Het drama op de Nijl

Een paar dagen geleden schreef ik een stukje over ''een curieuze geschiedenis' in Zuid-Sudan. Ontmoetingen 68
     
Een toverdokter richtte het woord tot mij en vroeg van welke stam ik was. En ik werd vergezeld door Asli, een Dinka (een stam) die de volgende frase lanceerde: ''My mother was born under a mangotree en my father was eaten by a crocodile''.
     
Daarop kreeg ik van Rolf Weijburg de volgende reactie:

 

Dat is een mooi verhaal over Zuid Sudan. Herkenbaar ook. Ik voer in 1978 met de Nile Steamer van Juba naar Kosti. Twee weken duurde de tocht. Ik schreef er een verhaal over voor het Eindhovens Dagblad.

Hierbij een stukje uit het verhaal.

Groet!
Rolf


Hey Mister


“Hey mister
! Van welke stam bent u?” De jongen kwam naast me op de boeg zitten. Hij had een grote donkere vliegeniersbril op waar hij zichtbaar trots op was. Hij was Dinka. Ik was Nederlander.

“Aha, ik heb er al meer gezien zoals u. Donker krullend haar. Maar ook mannen met lang geel haar en baarden of vrouwen met kort haar, van welke stam zijn … “

Er klonken een aantal harde klappen we werden wild heen en weer geschud en konden ons nog net op tijd vasthouden,. De Nile Steamer was in volle vaart het papyrusriet ingevaren, de schuiten sloegen hard tegen elkaar en schudden vervaarlijk. Geschreeuw. Paniek. Mensen liepen heen en weer. Er was iemand overboord gevallen! Ik zag hem spartelend in het water. Twee woest bewegende armen en een hoofd vol angst werden snel door de sterke stroom meegesleurd. Weg van de boot die vastzat in het papyrus. Iedereen stond te schreeuwen en te gebaren. Ook de drenkeling schreeuwde.
      Hij greep zich vast aan de rietstengels aan de overkant, probeerde zich uit het water omhoog te werken. Zich schrap te zetten tegen de sterke stroom. Maar hij kon nergens steun vinden, er was geen land. Iemand gooide een soort reddingsboei die direct afdreef, ver buiten handbereik van de drenkeling. Toen, plotseling, een hoop beroering in het water. Een ruk en nog een hardere ruk. De man kon zich niet meer vasthouden en verdween, een laatste kreet verstijfd op het gezicht, abrupt onder water. Een grote donkergrijze staart sloeg tegen het riet, het troebele water spetterde even wild alle kanten op en toen was alles weer rustig.

      Iedereen wist wat er gebeurd was. Hier, onder mijn ogen, in de hel van de Grote Sudd. De boot had zichzelf weer vlot getrokken en wachtte niet. We voeren verder, alsof er niets was gebeurd, er werd niet naar de man gezocht. Iedereen wist dat dat zinloos was. Het kwam wel vaker voor. Er was niets aan te doen.