Poëzie (358)

 

Van Roger M.J. de Neef

De Moeder

Zij maakte mijn schouders
Mijn geslacht
Haar naam draag ik niet

Slechts de schamele maanden
Dat zij mij
Door de oorlog droeg
En zij in mij keek

En zij mij tenslotte verliet

Uit de bundel: De vertelkunst van de bloemen (1985)
Roger M.J. de Neef (Geb: juni 1941 te Wemmel België)

 

Moeder & zoon 9: Jacob Groot
In de stal

Moeder & zoon 8: Arie Gelderblom
Brief aan mijn moeder

Moeder & zoon 7: Jacques Hamelink
Responsoria

Moeder & zoon 6: Peter Hoefnagels
Le souffle au coeur
 

Moeder & zoon 5: Ibrahim Selman

Moeder

Moeder & zoon 4: A.Marja
De moeder

Moeder & zoon 3: Martinus Nijhoff
De Wolken

Moeder & zoon 2: Gerard Reve
Droom

Moeder & zoon 1: Gerrit Achterberg
Moeder

 

 

Van Rutger Kopland

Lijsterbessen

De dichtkunst beoefenen is
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
constateren dat bijvoorbeeld
in de vroege morgen
de lijsterbessen duizenden tranen dragen
als een tekening uit de kindertijd
zo rood en zo veel.

 

1. Remco Campert: Dichten is een daad
2. Gerrit Komrij: De dichter
3. A van Collem: Als ge me leest, dan moet ge mededichten

 

 

 

 

De veerboot Eidfjord-Ulvik



De kleine begraafplaats in dit fijne gedicht van Bert Bakker ligt aan de Hardangerfjord in Noorwegen. Om wat meer precies te zijn: tussen de plaatsjes Brimnes en Eidfjord. De veerboot gaat van Eidfjord naar Ulvik; in het westen van het land schuin onder Bergen. De kerkdienst werd mogelijk gehouden in Brimnes. De begrafenis vond vrijwel zeker plaats in de tweede helft van september 1937.
      Lees eerst het gedicht. Daarna zal ik uitleggen hoe ik aan deze wijsheden kom.

Van Bert Bakker

Begrafenis aan de Hardangerfjord

Voor Kǻre

Wij hebben Sigurd Haugen in zijn graf gelegd,
vanmorgen, toen de boot voor Ulvik langs kwam varen.
Wij waren met ons achten en het weer was slecht.
Maar ik wil wat gebeurd is, in dit vers bewaren,
om wat boven zijn groeve is gezongen en gezegd.

Wij droegen , twee aan twee, zelf Sigurd Haugens baar-
de kist bedekt met een wit kleed en late rozen
over het pad der kerk tot voor het rouwaltaar,
en hebben toen ontroerd een stoel gekozen
en spraken niet, maar wisten van elkaar
hoe in dit uur ons aller hart genas
van hoogmoed om ’t vermeend bezit van ’t leven.
Want Sigurd Haugen, toen hij aan het roeien was,
was plotseling aan de riemen doodgebleven,
zoals men ’s avonds in ‘t Hardanger volksblad las.

En toen zij zaten, heeft de predikant, die Nils F. Rüset heet,
een hoofdstuk uit het evangelie voorgelezen,
wat ik niet kon verstaan, maar uit het witte kleed,
was het of Sigurd Haugens hand bevestigend kwam gerezen.
en dat was iets wat ik niet meer vergeet.

En toen dat uit was, zijn we opgestaan
en hebben wij de baar naar buiten moeten dragen;
en Nils F. Rüset is ons langzaam voorgegaan,
voorbij den kerkmuur en voorbij de uitgebloeide hagen,
uit de onrust en ’t rumoer der levenden vandaan.

En toen wij Sigurd Haugen in zijn graf hadden gelegd-
de boot voor Ulvik kwam juist lang gevaren-
heeft Nils F. Rüset het Onze Vader opgezegd;
en wij, die met hem om dat graf verzameld waren,
hebben het woord voor woord hem nagezegd.

Op een klein kerkhof, in de diepe bocht
van de Hardangerfjord, hebben wij toen gezongen
van het Lam, dat voor zondaars den dood overmocht.
En dat lied is toen door de wolken gedrongen
en heeft zich een weg naar den hemel gezocht.

Zo hebben wij Sigurd Haugen in zijn graf gelegd,
vanmorgen, toen de boot voor Ulvik langs kwam varen.
Wij waren met ons achten en het weer was slecht.
Maar ik wil wat gebeurd is, in dit vers bewaren,
om wat boven zijn groeve is gezongen en gezegd.

Diepe bocht

Het gedicht werd voor ’t eerst gepubliceerd in het tijdschrift De Gemeenschap in 1937.
De veerdienst Eidfjord-Ulvik werd in 1934 opgericht. Drie jaar later waren er drie afvaarten per dag; dat wil zeggen van 1 mei tot 1 oktober.  
      Als je aanneemt dat je zo’n betrokken gedicht vrijwel direct na de begrafenis schrijft kunnen we ervan uitgaan dat het in 1937 geschreven is. Omdat er sprake is van late rozen en uitgebloeide hagen was het waarschijnlijk eind september. Kijk nog even naar het kaartje: halverwege Brimnes en Eidfjord zien we een diepe bocht waar ‘’van het Lam’’ gezongen werd. Daar ergens moet de kleine begraafplaats zijn.
      Het gedicht is opgedragen aan Kǻre. Het kan bijna niet anders: dit is de echtgenote van Sigurd Haugen.

< class="mce-object mce-object-undefined">


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

Van A. van Collem

Als ge me leest,
Dan moet ge mededichten

Als gij mij leest, dan moet gij mededichten
En algeheel in mijn gedicht opgaan,
Het moet gelijken op een zelf-verrichten,
Alsof niet ik, maar gij het had gedaan.

Gij zult tevreden zijn, en ziet het aan,
En blijdschap zal uw dichtend oog verlichten;-
Het is een kleinigheid, een vers te dichten,
Al lezende, is het in u ontstaan.

Ik las het echter, vóór gij had gelezen,-
Dit is het onderscheid van u tot mij.

En niettemin deed ik geheel als gij,
Want wat gij lezen mocht uit mij, -voor dezen
Stond het geschreven, lichtend, rei aan rei,
Door de natuur, in tekens onvolprezen.    

1. Remco Campert: Dichten is een daad
2. Gerrit Komrij: De dichter

 

 

 

Van Gerrit Komrij

De dichter

Toen het letterkundig tijdschrift
Hem een briefje toe deed komen
Waarin stond: “Mijnheer, uw verzen
Waren lang niet slecht, we zullen
Er eerdaags een paar van plaatsen’’
Zwol zijn borst tot slagschiphoogte.
Heel zijn leven werd nu anders.
Hij ging doen alsof hij grote
Mensen hoogstpersoonlijk kende
Hij zei stad wanneer jij blad zei.
Hij zei held wanneer jij speld zei.
Hij zei ach wanneer jij dag zei.
En daarvan wilde hij leven! 

 

Dichten over Poëzie 1; Remco Campert

 

 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje