Een vreemde ommekeer


“How’s life in Majuro? “

(Door Rolf Weijburg)

Het is ook weer niet zo dat 70 jaar claims, rechtszaken en protest helemaal niets heeft opgeleverd.
      De Bikinianen kregen miljoenen aan uitkeringen, schadevergoedingen en voorschotten van de Amerikaanse overheid. Daarnaast is Kili eiland - maar ook het in Majuro atol gelegen minuscule Ejit - voorzien van elektriciteit, air-conditioning en stromend water. Kili eiland heeft bovendien een airstrip, hoewel er zelden een vliegtuig landt (de nationale luchtvaartmaatschappij wordt niet voor niets Air Maybe genoemd). Maar toch, het zijn allemaal verworvenheden die de meeste van de andere eilanden in de Marshalls ontberen.

      Ondanks dat blijft het waar dat de Bikinianen hun adoptieve overbevolkte eiland Kili waar de meesten sinds 1948 wonen, vanwege de onmogelijkheid om door de branding te breken en te gaan vissen en het gebrek aan ruimte voor enige landbouw, terecht een gevangenis blijven noemen. Dat hun thuiseiland Bikini nog steeds onbewoonbaar is en nooit grondig is schoongemaakt. Dat de eilandbewoners gebukt gaan onder ernstige ziektes, nog steeds miskramen krijgen en voortijdig sterven als gevolg van de radioactieve straling na de atoomproeven.
      De protesten gaan daarom gewoon door.

(De Marshall Islands Journal, 6 maart 2020)

Lifestyle

“De enigen die hier nog een beetje geld hebben zijn de Bikinianen!”
      De taxichauffeur keek wat nors voor zich uit.
How’s life in Majuro?” had ik hem gevraagd, en hij had geantwoord dat er niet zo veel gebeurde, maar dat het goed was. Het wordt er wel steeds duurder, moest hij toegeven, alles moet worden ingevoerd en het feit dat de Amerikaanse dollar de nationale munt is, maakt het allemaal waarschijnlijk niet goedkoper. Er is vooral veel te weinig werk en daarom heeft niemand hier geld. Behalve de Bikinianen dus.
      Er heeft zich een vreemde ommekeer voorgedaan. Waren de Bikinianen in de jaren vijftig de mensen waar niemand mee wilde ruilen, tegenwoordig worden ze met een beetje jaloezie bezien. Oké, ze hebben flinke ellende achter de rug, ze zijn ziek geworden en hebben hun eiland verloren, maar nu zijn ze eigenlijk een stuk beter af, financieel in ieder geval, dan veel van hun landgenoten.

      “En kijk, onder ons gezegd, bijna iedere nu levende Bikiniaan is nog nooit op Bikini geweest en als je het mij vraagt zullen ze er ook nooit terugkeren. Het is een droom, die lang geleden misschien realistisch leek, maar nu niet meer. Die terugkeerdroom houden ze wel koppig in stand. Dat is hun goed recht natuurlijk, maar ondertussen levert het ook wel mooi een hoop geld op! Slachtofferschap is handel. En hoe meer geld ze hebben, hoe meer ze aan luxe gewend raken, hoe minder ze terug willen naar hun traditionele lifestyle op Bikini ...”

      We waren het vliegveld voorbij en draaiden het graspad bij Joe’s huis op. Het was bijna donker.

Vlucht

Die ochtend waren we met een vlucht van Nauru Airlines vertrokken vanuit Tarawa in het naburige Kiribati dat net als de Marshall Islands één van de vier atolstaten ter wereld is en onder de stijgende zeespiegel zou kunnen verdwijnen.

Na een voor de Pacific zeer korte vlucht van iets meer dan een uur, kwam Majuro atol waarop de hoofdstad van ’s werelds op zes na kleinste land ter wereld de Marshall Islands ligt, in zicht.


Airport

Het Amata Kabua International Airport is ongeveer net zo breed als het eiland, dat behalve aan de twee wat dikkere uiteinden Rita (vernoemd naar actrice Rita Hayworth) en Laura (vernoemd naar actrice Lauren Bacall) nergens meer dan 100 meter breed - en meestentijds veel smaller- is. Er loopt één enkele weg overheen: 57 kilometer lang. Toen het vliegveld gebouwd werd was er niet genoeg ruimte meer over om er ook nog een weg naast te leggen, en op deze plek moest er extra land worden bijgestort.

      “In het begin, toen het nieuwe vliegveld er net lag, was er helemaal geen weg, toen reden we gewoon over het vliegveld en ging er ergens een slagboom naar beneden als er een vliegtuig landde of opsteeg, maar nu is er deze bypass.” Joe reed zijn vette zwarte RAM pick-up truck met het lokale slakkengangetje van 25 km per uur naar het westen. Niemand reed harder dan dat.

      Joe was één van de drie aanbieders van een Airbnb in de Marshall Eilanden en wij waren zijn gasten.  Hij was ons komen ophalen op het vliegveld en reed ons naar zijn huis dat net ten westen van het einde van de landingsbaan lag. Hier begon volgens de eilandbewoners countryside.  Oostwaarts vanaf het vliegveld, het meest geürbaniseerde deel van Majuro, werd Downtown genoemd.

Joe's Place

We draaiden links de weg af en stopten bij een ruime groene villa op palen, die net als alle andere huizen op dit smalle eiland, uiteraard aan zee stond. Joe liet onze kamer zien, we konden de keuken gebruiken zo we wilden en moesten verder maar gewoon doen alsof we thuis waren.
      We wilden wat spulletjes gaan inkopen voor het ontbijt en Joe nam ons mee naar de supermarkt.
“Ik moet toch die kant op, hoef je niet te lopen en zie je meteen waar het is.”

      Weer terug langs het vliegveld en verder richting downtown, tot aan een op zee doodlopend zijweggetje, waar opeens twee redelijk moderne flatgebouwen stonden. Vreemd in dit land waar alles laag en plat is en de kokospalmen overal bovenuit steken. K&K Island Pride stond er op de winkel. Kandrikdrik kon Yokwe (Deel het weinige voedsel dat u heeft met liefde) was het voor een winkelketen wel wat overdreven romantisch - ideologische onderschrift.

      Op de deur hing een briefje.
“Helaas zijn wij vandaag vanaf 16 uur gesloten vanwege een personeelsfeestje”.

      Het was vijf over vier. Joe was alweer weggereden.

Iemand zei dat er verderop nog een K&K was, maar dat ze daar waarschijnlijk hetzelfde feestje aan het vieren waren.
      “Payless Supermarket, Downtown, is your best bet.” Daar moesten we wel met een taxi heen.

Taxi’s in Majuro zijn er genoeg. Ze rijden heel langzaam, het zijn allemaal shared taxi’s, dat wil zeggen dat je meestal niet alleen in de auto zit maar met maximaal vier anderen, het zijn bijna allemaal Hyundai personenauto’s en ze zijn regelmatig zwaar gehavend. Ze rijden met z’n allen met 25 kilometer per uur die ene weg op en neer dus je hoeft nooit te zeggen waar je heen wilt, zolang je maar aan de goede kant van de weg in stapt kom je altijd waar je moet zijn. Iederéén neemt de taxi. Vaak rijden de vrienden of familieleden van de taxichauffeurs een paar stukjes mee en als de scholen uitgaan zitten alle taxi’s vol met scholieren.

      Als je verder dan het vliegveld wilt, moet je dat wel even melden want de weg gaat na het vliegveld nog dertig kilometer door. Je betaalt dan ook meer uiteraard. Zolang je echter ten oosten van het vliegveld blijft kost een ritje 1 US$, ongeacht hoever je blijft zitten en mocht je ergens onderweg even snel iets willen kopen dan kan dat ook altijd. De chauffeur zet de auto dan eventjes aan de kant van de weg en geen medepassagier die zal protesteren. Heel relaxed allemaal.

Taxi

Over de hoofdweg hobbelde een onophoudelijke stroom auto’s als in slow-motion voorbij. Geen scooters zoals in Kiribati of Tuvalu, nee, allemaal auto’s. We hielden een taxi aan en reden naar de Payless Supermarket (Ha! Payless? Pay more!), deden onze inkopen en namen een andere taxi voor de terugweg. Toen de laatste passagier was uitgestapt vroeg ik de chauffeur:

How’s life in Majuro?


 

Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen