Van Jan van Nijlen

Een zoon denkt aan zijn vader

Meer dan een kwarteeuw leefde ik in zijn huis,
Dat luid was van zijn stap en zware stem;
Ik zat met hem aan tafel driemaal daags
En al die jaren bleef ik vreemd aan hem.

Mij imponeerde zeer zijn hoge hoed,
Zijn wandelstok en gele zomerschoenen.
Eens schrok ik, toen, een avond op de trap,
Ik zag hoe fel hij plots mijn moeder zoende.

Ik droomde veilig in de warme keuken,
Hij zat te werken in zijn bruin kantoor;
Van deze twee vertrekken, zeer gescheiden,
Klonk nooit een klank van ‘t één tot ‘t ander door.                                        Beurré Hardy

Des zomers liep hij rokend in de tuin
En telde, boom na boom, pruimen en peren;                                                  Soldat Laboureur
Hier zeventien, hier twintig, daar maar zes…
Hij wou zijn tuin als een kantoor regeren

En schold soms op een boom als op een klerk
Die niet zijn plicht deed, en zijn zuur humeur
Verwarde dan de meest bekende soorten:
Beurré Hardy en Soldat Laboureur

En nu nog vraag ik, als ik aan hem denk,
Is dat nu alles wat het leven geeft:
Een huis, een wandelstok, pijp en sigaren
En elken Zondagmiddag sla met kreeft?

 

Vader & Zoon