De Maldivische moederschoot

(Door Rolf Weijburg)

Het was nog 2011. Mede door de affaire Joachim Bloem (zie mijn eerdere bijdrage op dit blog) waren de bewoonde eilanden van het op acht na kleinste land ter wereld, de Republiek der Maldiven al sinds de jaren zeventig - op de hoofdstad en de hotel/resorteilanden na - verboden gebied voor buitenlanders.
      Die ban is in 2013 opgeheven, maar tijdens ons bezoek mochten de bewoonde eilanden, tenzij tijdens officiële toeristische excursies, niet bezocht worden. Overnachten was er voor de westerling al helemaal niet bij.


Addu Atol
Er was echter één uitzondering: Addu Atol.

Het meest zuidelijk gelegen atol van de Malediven Addu, dat net onder de evenaar ligt, heeft een aparte geschiedenis binnen de Maldivische republiek.
      Ver weg van de hoofdstad Male’ van waaruit het atol alleen te bereiken was via een tijdrovende en gevaarlijke zeeroute die door de lange keten van atollen vol laag liggende eilanden, riffen en ondieptes voerde, waren de zuidelijkste atollen lange tijd een vergeten gebied in de Malediven.  De eilanden ontbeerden een reguliere verbinding met de hoofdstad waardoor er voortdurend tekorten waren aan voedsel, medicijnen en allerlei andere belangrijke zaken.
      De eilandbewoners gingen daarom steeds vaker handelsrelaties aan met Sri Lanka en Zuid India. Verder weg, maar toch sneller en veiliger te bereiken dan Male’. Het centrale gezag in Male’ liep daardoor belastingen mis en deed er alles aan de handel te verbieden of te dwarsbomen.
     
Brits Protectoraat
In 1956 besloten de Britten (de Malediven waren nog een Brits protectoraat) om de strategische luchtmachtbasis die in de tweede wereldoorlog op Gan eiland in Addu atol was gebouwd en in verval was geraakt, onder druk van de Koude Oorlog te heropenen.

De basis voorzag honderden lokale arbeiders van werk. Hoewel aanvankelijk vanuit de Maldivische overheid werd getracht om handel tussen de eilanders en de Britten te verbieden of van hoge accijnzen te voorzien, kregen de Addu eilanders uiteindelijk toch toegang tot de spullen die de Britten invoerden en elders in de Malediven niet of moeilijk te krijgen waren. De aanwezigheid van de vele Britse militairen zorgde er bovendien voor dat de Addu eilanders hun westerse gewoonten overnamen.

Ook konden de eilandbewoners profiteren van Britse gezondheidszorg en, in tegenstelling tot de rest van de eilandgroep, vergrootten velen in Addu hun algemene mogelijkheden door zich de Engelse taal eigen te maken. Kortom, de Addu eilanders werden welvarender én westerser dan de rest van de Malediviërs.

      Toen eind 1957 de nieuwe premier Ibrahim Nasir in een nationalistische opwelling besloot het contract met de Britten omtrent de basis te beëindigen of in ieder geval zijn verlenging te traineren, en er ook nog eens besloten werd om hoge belastingen te gaan heffen op het lokale bezit en gebruik van boten, was in Addu de maat vol. Na een serie opstanden besloot het atol zich op 3 januari 1959 eenzijdig van de rest van de Malediven af te scheiden.

      President werd Abdullah Afif, een zeer gerespecteerd en onderlegde man die als tolk voor de Britten werkte. Met hem aan het stuur van de onafhankelijke Suvadive republiek kon die op zijn minst een milde goedkeuring van de Britten ontvangen, hoewel officiële Britse erkenning van de nieuwe republiek uitbleef. Hoofdstad werd Hithadhoo, de dichtbevolkte nederzetting op het gelijknamige eiland dat via enkele met dijken met elkaar verbonden eilanden met de basis op Gan was verbonden.

Suvadive Republic    

Snel na het uitroepen van de onafhankelijkheid voegden de twee andere zuidelijke atollen Huvadhoo en Foamullah zich bij de nieuwe staat en werd de uiteindelijke United Suvadive Republic geboren.


