Een funest drinkgelag

Op 5 oktober 1947 werd de 26-jarige student J.M.W. Scheltema in Leiden door de politie doodgeschoten. Hij was dronken en gedroeg zich vervelend. Sloeg hoedjes van het hoofd bij andere mensen. 
      Er ontstond een opstootje, de politie kwam erbij en toen liep het allemaal vreselijk uit de hand. Een agent haalde zijn wapen tevoorschijn en voelde zich zo bedreigd dat hij schoot.
      J.M.W. Scheltema werd getroffen en overleed ‘s avonds in het Academisch Ziekenhuis.
De agent werd later ontslagen van rechtsvervolging.

   

   Leidsch Dagblad, maandag 6 oktober 1947

Hij was een veelbelovend dichter. Een maand na zijn verscheiden werd zijn gedicht ''Morgen is ’t licht'' opgenomen in het literaire maandblad Criterium.
      Dat gebeurde op voorspraak van Adriaan Morriën.
Zijn vriend en studiegenoot Louis Th. Lehmann vulde in 1948 in De Vrije Bladen een hele aflevering met gedichten en liederen van Pim Scheltema, zoals hij door intimi genoemd werd.   

Ik heb een mooi vers van hem gevonden, dat in zekere zin symbool staat voor zijn eigen gedrag.


Van J.M.W. Scheltema

Overwerk

In het bleke ochtendgloren
Stapelt Dora nachtclubstoelen,
Want dat doet ze van tevoren
Omdat ze de vloer moet spoelen.

Zo maar schrobben is zo zonde;
Even doet ze snel de ronde
Om vooral de driekwart peuken
Voor het knechie in de keuken
En de bandjes van sigaren
Voor haar nichie te bewaren;

En vergetene corsasies
Zet ze thuis in kleine vasies
En de glazen met de ressies
Giet ze uit in doktersflessies,
Want vanavond is het feest:
Vijfentwintig jaar is Dora
Werkster op die club geweest.

's Avonds zit ze stil te dromen
Of de directeur zal komen
Met een dichte enveloppe,
Maar geen mens komt bij haar kloppen.
Somber zet ze alle flesjes
Met de restjes op een rijtje,
Zit te wachten nog een tijdje,
Maar zo tegen half elf
Proeft ze alle drankjes zelf
En na nog een drie kwartier
Heeft ze stilletjes plezier.
Sloeg het daar niet half negen?
Nee, ze kan er niet goed tegen,
Restjes zijn merakel sterk:
Zwaaiend gaat ze naar haar werk.

Toen ze binnenkwam, toen spoog ze
Eerst een paar keer in haar handen,
Schoof de mensen van de stoelen,
Maakte stapels aan de wanden.
Daarna ging ze op haar ronde:
Nam de peuken uit de monden,
Brak de brandende sigaren
Om de bandjes te bewaren,
Trok de dure orchideeën
Uit de halsdecolleteeën;
Schuimende champagneflessen
Sjouwde zij bijeen als resten.
Dora zong haar morgendeunen
Samen met de lady-kreuner.
Ze kroop stotend tegen benen
Om de dansvloer af te nemen
En ze plaste met de emmer
Op de divans en de paren
En ze stak de ruwe bezem
In gepermanente haren;
Met een pekinees begon ze
Toen de tafels af te sponzen;
Alle poten moest ze boenen,
Ook al stonden ze in schoenen.

Eindelijk na veel proberen,
Wisten obers en wat heren
Dora in een hoek te trekken,
Waar ze met een zucht in slaap viel
Met een dweil om toe te dekken.
Dora moest wel drie keer vragen
Waarom Dora werd ontslagen:
Dora zelf had niets gemerkt,
Maar haar plicht gedaan: gewerkt.

Klik HIER voor alle ZoekPoëzie