Ziener, denker dan wel fascist of bedrieger
(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)
Professor Dr. Wouter Buikhuisen (5 december 1933) was een naam die in je in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw voorzichtig diende uit te spreken. Als je opperde dat het niet zo’n gek idee van hem was dat behalve psychische wellicht ook lichamelijke factoren een rol zouden kunnen spelen bij het ontstaan van crimineel gedrag en dat je dat in ieder geval zou moeten onderzoeken, wist je wat je kon verwachten. Je zou wel eens kunnen heulen met een levensgevaarlijke fascist.
Later kalmeerden de gemoederen, maar in 1988 had Buikhuisen toch genoeg van alle tegenwerking en nam hij ontslag als hoogleraar en als directeur van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit van Leiden. Hij begon een antiekwinkel in Wassenaar en eind jaren negentig hield hij het in Nederland helemaal voor gezien en verhuisde hij naar Spanje.
Maar kijk, in 2002 startte de Amsterdamse onderzoeker Theo Doreleijers een onderzoek onder duizenden kinderen. Al vanaf de peuterleeftijd zouden ze worden gevolgd om te kijken of er al heel vroeg in het leven ook fysieke aanwijzingen zijn voor (ondermeer) crimineel gedrag. De universiteiten van Utrecht en Amsterdam (de VU) én het ministerie van Justitie stonden vierkant achter Doreleijers.
En op 16 april 2010 gaf Buikhuisen voor een volle zaal in de Rijksuniversiteit Leiden toch nog weer een college. Het betoog ging over de amygdala, een amandelvormige kern van neuronen in de temporale kwab van de hersenen, en over wat voor gedragsgevolgen het niet-functioneren ervan kan hebben. Hij lardeerde zijn verhandeling met kwinkslagen en werd door de studenten en wetenschappers twee keer met luid applaus bedankt voor zijn bijdrage.
Begin jaren tachtig wilde ik de man wiens ideeën zo omstreden waren en die zo was afgebrand door de ‘Linkse Kerk’, zelf eens spreken. Dat mocht van mijn hoofdredacteur Herman Wigbold en het artikel verscheen in Het Vrije Volk, 5 februari 1983
Als je voelt wat je een ander kan aandoen, dan doe je ’t niet
Prof. dr. Wouter Buikhuisen is van huis uit psycholoog. Maar hij beweegt zich al jaren tevens op het terrein van strafbaar, afwijkend gedrag. Hij is hoogleraar in de criminologie en in de penologie, de leer van het straffen, aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Zijn proefschrift in 1965 handelde over de achtergronden van nozemgedrag. Hij vond nozem niet zo’n mooi woord. Hij verzon het woord ‘provo', als afkorting van ‘provocatief’. Want nozemgedrag, zo vond hij, had meer te maken met provocatie, met het vragen om aandacht, dan met opzettelijk verzet. Later zou de term provo als was het een geuzennaam worden overgenomen door Roel van Duyn en andere studenten in Amsterdam.
Er zijn meer misverstanden in het leven van Buikhuisen geweest. Bijvoorbeeld toen hij, later, als directeur van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit in Leiden in 1978 een onderzoek begon naar de achtergronden van crimineel gedrag en aankondigde dat dat gedrag door een aantal factoren, waaronder lichamelijke tot stand zou kunnen komen, en dat een onderzoekteam nodig was waarin ook bijvoorbeeld medici en psychiaters zouden zitten. Geleerden, collega's, hanteerden de pen als wapen en Buikhuisen mocht, naar oud-Nederlands gebruik in tijden van onvrede, tevens dozen menselijke uitwerpselen tegemoet zien van mensen die hem anderszins wilden kwetsen.
Die Bom valt Nóóit’.
Ziet, een mens. Iemand die aan wetenschap doet en creatief is en die daarbij ook nog zo veel mogelijk van wat zich in de wereld voordoet een inspiratiebron laat zijn. Zo, dat zijn weer eens genoeg loftuitingen voor een eerste alinea, vindt u niet?