Vlag & Staatswapen

     

 

 

 

 

 

 

  


In Hithadoo in Addu atol, maar ook in  Thinadhoo het hoofdstadje van Huvadhoo atol en op het piepkleine Foamullah, werd de vlag van de jonge republiek gehesen en een staatswapen gepresenteerd.

   Maar dat ging zó maar niet.

 De centrale regering reageerde fel en stuurde in juni 1959 een zwaar bewapend oorlogsfregat onder bevel van premier Nasir himself naar het zuiden.
     In Huvadhoo atol werden leiders van diverse eilanden bijeengeroepen en bedreigd en kon de hele onafhankelijkheidsbeweging min of meer in de kiem worden gesmoord.

       In de twee andere afgescheiden atollen kon het Maldivische oorlogsschip niet komen. Foamullah had (toen nog) geen haven en was omringd door een ononderbroken rif en voor wat betreft Addu atol was de Britse aanwezigheid een obstakel.  

      Een jaar later draaiden de verhoudingen. Er kwam een nieuw akkoord tussen de Britten en de Malediven en snel na de ondertekening verklaarden de Britten dat ze de afscheidingsbeweging op Addu niet meer zouden ondersteunen. Dat hadden ze officieel ook nooit gedaan, maar ze hadden het ook niet echt gedwarsboomd.

      De onafhankelijkheidsstrijd ging echter onverminderd door en ook Huvadhoo atol voegde zich na enige tijd weer bij de nieuwe republiek.

En weer verscheen de premier met zijn oorlogsboot voor de eilandjes van het enorme Huvadhoo atol. Deze keer echter lukte het hem niet om de Huvadhoo eilanders tot terugkeer naar de Maldivische moederschoot te bewegen en werd er grof geschut ingezet. Een tweede oorlogsschip werd van de Ceylonese navy geleased en op 4 februari 1962 werd de aanval ingezet op het kleine, overbevolkte hoofdeilandje van Huvadhoo atol, Thinadhoo.

       

(Thinadhoo en Kaadhedhdhoo, detail kleurets Rolf Weijburg)


Verwoestingen

Zonder onderhandelingen, waarschuwingen of gesprekken vooraf, vielen de zwaar bewapende soldaten het eiland binnen, verwoestten alle huizen en verjoegen de bewoners. Vermeende onafhankelijkheidsstrijders werden gevangen gezet en gemarteld. Sommigen overleefden het niet.
      De Maldivische oorlogsschuit met de premier aan boord was inmiddels opgestoomd naar Foamullah. De eilandbewoners hadden zich verzameld op het strand en gooiden stenen naar de militairen die met een klein bootje door het rif de smalle lagune in hadden kunnen varen. De militairen schoten met scherp terug en verwonden enkelen ernstig.

In Addu atol hadden de Britten inmiddels duidelijk gemaakt dat de separatisten geen schijn van kans meer hadden. Hun strijdbroeders op de twee andere atollen hadden het bijltje er nu echt bij neergelegd en nu het Verenigd Koninkrijk zijn steun aan de strijd had opgegeven was de onafhankelijksheidsdroom van Addu atol gedoemd tot een hard ontwaken.

      De eens zo fier gehesen vlag van de United Suvadive Republic werd op 23 September 1963 gestreken en president Afif verdween in ballingschap naar de Seychellen.

       Als de United Suvadive Republic nog bestaan had zou het met haar amper 50 km² landoppervlak het op vier na kleinste land ter wereld zijn geweest. De atollen zijn echter nog steeds onderdeel van de Republiek der Maldiven, zij het dat ze sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw door hun uitzonderlijke historie de twijfelachtige eer hebben om het enige gebied te zijn waar je als westerling, buiten de hoofdstad en zijn direct omringende eilanden of de resorteilanden, vrijelijk heen mocht.

      Ze waren daar al genoeg verpest, zo oordeelde de overheid.

Omdat we de kleine, drukke hoofdstad Male’ en haar eiland-buitenwijken na een week wel voldoende hadden leren kennen en we geen geld en zin hadden om voor een flink kapitaal samen met honderd toeristen dagen op een eilandje waar je in een kwartiertje omheen loopt opgesloten te zitten, besloten we naar Addu atol te vliegen.

 

    

 
Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen