijke suikerproducent, later als tussenstop op de slavenroute naar Amerika en weer later als koffie- en cacaoproducent verkeerde São Tomé in constante spanning tussen de Portugezen en de veelal uit Angola weggehaalde zwarte bevolking. Opstanden werden regelmatig hardhandig en bloedig onderdrukt.
      Portugal hield met ijzeren greep zijn feodale heerschappij over de eilanden in stand. Pas vanaf 1974 toen het regime van Salazar in Portugal ten val was gebracht, werden de Portugese koloniën losgelaten en in 1975 werd São Tomé en Príncipe een onafhankelijke republiek.


Marxistische kameraden

Vrijwel direct verlieten alle Portugezen en andere Europeanen het land en bleef de jonge republiek min of meer bankroet achter. Zonder geschoolde arbeiders, leraren of doktoren. De plantages raakten in verval, inkomsten waren er nog nauwelijks en São Tomé wendde zich gedesillusioneerd tot het Oostblok.
      Russische adviseurs werden aangetrokken, Cubaanse artsen, Oost-Duits technisch personeel en een hele rits Oostblok ambassades openden hun deuren. Zelfs een Noord-Koreaans Consulaat werd er geopend. São Tomé werd een Democratische Volksrepubliek en de strategische ligging in olierijk gebied garandeerde hulp en eeuwige trouw van de Marxistische kameraden.
      De plantages werden genationaliseerd. Grondbezit aan banden gelegd. De enkele hotels waren “teruggegeven aan het volk” en toeristen werden als pottenkijkers geweerd door een streng visabeleid dat erop neerkwam dat niemand meer zonder officiële uitnodiging het land in kwam.

De Nederlandse diplomaat-auteur F. Springer schreef een prachtig kort verhaal “Een glimlach in september” over hoe hij in die tijd als ambassadeur in Angola op São Tomé zijn geloofsbrieven kwam overhandigen en vergeten werd in een door permanente mist omhuld vervallen en telefoonloos plantagehuis ergens ver weg boven op een berg.
      São Tomé was een gesloten land waar paranoia heerste. De vijand was immers overal. Waakzaamheid was geboden. De Milities van het Volk hielden toezicht op de burgers.
      Terwijl Príncipe als “militair gebied” van de rest van het land werd afgesloten, werden er op São Tomé vreemde regels ingesteld in het Belang van de Natie. Zo was het verboden om ‘s avonds op de boulevard van São Tomé-stad een sigaret te roken: men zou eens kunnen proberen via het brandende puntje van de sigaret lichtsignalen te zenden aan voor de kust verscholen vijandige onderzeeërs....


Boulevard

Het was niet eenvoudig om een visum te bemachtigen voor dit hermetisch gesloten Marxistische eilandrepubliekje. Een politiek die uitsluitend mensen met familiebanden of op officiële missie een bezoek aan het land toestond en het feit dat de republiek slechts vijf ambassades over de hele wereld bezat, maakten een visum voor São Tomé zeer zeldzaam. Maar in Libreville, Gabon, was het met enige inventiviteit en een beetje toeval dan toch gelukt.
      Op de ambassade die was gevestigd in een klein pand in de buitenwijk Akebe, vulden we de visumaanvraagformulieren in. Toerisme kon niet worden opgegeven als reden van een bezoek aan het land. Toerisme was officieel verboden. Iedereen die naar de eilandrepubliek wilde afreizen diende op zakelijke of officiële missie te zijn en een contactpersoon in São Tomé te hebben.


Inviting the World at Home

Onder het kopje “Missie in São Tomé” vulden we “Posterijen” in. Bij “Contactpersoon in São Tomé” schreven we “Izidro Machado Pereira”.

Het was 1981 en ik was in die tijd al enige jaren bezig met een wereldwijd mail-art project,“Inviting the World at Home”, waarin ik vanuit alle door internationale grenzen omgeven gebieden ter wereld een postkaartje probeerde te ontvangen.
      Vanuit São Tomé had ik ook zo’n kaartje ontvangen.
Dat was verzonden door de directeur van de Santomese posterijen, de heer Izidro Machado Pereira.

Hij had een vriendelijk woordje op de achterkant van het postkaartje geschreven en ik dacht dat het geen kwaad kon om deze aardige man als contact op te geven.

We ondertekenden de formulieren, deden er ieder drie pasfoto’s bij, betaalden het equivalent van tachtig gulden en liepen in de tropische hitte terug naar het centrum.
      Drie dagen later zat dezelfde ambassademedewerker achter de balie en begroette ons vriendelijk. “U komt voor de visa? Neemt u even plaats dan zal ik uw paspoorten gaan halen.”
      De man verdween in een kamer. Wat zenuwachtig gingen we zitten.  Zou het lukken? Zouden we écht een visum voor dit geheimzinnige landje krijgen?

Daar vloog de deur weer open. Een heer in keurig pak stapte met een brede grijns naar de balie toe. Hij had onze twee paspoorten bij zich en boog ver over de balie heen om ons de hand te kunnen schudden.
      “Welkom, welkom!”zei hij op enthousiaste toon.“Ik ben de ambassadeur. Wat fijn dat ik u ontmoet! Het is mij een waar genoegen u een visum te mogen verstrekken zodat u onze gemeenschappelijke vriend Izidro kunt bezoeken. Hoe is het met hem? Ik heb hem al zó lang niet meer gezien!”

We mompelden dat we dachten dat het wel goed met hem ging. Dat wij hem ook al zo lang niet gezien hadden.
      “Ach, ja. De tijd gaat zo snel. Ik studeerde in Lissabon. Izidro ook. We waren onafscheidelijk. Ook later in São Tomé zagen we elkaar erg vaak. Maar sinds ik bij de diplomatieke dienst werk en bijna altijd in het buitenland zit, zie ik hem nog maar erg weinig. Ach, het lijkt eeuwen geleden. Doet u hem vooral de hartelijke groeten! Ik wens u een zeer goede reis!”

Het Visum

Hij stak zijn hand op en weg was-ie weer.

Door een wel heel toevallige samenloop van omstandigheden leek de eerste hindernis genomen: we hadden een prachtig visum in onze paspoorten.
      Nu konden we ons vol overgave storten op het volgende probleem dat een bezoek aan het op vierentwintig na kleinste land ter wereld in de weg stond.
      De Democratische Republiek São Tomé e Príncipe was niet te bereiken.

Een wekelijkse retourvlucht van Portugal naar Angola met een tussenstop in São Tomé was de enige verbinding van de republiek met de buitenwereld. Vanuit het nabijgelegen Gabon was er geen enkele reguliere verbinding met dat stukje Marxisme in de Atlantische oceaan.
      Niet per vliegtuig. Niet per boot.

(Wordt vervolgd)

 

 


Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld


Kl
iHIER voor alle afleveringen