Een gedenkwaardige ontmoeting

(Door Rolf Weijburg)

We hadden heerlijk geslapen in de logeerkamer van de Gabonese ambassade in de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe, het op 24 na kleinste land ter wereld. De huishoudster had ons ontbijt klaargemaakt en toen we aan de koffie zaten kwam Denis Alexis Vouaya, de conseiller, ons begroeten.
      Hij overhandigde ons zijn visitekaartje.
“Mocht u tijdens uw verblijf nog moeilijkheden ondervinden, dan kunt u altijd met mij contact opnemen.”

 

Het was een kaartje van toen hij nog op de Gabonese ambassade in Argentinië werkte, -“Het is nog niet gelukt om nieuwe visitekaartjes te laten drukken”- waarop hij met balpen het Santomese adres had geschreven.
      Sinds een haf jaar was hij als conseiller overgeplaatst van Buenos Aires naar São Tomé. De Ambassadeur was vanuit Buenos Aires overgeplaatst naar de Gabonese ambassade in Malabo, hoofdstad van het naburige Equatoriaal-Guinea, misschien wel het meest corrupte land ter wereld. Er was daar toen nog geen olie gevonden en de overplaatsing was waarschijnlijk niet echt een promotie.

Een kleine maand eerder hadden we de ambassadeur in Malabo (Linksboven op eiland Bioko) ontmoet. Het was een gedenkwaardige ontmoeting …

      Bijna iedere dag bij het vallen van de avond zat hij daar. De ambassadeur van Gabon in zijn voortuintje in Malabo. In keurig pak gestoken en zittend op een witte plastic tuinstoel aan een metalen klaptafeltje. Een glas whisky binnen handbereik. Een transistorradiootje stond altijd aan, maar de ambassadeur zat er immer emotieloos bij. De residentie en tevens ambassade bevond zich direct aan de route tussen ons hotel en het centrum van Malabo. Nooit groette hij of keek ook maar op als we langskwamen.
      Op een ochtend liepen we het voortuintje in. Zoals zo vele huizen in Malabo, zag ook dit huis er uit alsof het geen bewoners had. Een deur aan de zijkant van het huis stond open. Erachter verdween een donkerbruine trap langs vaalgele muren naar boven.

Daarboven in de hal zat de receptionist van de Ambassade van Gabon in Equatoriaal-Guinea. “Bonjour messieurs dames, waarmee kan ik u van dienst zijn?” vroeg de receptionist.

"Ik wil graag een visum aanvragen voor een verblijf in de republiek Gabon", antwoordde ik.

"Wat is uw nationaliteit?"

"Nederlands.”

“En mevrouw?”

“Française, ik heb geloof ik geen visum nodig."

"Dat is correct. U wel inderdaad meneer, als Nederlander. Ik moet even de ambassadeur raadplegen. Heeft u een ogenblikje?" De man opende een deur en verdween. We hoorden wat gemompel waarna hij weer tevoorschijn kwam.
      "Zijne Excellentie de Ambassadeur wil u graag even spreken. Wilt u binnenkomen?"

We stapten de kamer in en de receptionist sloot de deur achter ons. We bevonden ons in een grote vierkante ruimte. Er zaten tralies voor de ramen. Er stond een bijna lege boekenkast, een viertal stoelen, een groot bureau met daarop een bakelieten zwarte telefoon, een plastic pennenbakje en een Gabonees vlaggetje op een standaard. Een ventilator zwaaide zware lucht door de kamer. Natuurlijk hing Gabon’s President Omar Bongo strak ingelijst aan de muur. Achter het bureau zat de ambassadeur. Hij keek ons met een fronsende, wat geërgerde blik aan. Hoewel hij ons toch al vaak gezien zou kunnen hebben, was er geen enkel teken van herkenning.

"Goedemorgen. Wat is er allemaal aan de hand?"

"Hoe bedoelt u?"

"Nou, waarom moet u zo nodig naar Gabon? Wat hebt u daar te zoeken?"

"Wij zijn een rondreis door equatoriaal Afrika aan het maken. Daarbij willen we ook graag uw land Gabon aandoen. We hebben gehoord dat het er erg mooi is."
      "Ja, mooi, ja. Maar toch. U moet weten dat wij mensen met de Nederlandse nationaliteit niet zomaar zonder meer in Gabon kunnen toelaten. Hoe denkt u eigenlijk naar Gabon af te reizen? Gaat u per vliegtuig of heeft u een auto?"

"Nee, geen van beide. Misschien nemen we de boot naar Bata, dan over land door Rio Muni en bij Cocobeach Gabon in. We reizen met het openbaar vervoer. Taxi brousse."

"Taxi brousse?"

"Ja, zoals iedereen."

