Poëzie (358)

 

Liefde & geluk

In de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw, werd ik binnenlandredacteur bij de Volkskrant met als standplaats Rotterdam. Het kantoortje was gevestigd aan de Nieuwe Binnenweg in het centrum van de stad. Vlakbij waren filmtheater De Lantaren, het popcentrum Eksit en café Hoboken. Ik ging wonen in een nieuwbouwwijk te Oud-Beijerland tussen diverse leden van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Daar heerste onder leiding van Edo de Waard een streng regime.
Als je te oud was, vloog je eruit. Muziek is Topsport. Mijn bijna-buurman, een hoornist met vele jaren ervaring werd er namelijk zomaar uitgegooid.

Dit kwam allemaal weer boven, toen ik op mijn blog de volgende reactie kreeg van
Frans Rooijakkers:

Gedicht op muur


Tijd: 1970 of daaromtrent.
Lokatie: herentoilet Eksit Rotterdam

In een cafetaria
Op een hoge kruk
Vond ik bij huzarensla
Liefde en geluk

 

Knap als je zo’n versje na een jaar of 46 nog kunt reproduceren. Zelf ben ik menigmaal in dat toilet geweest, want er gebeurden leuke dingen in Eksit, de Rotterdamse tegenhanger van Paradiso Amsterdam. Er waren in die jaren ondermeer optredens van de Sex Pistols, U2, The Police en Tom Waits. Maar er waren ook theatervoorstellingen (tejater!) en poëzieavonden.
      Ik moest me af en toe overigens wel verantwoorden, want de Volkskrant werd in Rotterdam nou eenmaal beschouwd als een Amsterdamse krant en dat was -en is- voor nogal wat Rotterdammers een arrogante, bevoorrechte stad.
      Gelukkig voor lang niet iedereen, want Rotterdam bleek in die jaren niet alleen de grootste havenstad van de wereld en een stad van werkers en aanpakkers, maar ook een stad waar de cultuur een steeds grotere rol ging spelen. Eksit was in 1969 geopend, het kleinste metrolijntje ter wereld was in 1968 zonder noemenswaardige problemen voltooid, het prachtige Popfestival Stamping Ground Kralingen was in 1970 een groot succes geweest, Poëtry International was in 1970 begonnen, Feyenoord veroverde in datzelfde jaar de Europa-Cup, in 1972 was er in De Lantaren voor ’t eerst Film International en burgemeester Thomassen verleende tot grote ergernis van bijvoorbeeld Wim Kan de Erasmuspenning aan keizer Hirohito van Japan.

‘’Wat nou Amsterdamse arrogantie’’, zei ik dan als er weer eens minderwaardigheidsgevoelens opspeelden. ‘’Kijk eens om je heen wat hier allemaal gebeurt. En kijk dan eens naar steden als Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Groningen, die veel meer overheidsgeld voor de kunsten krijgen’’.


©2016 Ronald van den Boogaard

 

 

Grenadierstrasse Berlijn

-Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.
     
Eén van de bekendste dichtregels uit de Nederlandse poëzie. Slot van het gedicht Pogrom van Ed. Hoornik. Geschreven op 12 november 1938 te Amsterdam, nadat in Duitsland in de nacht van 9 op 10 november de Reichskristallnacht had plaatsgevonden.
      Lees eerst het gedicht en dan zal ik uitleggen waar de Grenadierstraat was, wat er mee aan de hand was en waarom die straat niet meer bestaat.

Van Ed Hoornik

Pogrom

Is dat de maan, die naar het laatste kwartier gaat,
of een gelaat, omspeeld door walm en vlam?
Waar is Berlijn en waar de Grenadierstraat?
-Wat deed de jongen, toen de bende kwam?

Is dat zijn schim, die daar voor de rivier staat,
is dit het water, dat hem tot zich nam,
is hier de Spree, en daar de Grenadierstraat?
-Het is de Amstel, het is Amsterdam.

Op ’t Rembrandtplein gaan de lantarens branden.
Over de daken sproeit een lichtfontein.
-Ik druk mijn nagels dieper in mijn handen.

De Jodenbreestraat is een diep ravijn.
Een korte schreeuw weerkaatst tussen de wanden.
-Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.  

  

De Grenadierstrasse werd zo genoemd, omdat er sinds de zeventiende eeuw soldaten waren gelegerd. Net als in de parallel lopende Dragoonerstrasse.
      In de eerste helft van de twintigste eeuw kwamen veel voortvluchtige Oost-Europeanen (vooral Polen) naar Berlijn. Zij vestigden zich in en rond deze straten, waardoor het een wijk in Oost-Berlijn werd met veel joodse winkels en synagoges. Er ontstond een religieus en cultureel centrum.
      Al begin 1938 werd een groot aantal Polen uit die wijk verbannen en terug naar de grens gestuurd. Daar werden ze geweigerd, waardoor ze in feite statenloos werden.
      In de Kristallnacht werden in Duitsland zo’n 1500 tot 2000 synagoges in brand gestoken. Woonhuizen van Joden, winkels, scholen en warenhuizen werden vernield, begraafplaatsen verruïneerd. In die bewuste nacht werden 400 Joden vermoord of tot zelfmoord gedreven.
      Na de oorlog lagen beide straten vanaf 1949 in de DDR. Reden waarom de straten een andere naam kregen. De Grenadierstrasse werd de Almstadtstrasse (naar de communist Bernhard Almstadt) en de Dragoonerstrasse werd de Max Beerstrasse, naar Max Beer de Marxist.

Ed Hoornik (1910-1970) was journalist, dichter en romancier. Hij dook onder in 1942. Zijn werk werd verboden. In augustus 1943 werd hij gearresteerd en overgebracht naar Kamp Vught. In mei 1944 kwam hij in het concentratiekamp Dachau terecht, waar hij op 29 april 1945 door de Amerikanen werd bevrijd.

 Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

 

Het galgewapen te Indonesië

In 1969 vertelde de psycholoog Joop Hueting in het VARA actualiteitenprogramma Achter het Nieuws over misdaden, die Nederlanders gepleegd hadden tijdens de zogeheten politionele acties tussen 1946 en 1950 in Indonesië. Geen incidenten volgens hem, maar stelselmatige martelingen en moordpartijen.
     
Hij en eindredacteur Herman Wigbold werden door een deel van de natie onder aanvoering van De Telegraaf weggezet als ophitsers en landverraders.
      Het was niet de eerste keer, dat die berichten opdoken en Hueting had zijn verhaal al gedaan in Vrij Nederland. Maar het was wel de eerste keer dat dit leidde tot ongeloof en grootschalige volkswoede. Opwinding was er ook al eens geweest rond Poncke Princen, een Nederlandse soldaat, die niet alleen deserteerde, maar overliep naar het Indonesische leger om tegen de Nederlanders te vechten.
      Omdat ik in 1995 in Indonesië een Marathon-interview met Princen maakte, heb ik inzicht gekregen in de walgelijke scheldpartijen en doodverwensingen, die deze man in de loop der jaren over zich heengestort kreeg.

      Opwinding was er eind jaren twintig van de vorige eeuw nauwelijks, toen Jef Last het Nederlands koloniale bewind in Indonesië al aan de kaak stelde in zijn vlammende gedicht Het galgewapen. (Zeventig jaar nadat Multatuli dat al in zijn Max Havelaar had gedaan). Digoel was een strafkamp in Nieuw-Guinea, waar Indonesische communisten en nationalisten vanaf 1928 geïnterneerd werden. Het gaat zo:

Van Jef Last

Het galgewapen

Moord is het woord van de heerser
En moord is de zin van zijn wet,
Een galg heeft hij zich als zijn wapen
in Nederlands-Indië gezet.

Zes lijken tooien de galg reeds
En ieder dier lijken verbeeldt
Een gunst der genadige heersers,
Waar Indië mee werd bedeeld.

Zo het eerste lijk men ziet stijgen,
Zo steeg ook de Hollandse macht,
Toen het edele Hollandse leger
De Indische vrouw heeft verkracht.

Zo het tweede lijk daar omhoog gaat
Zo gingen de vlammen omhoog
Toen de brand, dien de Hollanders stichtten
De Inlandse kampong doorvloog.

Zo het derde lijk daar omhoog gaat.
Zo steeg ook het beursdividend,
Toen de Inlander eenmaal door slagen
Aan het lot van den slaaf was gewend.

Zo het vierde lijk daar omhoog gaat,
Zo stegen de honger en nood,
Toen de ondervoede bevolking
ten prooi viel aan ziekte en dood.

Zo dat vijfde lijk daar omhoog gaat,
Zo steeg de onmenselijkheid.
Toen de duizenden die zich verzetten
Naar de Digoel werden geleid.

Maar zo ’t zesde lijk daar omhoog gaat,
Zo stijgt vlammend op het verzet.
En breekt straks de macht van den heerser
En breekt zijn onmenslijke wet.

Moord is het woord van den heerser
En moord is de zin van zijn wet,
Toen de laaiende vaan van den opstand
Door den slaaf in zijn plaats wordt gezet.

 
Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

                                                             ©2016 Ronald van den Boogaard

 

De vrienden van Leo Vroman

Wie was de vriend van Leo Vroman in het onderstaande gedicht? Die vraag heeft mij een tijdje danig beziggehouden. Er ware diverse mogelijkheden, want Vroman had een rijk, lang en veelzijdig leven.
     
Hij overleed vorig jaar op 98-jarige leeftijd in Fort Worth USA. Hij was niet alleen dichter (P.C.Hooftprijs in 1964), maar ook wetenschapper (bioloog), tekenaar en romancier. In de oorlog zat hij in Nederlands-Indië in diverse Jappenkampen.
      Mirjam van Hengel schreef een biografie over hem onder de titel ‘’Hoe mooi alles’’. Met veel aandacht voor de lange en bijzondere liefdesrelatie tussen Vroman en Tineke Sanders. Daar werd nog een theaterstuk van gemaakt.

