Brievenbus: Brugstraat 1 Stampersgat


Op de pedagogische academie wilde Louis Bovée (Stampersgat 1950) één ding: journalist worden.
      Tijdens zijn onderwijzersopleiding in Oudenbosch werd hij door Dagblad De Stem gevraagd voor het (sport)correspondentschap van West-Brabant.
      Ik was daar toen -jong- redacteur, maar Louis beschouwt mij altijd nog als één van zijn leermeesters.
Halverwege de jaren zeventig trad hij in vaste dienst van Brabants Nieuwsblad. Daarna werkte hij enige tijd op de binnenlandredactie van het Algemeen Dagblad.
      Sinds 1981 staat Louis op de loonlijst van tijdschriftenuitgeverij Audax.
Hij mocht van dat bedrijf deze zomer, in eigen beheer, het magazine Tour Express maken.
      Die uitgave (nog te koop in kantoorboekhandels) kreeg een vleiende recensie van bladendokter Rob van Vuure in de Volkskrant.
Vijf jaar geleden schreef Louis, in samenwerking met de volkszanger, de biografie over Frans Bauer.

 

 

Zeven foto’s, zeven herinneringen

 

Vanaf mijn tiende jaar benaderde ik bekende Nederlandse wielrenners met een op een schrijfmachine getikte brief voor een foto; het liefst gesigneerd.
      Een postzegel voor ’retourpost’ voegde ik toe.
Vrijwel elke coureur reageerde.
      Hierbij: 7 foto’s uit de jaren zestig en 7 persoonlijke herinneringen.

 

 

GERBEN KARSTENS

 

                       

 

De Leidse notariszoon, zoals hij in de media werd genoemd, koerste zestien jaar op het allerhoogste niveau.
      Tien keer startte hij in de Tour, zes keer boekte hij een ritzege.
De Karst was een markante persoonlijkheid, iemand die journalisten om zijn vingers wond door ’zaken’ wat uit te vergroten.
      Ik heb Gerben (inmiddels 70 jaar) enkele keren geïnterviewd. Dat was in de tijd dat sporters verhalen van tevoren niet hoefden te lezen.
Hij vond het allemaal best wat ik schreef, onder meer dat ik zijn uitspraak afdrukte dat ”bijna alle toprenners vreemd gingen.”
      Zorgde voor wat ophef, tweede helft jaren zeventig. Karstens haalde er lachend de schouders over op.

 

 


JOS VAN DER VLEUTEN

 

                     

 

 

Ik weet nog hoe ik schrok toen ik dinsdag 6 december 2011 op Teletekst las dat Jos van der Vleuten (68) in zijn vakantiehuis in de Dominicaanse Republiek aan een hersenbloeding was overleden.
      Twee maanden daarvoor sprak ik De Vleut voor het laatst, bij de Tourtocht Francinus De Wind, een actie voor het Goede Doel in Waalwijk.
Jos startte zes keer in de Tour. In 1965 en 1966 gebeurde dat in het shirt van Televizier.
Ploegleider Kees Pellenaars legde hem strikte stalorders op.
      Hij moest zich wegcijferen voor Jo de Roo en Henk Nijdam, de kopmannen, en als hij zich een dag ’topscherp’ voelde, mocht hij voor eigen kans rijden. Later maakte hij naam als meesterknecht van Jan Janssen.

 


HENK NIJDAM

 

                   

 

Vader van Jelle. Henk won drie Tourritten, zijn zoon - tegenwoordig brandweerman te Doetinchem - het dubbele aantal.
      Henk was een bescheiden man. Gek op wielrennen, niet gek op de schijnwerpers.
Pijpje Drop, luidde zijn bijnaam. Zijn hart lag op de baan. Begrijpelijk, want in de jaren zestig was hij een topper op het onderdeel achtervolging.
      Toen ik voor het Brabants Nieuwsblad werkte, interviewde ik de in grensplaats Zundert woonachtige Henk in totaal twee keer. Henk gaf korte antwoorden, zijn vrouw zorgde voor aanvullingen.
      Ik mocht Henk, die op Koninginnedag 2009 overleed na een langdurig ziekbed, erg graag.
Mede doordat hij als coureur eigenlijk niet de erkenning kreeg die hij verdiende.

 


GERARD KOEL

 

                 

Koeltje startte 33 keer en haalde 33 keer Parijs. Nee, niet als renner; als chauffeur van de NOS-equipe.
      Hij vervoerde onder anderen Theo Koomen, Jean Nelissen en Mart Smeets dwars door het land van Marianne.
Gerard (71) fietste negen seizoenen in het profpeloton. Op de baan zegevierde hij in de Zesdaagsen van Madrid en Amsterdam.
      Wielrenner Gerard herinner ik me van de criteriums, de rondjes langs kerk en kroeg.
Hij droeg het shirt van sponsor Caballero, een legendarisch sigarettenmerk.
      Gerard en zijn vrouw Tineke ontmoet ik regelmatig. Hij verzorgt de public relations van de Grote Prijs Adrie van der Poel in Hoogerheide, Nederlands’ grootste veldrit.
      Aan te melden, hoef ik me nooit. Als ik de accreditatieruimte binnenstap, schuift hij het VIP-bandje om m’n onderarm.

 


CEES HAAST

 

                       


Ik heb een Televizier-foto van Ceesje met handtekening van de kleine berggeit uit Rijsbergen, eveneens de geboorteplaats van Johan van der Velde - derde in de Tour de France 1980.
      De door zijn sponsor BIC in 1968 toegestuurde foto, zónder handtekening, heeft mijn voorkeur.
Cees is zelfbewust, hij lacht vastberaden. De nummer 14 van de Tour 1967 heeft er het volste vertrouwen in.
      Waarschijnlijk begrijpt hij niet goed dat de balpennenfabrikant hem heeft aantrokken om de Nederlandse Televizier-equipe te verzwakken.
De Franse firma hield hem een zak geld voor en Ceesje ging direct overstag. In sportief opzicht werd het een drama, want géén Tourdeelname.
      Anno 2012 is Haast in zijn geboortedorp nog steeds een local hero. Van die status geniet hij.
Kom ik hem tegen, zoals bij de Acht van Chaam, dan begint hij ongevraagd over waarom hij destijds nooit voor BIC had moeten tekenen.
      Vandaar de keuze voor deze foto.

 

PIET VAN EST

 

                   

 

Deze foto ontroert me bijzonder.
      Eén van de eerste gesigneerde wielerfoto’s in de brievenbus van Brugstraat 1, Stampersgat. Mijn geboortehuis.
Van wie? Poststempel Fijnaart, een dorpje vijf kilometer verderop.
      Van Piet van Est, de broer van roemruchte Wim, misschien. Het was juni 1961. Ik had Piets adres via het telefoonboek achterhaald.
De reden van mijn verzoek: de magistrale etappezege van mijn buurtgenoot in de Giro.
      In de gang ritste ik de enveloppe open. ”Een foto van Piet van Est,” jubelde ik tegen mijn ouders die in de keuken zaten te eten.
”Zo, zo,” reageerde mijn vader, een man van weinig woorden. ”Piet heeft teruggeschreven.”
      Toch maakte een lichte teleurstelling zich van mij meester. Een foto van Van Est in het Wolber-shirt, terwijl hij zijn Italiaans succes in het tricot van Faema had gerealiseerd.
      Piet van Est (1934-1991) deed zeven keer aan de Tour de France mee.

 

JO DE ROO

 

                 

 

Zeeuw in hart en nieren. Iemand met charisma, nog steeds trouwens.
      Omdat hij regelmatig van sponsor wisselde, heb ik een aantal verschillende foto’s van hem. Déze springt eruit.
Jo in de finale van (waarschijnlijk) de klassieker Parijs-Tours, supergeconcentreerd, tong uit de mond.
      Hij bouwde een prachtige erelijst op, met eerste plaatsen in de Ronde van Vlaanderen, de Ronde van Lombardije (twee keer), Parijs-Tours (twee keer) en Bordeaux-Parijs, een niet meer bestaande monsterrit over 600 kilometer.

Een keer of drie per jaar lopen we elkaar tegen het lijf op een wielerfeestje. Hoe is het met die? En met die? Dat soort gesprekken.
      Geen enkele Nederlander kan zo boeiend vertellen over Jacques Anquetil, vijfvoudig Tourwinnaar.
Ik hang dan aan zijn lippen, want Jo behoorde tot de knechten van de Fransman.
      Ook tijdens de Tour zat Anquetil regelmatig tot ver na middernacht te kaarten en champagne te drinken, om veertien uur later iedereen zijn achterwiel te laten zien.