Herfst 1969

Van Eygelshoven naar Roosendaal v.v.

Het feestje speelde zich af in een flatje aan de Duke Ellingtonlaan in Roosendaal. Het was 1969. Gastheer Frans kwam oorspronkelijk uit Eygelshoven in het zuidoosten van Limburg. Hij & ik vormden de redactie Roosendaal en omstreken van het West-Brabantse Dagblad De Stem. (Voor God, Koningin en Vaderland). 
     Frans had veel mensen uitgenodigd. Ook uit zijn geboortedorp. Er was een bandje en er waren vijf majorettes in minirokjes, rode hesjes en witte lange laarsjes. Zij moesten van Frans op de tafel dansen, want dan leken ze nog meer op Limburgse dansmariekes.

Eén van de gasten uit Eygelshoven was Sjuul. Hij sprak een taal, die meer leek op Duits dan op Nederlands. Sjuul had één been. Hij bewoog zich handig op krukken. Had eerst een houten been geprobeerd en daarna een moderne prothese.
       ‘Maar het is me nooit bevallen en nu heb ik er mee leren leven’, zei Sjuul en staarde naar zijn lege linker broekspijp. 
     
‘Wat Roosendaal voor stad was?’
      Tja’, zei ik maar eens.
      ‘Erg katholiek, heel behoudend, een klein centrum met aardige cafés, een modern winkelcentrum en verder nog wat nieuwbouwwijkjes. De opkomst hier bijvoorbeeld bij verkiezingen hoort traditioneel tot één van de laagsten in Nederland; de kerk heeft veel invloed en in het openbare leven, in bedrijven, besturen en overheid kom je steeds dezelfde mensen tegen. Met Carnaval komen ze los. Mensen, die je anders niet eens groeten, vallen je dan met een kegel van drank om je nek en vrouwen moeten erg oppassen, want ze worden voortdurend belaagd en betast’.

      ‘Oh’, zei Sjuul, ’net een wat groter Eygelshoven’.
      ‘Maar hoe komt het dan bijvoorbeeld, dat ze hier een Duke Ellingtonlaan hebben?’
      ‘Ach’, zei ik, ’een bekende hier is Jack van Poll. Hij is een internationaal befaamd jazz-pianist en bandleider. Hij speelde bijvoorbeeld met Dizzy Gillespie, Johnny Griffin en Lionel Hampton.
      Het verhaal gaat, dat hij dit met een interessante lobby voor elkaar gekregen heeft. Hun huis staat even verderop hier in de laan. Vandaar!’

Sjuul hinkte daarop weg en ging dansen met één van de majorettes. Het feest eindigde een uur later abrupt, omdat de politie verscheen, die gealarmeerd was door de buren. Enkele plaatselijke coryfeeën probeerden de zaak nog ''te redden'' , maar de geproduceerde decibellen door band en gasten waren inderdaad wel wat hoog en hard. 

Een paar maanden later werd ik gebeld door Sjuul. ’Wij hebben hier een feestje. Jij en Frans en jullie partners zijn daarbij van harte uitgenodigd. ’Geen band hier, geen dansmariekes, maar mooie muziek, lekkere hapjes en veel drank!’
      Een week later waren mijn opnieuw zwangere Heleen & ik op weg naar Eygelshoven. Met onze baby Babette van tien maanden in een rieten mand, die diende als reiswieg. Ergens ter hoogte van Eindhoven, realiseerde ik me, dat ik geen adres bij me had. En ook geen telefoonnummer. Wij besloten om gewoon door te rijden, want ’ach: Hoe groot kon dat Eygelshoven nou zijn? Iedereen daar zou Sjuul met z’n ene been toch wel kennen!’
      Ter plaatse viel dat erg tegen. Wij vroegen het diverse mensen, die daarop nogal schichtig gingen doen. Sommigen keerden zich demonstratief om zonder iets te zeggen.

We besloten daarop om naar het politiebureau te gaan. De enige agent van dienst wist het. 'Een beetje moeilijk om uit te leggen. Ik rij voor en dan moet u mij gewoon volgen'.
      Na een minuut of wat stopten we voor een huis in een smal straatje. De agent belde aan, waarop een man met één been verscheen.
      De agent maakte een triomfantelijk gebaar en zei: ‘U kent elkaar!’. 
      
      Wij kenden elkaar niet.

Dit was Sjef. Ook hij liep op krukken, had een lege broekspijp en zei Sjuul te kennen. Hij stapte in zijn aangepaste auto, gevolgd door de agent, gevolgd door ons. Even later arriveerden wij bij het huis van Sjuul en gingen met een kirrende baby in ganzenpas naar binnen, nieuwsgierig aangestaard door de inmiddels al behoorlijk luidruchtige gasten.
      Sjuul omhelsde Sjef en zei; Ga zitten; ga zitten .’Iets eten, iets drinken?
      ‘Ik heb dienst’, zei de agent. ’Hoewel! Ach, ééntje kan geen kwaad.
Sjef & Sjuul hielden het die avond lang met elkaar uit. Ze vertelden herkenbare verhalen over het bestaan op één been en moesten daar vaak hard om lachen. De agent lachte steeds wat schaapachtig mee, maar leek er niet meer echt bij te horen. 

      Tot ook hier zijn collega’s -gebeld door de buren- om een uur of twee ’s nachts verschenen. Ze kwamen uit Kerkrade en keken hun collega enigszins fronsend aan, toen ze begrepen waarom ze op het bureau in Eygelshoven niemand bereikt hadden.

De feestgangers verdwenen en Sjuul zei tegen Sjef: Zullen we samen naar jouw huis lopen.
      Hebben we toch twee benen’.



 Klik HIER voor alle Ontmoetingen