Lees eerst het gedicht

Aan een vriend

Ach, laten wij geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal moeten sterven,
en laten wij ook nimmer praten
van alles wat wij huichelden en haatten.
Zolang een vlerkgespreide leeuwerik blijft zingen
vergeeft zijn God ons al wat wij begingen,
zolang we kersebomen zacht in bloei zien staan
dan hebben wij nog niemand kwaad gedaan.
Ach, laten wij het leed dat men ons deed, vergeten,
God zal het allemaal wel weten
en laten we geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal sterven.

Aanvankelijk meende ik dat Vroman in dit gedicht Anton Koolhaas bedoelt. Zij leerden elkaar kennen op de Utrechtse studentenvereniging Unitas. Samen maakten zij vlak voor de tweede wereldoorlog de strip Stiemer en Stalma voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC).
     
Teksten van Koolhaas en tekeningen van Vroman.

  

Het was dezelfde Koolhaas, die Vroman ertoe aanzette om gedichten te gaan schrijven. Koolhaas (vader van Rem) was journalist en schrijver.
Ook 
hij ontving (1992) de P.C.Hooftprijs .
      Vroman werd geboren in 1915 en Koolhaas in 1912. Wat die jaartellen betreft zou je je dus inderdaad op enig moment kunnen afvragen wie het eerst zal sterven.
     
Maar of Vroman inderdaad Koolhaas bedoelde wist ik nog steeds niet zeker. Vooral die regel ‘’laten we het leed dat men ons deed, vergeten’’ maakte het ingewikkeld. Koolhaas zat namelijk niet in een Jappenkamp.

Ik benaderde biografe Mirjam van Hengel.
     
Zij schreef mij ondermeer:

Het is niet aan een specifieke vriend, net zomin als het gedicht ‘’Voor wie dit leest’’ dat is: vrienden waren voor Vroman liefst alle mensen.
      Best mogelijk dat hij Koolhaas voor ogen had, maar evengoed ėėn van zijn kampvrienden, Tjalie Robinson, Erik de Vries of Hans Maassen, of zelfs Max de Jong. 


Voor wie dit leest

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken:
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakker leest

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken naar uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees d it dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

 

Ieke nie fan Hollant hou

Toen ik in de jaren zeventig Rotterdams correspondent voor De Volkskrant was, kwam ik met zekere regelmaat in de bekende cafė’s. Je zag dan weleens de dichter Frans Vogel zitten. Een markante man met een bijzonder gevoel voor humor. Hij had een vooruitziende blik, getuige zijn gedicht

Klaaglied van een gastarbeider

Ieke skrijve aan mijn vrou, ieke nie fan Hollant hou.
Hier die mense zo gauw kwaat as jij seg ”Iek nie verstaat’’
Kom jij binne ien die kroeg sij nooit groeten jou teroeg.
In fabriek jij doen vies werk, hier jij heb gėėn eigen kerk.
Vaak jij wonen voor ėėn huur, die sij maken veel te duur.
Sij jou beetsje oenderdrukken en probieren jou te pluken.
Siet jij in die bus of trem, sij jou duwen bijna klem.
Of as jij jouw krant ga kopen, sij jou onderboven lopen.
Ieke nie graag spreke kwaat, maar so ies as ut hier gaat.
Al die tijd dat jij hier ben, ies dar niemant die jij ken.
Hier jij eenzaam en verlaten, jouzelf alleen om mee te praten.
Ieke skrijve aan mijn vrou, ieke ne fan Hollant hou.

Hij kwam wel eens naar Poetry International. Daar trad ooit een Chinees op in een tijd dat de vertalingen nog achteraf werden voorgelezen.
      Frans Vogel riep hard door de stille zaal: “Harder’’.

En toen de massa zich naar hem richtte riep hij: ”Ik kan het namelijk niet verstaan’’.


Frans Vogel is inmiddels tachtig jaar. In diverse recente interviews lees je, dat hij niet meer zoveel drinkt, want dat rijmt niet met de grote hoeveelheden medicijnen die hij moet slikken.

Van Frans Vogel

Te gek moment

Weet nog goed.

Was die keer
op dat lullige stationnetje
van Aerdenhout

Toen ik (goed snik?)
pardoes op mijn
achterhoofd ben gevallen:

Hartstikke nieuw gaatje
in mijn kop.

Absoluut te gek moment.

Wist gelijk niks meer
van wat daarvoor
allemaal moet zijn gebeurd:
flink stuk van mijn leven
(lang niet achterlijk?)
in 1 klap kwijt, foetsie,
pleitos, pinéros.

Of ik daar nu dan niet
als een randdebiel
of een volslagen idioot
naar op zoek ben?

Tot slot

Zijde ge mal:
juist dat ene moment
vind ik al te gek.

Complėtement fou,
weet je wel.
Crazy, Wahnsinnig.

En voor de rest
moedu nie bij mijn
zijn: forget it.

 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje