Asli en de dorpsoudste

Het is januari 1984. Ik ben in Zuid-Sudan, dat toen nog geen onafhankelijk land was.
      Het dorp ligt in de buurt van het stadje Bor. Ik word begeleid door Asli, een Dinka die in de Sudanese hoofdstad Khartoum gestudeerd heeft. Hij spreekt Engels. Asli is heel lang en mager, want dat zijn vrijwel alle Dinka’s. In dit gebied zijn het animisten. Ze lopen naakt en zijn ingesmeerd met de as van gedroogde koeienstront om de muggen, die hier bij de Nijl in grote hoeveelheden rondzwermen, af te weren.
      Asli heeft een curieuze achtergrond. Voer voor antropologen getuige zijn opmerking, die hij zomaar onderweg lanceert: ‘ My mother was born under a mangotree and my father was eaten by a crocodile’.

We gaan naar de dorpsoudste -tevens toverdokter-, die niet alleen genezer is, maar ook recht spreekt en adviezen geeft. Hij ontvangt de mensen in zijn toekel.
      In een hoekje zit zijn vrouw met een houten kruis in haar handen. Af en toe komt ze naar voren om een zelfgebrouwen kruidenmengsel aan te brengen. Soms houdt ze het kruis bezwerend voor zich. 
      Na een tijdje gaat zij een pijp roken. Het stinkt.


Het Spreekuur

Er komt een man binnen, die twee vrouwen heeft. De eerste vrouw is ziek en de man wil weten of zij dood gaat. ‘Je moet’, zegt de dorpsoudste, ‘twee stukken hout op de grond leggen. Als de termieten aan het ene vreten blijft ze leven; als ze het ander kiezen gaat ze dood’.
     
      Als zij al hun klanten hebben afgewerkt richt de oude man zich tot mij, priemt zijn middelvinger richting mijn borst en formuleert heel moeizaam en licht trillend:
      ‘Which tribe are you?’

      ‘Tja. Eh. Holland?’ Is dat een tribe? Ik kijk hem aan en denk: ‘Ik woon temidden van akkers op het platteland en kijk uit op twee Shetland pony’s, vijf Texelse schapen, een akker met wintertarwe, een molen in de verte en nog wat verder boven het Hollandsch Diep staan twee hoogspanningsmasten, die het zicht enigszins bederven. Mijn organisatie is net gepromoveerd tot B-omroep. Bij de radio zijn 5.000 sollicitaties binnngekomen voor zeven baantjes. Het schooltje in mijn dorp dreigt gesloten te worden. Ons drinkwater komt uit de Maas en het is alweer 21 jaar geleden dat de Elfstedentocht verreden werd.
      ‘Skating tribe’, roep ik in een impuls. ‘Fifteen million people’.

De vrouw lacht. Of ze om mijn opmerking lacht, valt te betwijfelen, maar ze lacht hard.
       En dan pakt ze een andere pijp en geeft mij die cadeau.

De pijp is van bewerkt hout. De steel is van koper en de binnenkant van de kop is bekleed met ijzer.
      Er zit geen filter in.
De Dinka’s stoppen er zelfgemaakte tabak in. Gedroogde en fijngestampte bladeren.
      Zij -mannen en vrouwen- roken dat over hun longen.
Voor de beleefdheid neem ik een paar trekjes.
      Ik verzeker je dat keel en slokdarm bijna verbranden als je probeert op hun manier te roken.

 

Klik HIER voor alle Ontmoetingen