Een kleine Marxistische plaats

(Door Rolf Weijburg)

São Tomé, de hoofdstad van de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe, het op 24 na kleinste land ter wereld, was ook één van de kleinste hoofdsteden ter wereld. Het hele land telde in 1981 krap 80.000 inwoners en de stad was niet meer dan een charmant Portugees provincieplaatsje met een enorme rits Oostblok ambassades.
      Slechts één restaurant was er in de stad, de Omstep, dat iedere avond een standaard driegangenmenu serveerde. Als je wilde mee-eten moest je er wel stipt om zeven uur zijn want om kwart over zeven was het eten op en om acht uur ging de tent weer dicht. Er was ook nog de Clube Nautico, een uitspanning aan zee aan de rand van het zwembad, waar je af en toe een sandwich kon krijgen en waar de hele dag door heerlijke koffie werd geschonken.

Souvenirs waren er niet in dit gesloten landje, maar bij de koffie in de Clube Nautico, serveerden ze het perfecte souvenir.

Lepeltje

Doordat ik voor mijn postproject “Inviting the World at Home” ooit een kaartje ontving van de directeur van de post in Sào Tomé en in Gabon zijn naam gebruikte om een visum aan te vragen, waarna bleek dat de ambassadeur een oude vriend van de directeur was, kregen we zonder verdere vragen een visum voor dit voor toeristen gesloten land.


Kaartje

Een bezoekje aan het postkantoor was daarom het eerste wat we deden. Een jonge vrouw begeleidde ons naar de bovenste verdieping waar Izidro Machado Pereira kantoor hield. We werden met alle egards ontvangen en vertelden ons verhaal. Izidro herinnerde zich het kaartje dat hij had verstuurd en vond het een prachtig project.
      De groeten van de ambassadeur in Libreville verheugden hem zichtbaar. Hij had zijn grote vriend al zo lang niet meer gezien, hoe was het met hem? Maar we konden hem weinig vertellen.
      Bij het afscheid liep hij met ons mee naar beneden en riep een jongeman, die in een kantoortje achter een oude typemachine zat.
“Dit is Jaime, Jaime de Menezes, hij zal u tijdens uw verblijf in São Tomé overal in bijstaan. Met zijn auto kan hij u brengen waar u wilt.”

We namen afscheid en liepen met Jaime mee naar zijn auto, een oude rode Volkswagen kever. Zonder voorruit.


Vlag

Er was natuurlijk weinig verkeer in zo’n kleine en ook nog Marxistische stad. Maar het complete wagenpark, plús fietsers en voetgangers, kwam twee keer per dag, om zeven uur ‘s ochtends en om zes uur ‘s avonds, tot een totale stilstand. Dan klonk het geschal van een trompet die de eerste strofen van het volkslied speelde tijdens het hijsen of strijken van de nationale vlag.
      Mensen stonden stil op de trottoirs en salueerden, fietsers stapten af, automobilisten zetten hun motoren uit en stonden naast hun auto midden op de weg. Als een film die even stil werd gezet. “Nation building” ten voeten uit.


Old City Map

Jaime liet ons de stad zien.

We reden door keurige straten met pastelkleurige Portugese huizen. De straten hadden trottoirs en straatverlichting.
      Er leek een functionerend bussysteem te zijn met echte bushaltes en kleine compacte bussen. Er waren maar weinig auto’s, veel mensen reden fiets en er was dan ook nauwelijks stedelijk lawaai.
      Het was alsof iedereen rustig zijn gangetje ging, heel relaxed en gemoedelijk. Leve leve, wat zoiets betekent als kalm aan, was dan ook een veel gebezigde uitroep.


Kathedraal

We reden langs de grote kathedraal en enkele mooie Portugees koloniale bestuursgebouwen, maakten een wandelingetje over de markt waar maar weinig te koop werd aangeboden.

Praca

 

Afgeplakte logo's

In een soort kantoorboekhandel kocht ik de enige verkrijgbare kaart van het land, daterend uit de Portugese tijd met afgeplakte Portugese logo’s en doorgestreepte koloniale termen. Ook de nationale krant,” Revolução” een weekblad van een tiental pagina’s, kocht ik er.

Over het algemeen waren de meeste winkels in de stad slecht bevoorraad, vooral de levensmiddelenwinkels waren zo goed als leeg. De meeste verkochten slechts blikjes Marokkaanse sardines, olie en rijst. Vreemd genoeg kon je overal Hongaars wc-papier kopen: het gerucht ging dat een ambtenaar zich in de nullen vergist had en er nu honderd keer te veel wc-rollen waren ingevoerd.
      Ook de vele barretjes hadden weinig te bieden. Een soort lokale rum was meestal wel voorradig maar verder was er behalve een verdwaalde fles Martini of een verroest blikje vruchtensap niets te krijgen. Het was een land zonder Coca Cola en een land zonder bier.
      Dat was eigenlijk wel bijzonder voor een land in Afrika waar je over het algemeen op de verst verwijderde de plekken toch altijd wel een, zij het warm, biertje kon krijgen. Er was wel een brouwerij, Rosema, maar die kon door gebrek aan grondstoffen niet aan de slag.


Boulevard

“Daar, in dat schip zit de grondstof die wij nog missen voor de bierproduktie”, zei Jaime toen we samen over de balustrade van de boulevard leunden en naar een schip tuurden dat in de baai voor anker lag. Het schip lag al dagen voor de kust en er werd volop gespeculeerd over de inhoud van zijn ruimen. Meel of hop, wapens of machines, blikvoer of nog meer wc-papier.
      Een paar dagen later werden we gewekt door het geluid van flessen. Voor ieder café stond een vrachtwagen leek het wel, en met vereende krachten werden houten kratten vol flessen bier de cafés binnen gedragen. Barretjes verschenen waar niemand ze had verwacht, tafels en stoelen werden op de trottoirs gezet. Er was bier! Het leven was weer waard geleefd te worden. De cafés en bars stroomden vol, de terrassen werden massabijeenkomsten. Heel São Tomé werd dronken.

De hoofdstad had zich gelaafd.
      De volgende dag was het bier op.

  

 


Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld


Kl
iHIER voor alle afleveringen