De Walgvogel van de Admiraal
Zomer 1996
Een aandoenlijke dodo
Wij zijn die ochtend de enige bezoekers in het scheepvaartmuseum van Mahébourg, een stadje in het zuidoosten van Mauritius.
Een mooi museum in een vorstelijk pand, dat daar door de Nederlanders is opgericht.
Je vindt er prachtige oude scheepswrakken, kaarten en mappen -o.a. van Abel Tasman- , schelpen , beeltenissen van Paul & Virginie, de Romeo & Julia van het zuidelijk halfrond en fossielen van vissen.
En uiteraard zijn er reconstructies van dodo’s, het nationaal symbool van dit eiland in de Indische Oceaan.
Overal vind je souvenirs met de –vermeende – afbeelding van deze vogel, die alleen op Mauritius voorkwam.
Een wat onbeholpen, aandoenlijke dikke vogel met een rudimentaire staart en onderontwikkelde vleugels.
De vogel die uiteraard niet kon vliegen, stierf uit in de zeventiende eeuw.
Dat gebeurde door de activiteiten van de Nederlanders, die toen de scepter zwaaiden op het eiland.
Alice in Wonderland
Wie ooit Alice in Wonderland heeft gelezen, denkt via de prenten te weten hoe de dodo er uit heeft gezien.
De vogel in dat prachtboek is een wat protserig beest, dat bijvoorbeeld andere dieren het idee aan de hand doet om –als ze allemaal drijfnat van de tranen van Alice zijn geworden- hard in de wind te gaan lopen om zo weer snel op te drogen.
In sommige publicaties lees je, dat de vogel is uitgestorven omdat de Nederlandse zeelieden ze vingen en in kooien stopten om ze mee te nemen op hun tocht naar de Oost.
Zo zouden ze verzekerd zijn van verse etenswaren.
Onzin; grote onzin
De directeur van het museum spreekt ons aan en zegt het leuk te vinden dat wij uit Nederland komen.
Vroeger op school heeft hij geleerd waar Amsterdam lag.
Hij zou er graag eens heen willen.
Als we over de dodo beginnen en zeggen dat het toch wel treurig is, dat die beesten allemaal door onze voorouders zijn opgegeten, begint hij hard te lachen.
’Onzin’, zegt hij. ’Grote onzin’.
Hij gaat ons voor naar de zolder, zoekt wat in dikke mappen en pakt er dan een copy uit van het dagboek van admiraal Jacob Corneliszoon van Neck.
’Hier’, dit kunt u waarschijnlijk wel lezen‘.
En ja hoor: een passage gaat over een samenzijn op het eiland van een aantal bemanningsleden, dat een paar dodo’s heeft klaargemaakt.
Ze proeven ervan en spugen het vrijwel onmiddellijk weer uit ‘want’ schrijft de admiraal:
’HET WAS EENE WARE WALGHVOGEL!'
Dan legt de directeur uit, dat de Nederlanders varkens en zwijntjes meenamen naar het eiland en dat er ook katten en ratten van boord kwamen.
De eieren van de vleugellamme dodo’s waren een eenvoudige prooi voor die beesten en daardoor zou het beest uitgestorven zijn.
Pas op de terugweg naar de hoofdstad Port Louis dringt het allemaal goed tot me door en begrijp ik waarom Jan Wolkers zijn boek De Walgvogel noemde. Dat woord komt namelijk verder in dat boek helemaal niet voor.
Maar Jan Wolkers gebruikte bijna altijd titels, die hij mooi vond. Vaak had hij al een titel voordat de eerste letters van een boek op papier stonden.
Zie ook: Media 11; Marathononterview met Jan Wolkers.