De vrienden van Leo Vroman

Wie was de vriend van Leo Vroman in het onderstaande gedicht? Die vraag heeft mij een tijdje danig beziggehouden. Er ware diverse mogelijkheden, want Vroman had een rijk, lang en veelzijdig leven.
     
Hij overleed vorig jaar op 98-jarige leeftijd in Fort Worth USA. Hij was niet alleen dichter (P.C.Hooftprijs in 1964), maar ook wetenschapper (bioloog), tekenaar en romancier. In de oorlog zat hij in Nederlands-Indië in diverse Jappenkampen.
      Mirjam van Hengel schreef een biografie over hem onder de titel ‘’Hoe mooi alles’’. Met veel aandacht voor de lange en bijzondere liefdesrelatie tussen Vroman en Tineke Sanders. Daar werd nog een theaterstuk van gemaakt.

Lees eerst het gedicht

Aan een vriend

Ach, laten wij geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal moeten sterven,
en laten wij ook nimmer praten
van alles wat wij huichelden en haatten.
Zolang een vlerkgespreide leeuwerik blijft zingen
vergeeft zijn God ons al wat wij begingen,
zolang we kersebomen zacht in bloei zien staan
dan hebben wij nog niemand kwaad gedaan.
Ach, laten wij het leed dat men ons deed, vergeten,
God zal het allemaal wel weten
en laten we geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal sterven.

Aanvankelijk meende ik dat Vroman in dit gedicht Anton Koolhaas bedoelt. Zij leerden elkaar kennen op de Utrechtse studentenvereniging Unitas. Samen maakten zij vlak voor de tweede wereldoorlog de strip Stiemer en Stalma voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC).
     
Teksten van Koolhaas en tekeningen van Vroman.

  

Het was dezelfde Koolhaas, die Vroman ertoe aanzette om gedichten te gaan schrijven. Koolhaas (vader van Rem) was journalist en schrijver.
Ook 
hij ontving (1992) de P.C.Hooftprijs .
      Vroman werd geboren in 1915 en Koolhaas in 1912. Wat die jaartellen betreft zou je je dus inderdaad op enig moment kunnen afvragen wie het eerst zal sterven.
     
Maar of Vroman inderdaad Koolhaas bedoelde wist ik nog steeds niet zeker. Vooral die regel ‘’laten we het leed dat men ons deed, vergeten’’ maakte het ingewikkeld. Koolhaas zat namelijk niet in een Jappenkamp.

Ik benaderde biografe Mirjam van Hengel.
     
Zij schreef mij ondermeer:

Het is niet aan een specifieke vriend, net zomin als het gedicht ‘’Voor wie dit leest’’ dat is: vrienden waren voor Vroman liefst alle mensen.
      Best mogelijk dat hij Koolhaas voor ogen had, maar evengoed ėėn van zijn kampvrienden, Tjalie Robinson, Erik de Vries of Hans Maassen, of zelfs Max de Jong. 


Voor wie dit leest

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken:
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakker leest

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken naar uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees d it dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie