Winter 1997

Kots & koffie

Het zijn er zes. Ze staan een beetje te lummelen. Dan steekt er één zijn hand op. Ze willen mee. 
      Locatie: de uitvalsweg naar het oosten in Asmara, de hoofdstad van Eritrea in de hoorn van Afrika. Ik rij rond in een huurauto; een oude Fiat Mirafiori. De wagen is niet berekend op zoveel mensen, maar iemand aan de kant van de weg laten staan in Eritrea is ‘not done’. Dat kan eenvoudig niet, want bijna vier jaar na de onafhankelijkheid is het vervoer nog erg schaars. 
      Ze stappen in: twee rechts voorin, vier op de achterbank. Het zijn jonge gasten. Zestien, zeventien jaar. Ze zijn lang en mager en kunnen -denk ik- natuurlijk heel hard en heel lang rennen. Ze hebben een weekendje gestapt in die mooie hoofdstad Asmara. Met die brede boulevards, Italiaanse oud-koloniale gebouwen, terrasjes en koffietentjes. Met overal die prachtige bomen. 
   
  


Even gaat het door me heen, dat ik wel erg kwetsbaar ben. Er ligt dure opnameapparatuur achter in de auto. Ik heb een paspoort, rijbewijs, creditcard en cash geld. Maar ik ben hier eerder geweest en weet dat er nauwelijks criminaliteit is in dit land. Wat dat betreft is Eritrea een vreedzaam baken in Afrika. Er is ook weinig verkeer, men rijdt rustig, houdt keurig halt bij een stoplicht en niemand toetert. 

      Ze spreken nauwelijks een woord Engels. Waar ze naartoe moeten? Het antwoord versta ik niet. Ik pak een kaart en vraag of ze het willen aanwijzen. Ze lachen wat. Begrijpen er niets van. Kunnen waarschijnlijk niet lezen. Eén wijst naar voren. Richting Massawa, de kustplaats aan de Rode Zee, zo’n 120 kilometer verderop.

 

ONAFHANKELIJK  

De weg is vrij goed. En dat verrast me, want vier jaar eerder reed ik hier ook. Toen was de weg overal kapot. Er zaten enorme gaten in en soms was er helemaal geen sprake meer van een weg. Resultaat van bomaanslagen tijdens een lange, hevige en bloedige onafhankelijkheidsoorlog tegen Ethiopië . Ik zat toen in een taxi met drie andere journalisten. We deden er meer dan vijf uur over.
      Dat was in april 1993 toen het referendum werd gehouden, waarbij meer dan 99% van de bevolking ervoor koos om onafhankelijk te worden. Mijn God, wat een festijn was het toen in dat land. Veertien dagen lang vierden de mensen feest.
      ‘s Avonds trokken ze in dikke rijen dansend en zingend door de belangrijkste straat in Asmara, de Avenue van de Vrijheid. Arm in arm, hand in hand in ritmische harmonie. In waaiers van zeker twintig meter breed maakten ze brede bewegingen.

 


     

Na een paar kilometer krijg ik een teken. Eén van die jongens voelt zich niet goed. Ik stop en hij stapt kotsend de auto uit. De anderen lachen maar wat. Drank altijd weer drank.
      Na ongeveer een uur bereiken we het plaatsje Ghinda. Daar moeten ze zijn. Ik zet ze af op een marktpleintje en dan maakt één van die jongens een gebaar. Ik moet meekomen. Hij heet Mulu. We komen bij een vrij klein huisje, waar zijn moeder in de tuin zit. 
      Of ik een kopje koffie wil. 
                 Tja. 
      Als je in Eritrea een kopje koffie krijgt aangeboden, moet je toch zeker op een ’vertraging’ van twee en een half à drie uur rekenen. Er volgt dan een ritueel, dat de culturele waarden van Eritrea prachtig weergeeft. De gastvrouw gaat eerst een vuurtje maken in een oventje. De buren komen langs, want er is bezoek en dat moet verwelkomd worden. Een oudere man begint in het Italiaans. Hij wil me iets laten zien. 
      Een man loopt daar met z’n kameel. Ik begrijp dat het beest ziek is. De man geeft het beest een tik op z’n kont. De kameel moet in z’n eentje de bergen in. En dan zijn er twee mogelijkheden. Hij geneest zichzelf door medicinale kruiden te zoeken of het beest sterft. 
      De moeder van Mulu haalt verse koffiebonen uit een doosje. Ze selecteert er zorgvuldig de beste bonen uit. Die gaan in een pannetje en worden op een bijna rituele wijze gebrand. Na een minuut of twintig gaan die bonen in een houten kom en worden daarna met een stok geplet, aangestampt en fijn gemalen.
      Ondertussen komen steeds meer mensen langs. Men kijkt, schudt handen, men kust, keurt en lacht, maakt muziek en danst en de gast kijkt het allemaal met veel plezier aan.
      De gemalen koffie gaat in een potje met water aan de onderkant. En dan is het de kunst om het water op dat vuurtje zo warm te maken, dat het tegen de kook aan is. Na ruim twee uur is de koffie klaar en ontvangt de gast als eerste een klein kopje.
      Pas als drie van die kopjes geleegd zijn mag de gast weer vertrekken.
      Hij is dan gelouterd en weer van alles op de hoogte. 
Drie meisjes en twee jongens willen met me mee naar Massawa.

Ontmoetingen in de lucht: 

1. Jevgeni, een Oezbeek
2. Mira, een Zuid-Afrikaanse
3. Harald, een Noor
4. Ilse, een Vlaamse
5. Jolande, een Hollandse
6. Joe, een Samoaan


Ontmoetingen in de open lucht:

1. De kapitein, een Montenegrijn
2. Salomon, een Mozambikaan
3. Meri-Tuuli, een Finse 
4. Lama Tsultrim, een Bhutanees
5. De viskoopster, een Malta-ganger
6. Marco, een Boliviaan
7. Dominee Kiss, een Hongaar in Roemenië
8. Mevr. Sobolovic, een Joegoslavische
9. Uncle Basil, een indiaan in Guyana
10: Boris, een Siberiër
11: Mr. Omar, een Soedanees
12: Arvid, een Gotlander
13: Mr. T.F. Keohane Jr.,een Yank
14: Stefan, een Tovenaar
15: De Museumdirecteur, een Mauritiaan
16: Godfrey, een Zimbabwaan
17: Bassam Abu Sharif, een Palestijn
18: De oude schilder, een Cypriotische
19: Lucky, een hond te Lesotho 
20: Mulu, een Eritreeër