De eerste vraag komt van hem. Of ik een cassetterecorder heb meegebracht. Ik vind het ondingen, maar hij zal wel van het verleden hebben geleerd.
“Hij doet het toch wel, hè?”
Jáa.
Zo, vader zit, eindelijk, na enig heen en weer geloop, nadat hij zijn colbertje heeft uitgetrokken en nadat hij niet ontevreden heeft geconstateerd dat hij net een artikel heeft afgerond aangaande Het Onderzoek. En koffie hebben we ook, want die heeft zijn secretaresse net binnengebracht in zijn werkkamer in het Criminologisch Instituut in Leiden. Niets zou je zeggen staat nu een exposé van de hoogleraar in de weg. Dat volgt dan ook.
“Algemeen uitgangspunt van het onderzoek blijft: inzicht te krijgen in hoe crimineel, van de algemene normen afwijkend gedrag ontstaat. Dat wil je weten om twee redenen. Ten eerste gaat het erom: wat kan je eraan doen om het te voorkomen. En tweede: wat kan je eraan doen om te voorkomen dat mensen die eenmaal dat gedrag hebben vertoond dat gaan herhalen, de beroemde recidive.
“Als je werkelijk iets aan dat afwijkende gedrag wil doen, dan kan dat natuurlijk alleen maar effectief zijn als je inspeelt op de eigen problemen van de betrokken persoon. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet je veel meer van zo iemand afweten, moet je nagaan hoe hij tot zijn gedrag is gekomen.”
Buikhuisen is van huis uit psycholoog en dus geïnteresseerd in waarom individuen doen zoals ze doen en waarom de één in een bepaalde situatie zus reageert en de ander zo. En die benadering ligt ten grondslag aan zijn ‘eigenwijze’ aanpak van het vraagstuk: wat doen we met de misdaad in onze maatschappij.
Buikhuisen: “De enige humane manier om te voorkomen dat iemand al of niet voor de eerste keer iets doet waarmee hij zichzelf en een ander kwaad berokkent, is: zijn of haar vermogen herstellen om zich verbónden te voelen. Want waarom gehoorzaam je als kind tenslotte? Omdat je voelt dat je je vader en moeder verdriet doet. Is er iets mis in die relatie, bestaat dat gevoel van verbondenheid niet, dan gehoorzaamt zo'n kind niet meer. Of juist wel, maar dan gebeurt dat uit een kadaverdiscipline, waaruit dan soms veel later in het leven een emotionele scheefgroei ontstaat. En dan is daar ook nog deze maatschappij die je ook niet zo veel kansen meer geeft je ergens bij thuis te voelen.
“Neem de scholengemeenschappen: wie kan zich nu gebonden voelen in een massa scholieren van een paar duizend, waar je voor het ene vak werkt met één clubje, voor een ander vak met een ander. En wat dacht je van het buurt- en clubhuiswerk? Dat werkt ook hoe langer hoe meer met groepen. Kan je je om welke reden dan ook niet vinden in wat één van die groepen doet, sta je er wéér buiten. En de kerk is er ook niet meer. De meeste kerken althans hebben nog geen goede programma’s ontwikkeld om jongeren aan zich te binden.”
Voedingsbodem
Zou je kunnen zeggen dat er een andere voedingsbodem voor criminaliteit is ontstaan, laten we maar zeggen onder invloed van de massacultuur?
“Nou, dat een maatschappij verandert, hoeft nog niet te betekenen dat grote groepen dan maar crimineel gedrag gaan vertonen. Het is wel zo dat wie om welke reden dan ook een slechte start heeft in het leven, nu meer dan vroeger weinig kansen heeft zich gebonden te voelen aan iets anders dan bijvoorbeeld het ouderlijk huis. Daarnaast is er nog een ander verschijnsel: stel je bent jong en je wilt wat, maar je hebt geen toekomstperspectief. Dan ben je geneigd om die maatschappij met alle normen en waarden die daarin gelden aan je laars te lappen. Dan is er een grotere kans dat je afwijkend gedrag kan gaan vertonen.”
Ja?
“Ik denk dat dat heel goed valt te illustreren met het verschil tussen de crisis van de jaren 30 en die van deze tijd. Toen had de oudere generatie veel meer greep op de jongeren dan nu. De jongeren voelden zich veel meer aan hun ouders gebonden. Ook had de kerk had een geweldige invloed en je had bijvoorbeeld de Oranjeverenigingen..."
En de zang.
“Juist, de AJC, eh, zei je dat?”
Nee, ik zei De Zang.
“O ja, dat is het ergste gemis wat je hebben kunt: dat er niet meer gezongen wordt. Dat vind ik een verschrikkelijk iets. Maar goed, je had dus ook die AJC. Die hield de mensen bezig, schilderde perspectieven en je geloofde daarin. Je vader was wel werkloos, maar het zou allemaal beter worden.”
Is er niet allemaal nu?
“Nee, bovendien het toekomstbeeld dat ons wordt voorgehouden is zeer somber, het. doemdenken. Ik vind dat een vorm van criminaliteit, weet je dat? Ik zou willen zien dat het allemaal wat eerlijker werd gezegd. Laat ik het zo zeggen: ik behoor tot die mensen die meer zien in een positieve benadering. Zeg ik ook wel eens tegen mijn kinderen.”
Hoe oud zijn die?
”Die zijn 17,19 en 22, dus die hebben onderhand wel de leeftijd der wijzen bereikt. Goed, die praten natuurlijk ook over die Bom en dan vragen ze: ‘Pa, hoe zie jij dat nou?’ Dan zeg ik: ‘Kinderen, luister naar je vader. Die Bom valt Nóóit’. Er komt geen kernoorlog tussen Amerika en Rusland, tussen Europa en Rusland. En dat gebeurt niet, omdat het gedrag van de mensen, ook van de leiders en de generaals is gericht op zelfbehoud.
De staatshoofden bleven vroeger buiten schot. Hoe kreeg Kaiser Wilhelm het in de Eerste Wereldoorlog voor elkaar om miljoenen mensen de loopgraven en de dood in te jagen? Dat kwam, omdat hij thuis ongehinderd zijn wijn kon drinken, kon toosten met zijn generaals en zijn Schweinebrat kon eten. Maar nu weten staatshoofden, generaals dat zelf niet veilig meer zijn. En dat is voor mij de beste garantie dat ze het niet in hun hoofd zullen halen die Bom te gooien.”
Dat is een mooie redenering.
“En een erg moeilijke om je gelijk te krijgen. Want als ik zeg: ‘Die bom valt niet dit jaar’, dan zeggen anderen: ‘Nee, maar misschien volgend jaar of over vijf jaar’. Zie je, dát is het doemdenken. Ik zou graag de discussie aangaan met deze doemdenkers die de maatschappij verzieken. Want het is: een verzieken.
Het is het overbrengen van angsten op mensen. De discussie wordt verlaagd naar een bedenkelijk niveau. Het wel of niet plaatsen van kruisraketten: Stel dat er een eind komt aan die kernwapenrace, dan blijft er nog zo veel over om de wereld kapot te maken. Die rommel is er. En oorlogsdreiging, die is niet alleen van deze tijd. Die is er altijd door de hele geschiedenis heen geweest.”
Toekomstbeeld
U wilt zeggen: door oorlogsdreiging hoef je je toekomstbeeld niet te laten vergallen.
“Precies. Het gaat er niet om dat ik graag zou willen dat deze aarde werd bevolkt door vredelievende, solidaire mensen die zeggen: ‘Ik ben je Broeder, ik wil je helpen als je in nood zit’. Maar als je je ogen open houdt en je ziet de televisie met het nieuws en de actualiteitenrubrieken, dan zie je de tanks, soldaten, kinderen van zeven jaar met een geweer in de hand. Dan kan je niet anders denken dan: Ja, dat is de mens.
“Ik vind het meer verontrustend dat wij de greep verliezen op de mensen die opgroeien, dat we niet meer duidelijk kunnen aangeven wat goed is in de normen en waarden die vroeger rotsvaste zekerheden waren. Als vandaag de dag iemand zegt dat iets goed is, staat er onmiddellijk iemand anders op die zegt: ‘Ja, maar…’ Dat bevordert nu ook niet bepaald een gevoel van wat wel hoort en wat niet. Daarnaast zijn we ook bezig om ons milieu letterlijk te verzieken.
Waarom moeten die mensen in Lekkerkerk die zo onlangs bleek op gifgrond wonen, hun huis uit? Omdat dat gif het centrale zenuwstelsel zou kunnen aantasten, waardoor ze stoornissen in hun lichaam kunnen krijgen, waardoor ze psychisch ook ander gedrag zouden kunnen gaan vertonen. En in Rijnmond wordt natuurlijk tóch niet goed onderzocht wat er aan de hand is. We verschuiven steeds de grenzen: ‘Alarmfase één, nou, het kan toch nog veel erger, want er is ook nog alarmfase twee’. Zó is de redenering. We zijn ook bezig met het ingrijpen in onze voedingsindustrie.
Wie weet hoe één en ander in onze aard, als mens, doorwerkt. Een onderzoek in Duitsland heeft uitgewezen dat een bepaalde allergie voor conserveringsmiddelen in vlees veroorzaakt dat mensen zich heel anders gaan gedragen. Gaandeweg zijn we bezig om in het algemeen een grotere mate van prikkelbaarheid van mensen te kweken.”
Heel veel dingen kunnen dus het gedrag van mensen beïnvloeden. Moet ik opeens denken aan een recente opmerking van u in het blad Intermediair. U zei dat afwijkend gedrag niet altijd leidt tot wat wij misdaad noemen. Dat je er zelfs groot mee kunt worden, bijvoorbeeld in het zakenleven waar gebrek aan emotionaliteit en je niet verbonden voelen een voorwaarde is om te slagen.
“Ik wil die opvatting niet ophangen aan de zakenwereld. Je kunt het bijvoorbeeld ook zien hier aan de universiteit.”
Hè?
“Ja, kijk eens: hoe meer je voelt wat je een ander kan aandoen, des te minder doe je dat.”
Vind ik een mooie.
“Zo langzamerhand zijn veel leidende posten in deze maatschappij bevolkt geraakt door mensen die de zaken koel, technisch bezien. Móeten ze misschien ook wel doen, anders kunnen ze er geen mensen rücksichtslos uitgooien. Maar een feit is wel dat ik bij hen totaal geen effect sorteer met een benadering op basis van gevoelens.”
In juni hoorde u dat uw onderzoek wellicht zou worden afgestoten.
“Het College van Bestuur van de universiteit heeft nog steeds geen beslissing genomen. Kan natuurlijk een kwestie van uitermate zorgvuldig beleid zijn.”
Of van tactiek.
“Ik weet het niet. Ik weet wél dat als het tactiek zou zijn dit toch maar tot op zekere hoogte werkt, want op de lange duur komt dat toch niet het wetenschappelijk werk hier ten goede.”
Misschien speelt ook toch de beeldvorming over uw werk een rol. Vier jaar geleden heette u nog met een hersenboor en een lancetmes levende delinquenten te lijf willen gaan.
“Nou, in die vier jaar tijd is dat beeld wel enigszins veranderd. En achteraf moet ik je zeggen, heb ik wel begrip voor de reacties. Als je plotseling meldt dat lichamelijke factoren een oorzaak kunnen spelen bij het ontstaan van afwijkend gedrag en als je niet precies kunt omschrijven wat voor soort onderzoek je wilt verrichten, ontstaan gemakkelijk misverstanden.”
Misschien. Maar bij de kindertehuizen van het WIJN. (het Werkverband Integratie Jeugdwelzijnswerk Nederland) komt u nog steeds niet binnen, u mag daar geen onderzoek verrichten.
“Nee, maar ik heb het WIJN niet nodig. Er zijn nog meer instellingen waar jeugdige delinquenten verblijven, ik zeg niet welke, anders heb ik morgen weer een demonstratie voor de deur, althans een spandoek en twee mensen die dat vast kunnen houden. Het treurige vind ik alleen dat ze bij het WIJN, de hemel op hun knieën zouden moeten danken dat iemand zich het lot van die kinderen aantrekt en wil uitzoeken hoe het komt dat kinderen, want dat zijn het, op zo jonge leeftijd al tot crimineel gedrag vervallen.”
Muziek
'k Heb nog één vraag: de Muziekvraag.
“Eh, de muziekvraag, hoezo? Of ik van muziek hou?”
Ja.
“Ik heb allerlei instrumenten bespeeld en als je wil weten wat voor muziek mij erg veel doet, dan is dat die echte nostalgische country and westernmuziek. En Blues. En in de klassieke muziek hou ik van het vrolijke: barok, Vivaldi bijvoorbeeld. Ja, ik hou van muziek. Vandaar ook mijn opmerking daarstraks over het zingen. Zingen, dat is: je helemaal leeggooien, gezellig met elkaar.”
Zingt u ook?
“Ik deed dat met de kinderen in de auto, radio aan en meezingen.”
Een leuke vader.
“Ik zing ook in de badkamer... en soms als ik alleen achter het stuur zit.”
U heeft altijd wel de radio aan in de auto?
“Ja, al moet ik zeggen, als ik er alleen in zit, luister ik meestal naar de Wereldomroep van de BBC, dat doe ik om mijn talen bij te houden. Die zenden uit in het Engels en het Frans en het Duits. Ik wil niet, als ik een telefoontje uit Amerika krijg eerst moeten denken van: tja, hoe zat ’t ook al weer.
Trouwens, die talen heb je ook voor je publicaties nodig. Maar het komt nog wel eens voor dat de kinderen meerijden en dan is het Hilversum 3 natuurlijk. Vind ik ook leuk. Ik moet ineens denken: ik ben ooit gast geweest in een radioprogramma van de KRO en daar moest ik vertellen over criminaliteit en daartussen door draaiden ze plaatjes. Dat vond ik een heel leuke formule. Je mocht zelf de muziek uitkiezen. Toen heb ik gevraagd om een steelband uit het Caribisch gebied.”
Vindt u dat mooi?
“Ja, nou en of. Dan gaat alles koken bij me van binnen. Maar ik had ook een plaat van Vader Abraham, ‘Het Kleine Café aan de Haven’. Even later kreeg ik daar een vraag over van een luisteraar, want de mensen mochten ook bellen. De vraag was: ‘Waarom draait u nou een plaat van Vader Abraham?’ En toen zei ik: ‘Wat je ook verder van hem mag denken, die man is toch zeer muzikaal, heeft heel mooie liedjes gemaakt, die zelfs zijn vertaald.”
Nana Mouskouri zingt zijn werk.
“Ja, en Vicky Leandros. Nou, dat is één ding. Maar een ander ding is dat ik het niet kan uitstaan dat de dj's van Hilversum 3 weigeren om zijn platen te draaien. Tja, ik ben voor de underdog.”
Jump In The Line - Shake Senora -
Steel Rhythm Band - Harry Belafonte
Vader Abraham - Daar in dat kleine café aan de haven
Meer van Els: HIER