"Tja, maar dat is toch wel zeer ongebruikelijk. In Gabon hebben alle blanken auto’s. Nee, ik weet het niet. Ik zie weinig redenen om u een visum te verstrekken."

Hij leunde achterover. De armen over elkaar. Een gezicht alsof het laatste woord gezegd was. Toen opeens, alsof hij een ingeving kreeg, boog hij weer voorover, keek naar Catherine en zei: "Madame, en u dan? Bent u ook van plan om door die ongeciviliseerde jungle van Rio Muni te reizen? En ook nog per taxi brousse? Dat is toch niks voor een dame."
      "Nou," zei Catherine, "dat valt wel mee. Het is niet erger voor mij dan voor een ander. Maar ik heb de Franse nationaliteit en kan dus, dacht ik, in ieder geval zonder visum Gabon in, niet?"

Het gezicht van de ambassadeur klaarde zienderogen op. Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. "Aha! Madame est Française. Ik dacht dat u ook Nederlandse was. Nee, de Fransen zijn onze beste vrienden, die kunnen komen en gaan zoals ze willen. Dat is werkelijk geen enkel probleem, laat daar geen misverstand over bestaan. Waar komt mevrouw precies vandaan?"

"Uit Parijs."

"Parijs! De Lichtstad. De stad van het échte leven." Zijn gezicht kreeg wat dromerigs.

"Ach, Parijs”, mijmerde hij. “ Toen ik daar nog op onze ambassade werkte. Dát was pas leven. Parijs. Montmartre, Champs-Élysées, de Seine. Fauchon. Ja, Fauchon, kent u Fauchon? Wat men daar toch al niet kon kopen. De heerlijkste lekkernijen haalde ik daar. Kaviaar, foie-gras en allerlei soorten kaas. Soms kocht ik er bonbons. In een heel klein zakje. Erg duur. Zeer exquise. Uitzonderlijk lekker waren die. Ach, Parijs.” Hij sloot eventjes de ogen.
      “Hier in Equatoriaal-Guinea staat het vol met verwaarloosde cacaoplantages, maar bonbons zijn er niet eens te krijgen. Dat zou hier ook niet kunnen, trouwens. Die zouden direct smelten in deze tropische hitte want ze hebben misschien maar twee ijskasten in dit land. Hahaha. Ja, twee ijskasten in het hele land en één ervan staat hier in mijn huis! Hahaha!”
      Zijn bulderende lach kaatste tegen de kale muren.

Hij wendde zich opnieuw tot Catherine.
      “En wat moet u dan toch hier in dit land, Madame? U, een Française! U kunt toch beter naar Gabon gaan. Naar Libreville. Daar vindt u de dingen die u nodig heeft. Dat is een geciviliseerde stad. Net als Parijs, alleen wat kleiner. Of Buenos Aires, kent u Buenos Aires? In Argentinië? Ook daar was ik ambassadeur en ook daar is alles te koop, net als in Parijs. Ze hebben heel veel koeien in Argentinië. Maar daar maken ze geen melk van zoals die Nederlanders doen. Nee, niks melk. Vlees! Die koeien eten ze daar gewoon op! Enorme stukken vlees krijg je daar in de restaurants, heerlijk mals vlees. Er is daar weelde en overvloed. Daar komt een mens tot leven. Net als in Parijs of Libreville. Maar hier…? Apenvlees eten ze hier, bushmeat, niks koeien. Madame, ik kan u maar één ding aanraden. Gaat u hier toch weg. Gaat u toch naar Libreville."

 "Ja, maar wij reizen samen. Als u mijn partner geen visum kunt geven kan ik ook niet naar Gabon."

De ambassadeur ging weer recht achter zijn bureau zitten. De situatie drong langzaam tot hem door.

"Nee, nee, dat kan niet”, zei hij nadenkend. “U heeft gelijk. Deze meneer moet een visum krijgen. Het zou onverantwoord zijn u, een Française, alleen door die onderontwikkelde jungle te laten reizen. Ik ga kijken of ik wat voor uw reisgenoot kan doen. Heeft u de formulieren al gehad? Ndoya!"
      De deur ging onmiddellijk open. De receptionist stak zijn hoofd door de deuropening.
"Ndoya, deze Franse dame wil graag een visum aanvragen voor deze meneer. Zij heeft twee aanvraagformulieren nodig."

Tegen Catherine zei hij: “U kunt de formulieren hiernaast invullen, Madame. Twee pasfoto’s van meneer erbij en ik zal zorgen dat het visum over twee dagen klaar is. Ik wens u een zeer aangenaam verblijf in Gabon, au revoir Madame.”

Amper een kort knikje kreeg ik van hem. 

  

 


Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld


Kl
iHIER voor alle afleveringen