Poëzie (326)
- Details
- Categorie: Poëzie (326)
Van Albert Verwey
De grote hond en de kleine kat
Een grote hond en een kleine kat
Die zaten op de kamermat:
En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat?
Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond,
En ik een kat, niet zonder grond:
Hou jij dus nou jouw groten mond:
Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis-
Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die’s nie mis!
Waf waf! Sis sis! Woef woef! Mauw mauw!
En een houw en een beet en een blaf en een grauw:
En de grote hond en de kleine kat,
Die vlogen van de kamermat,
En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen,
En zij beet in een been
Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been!
Scheert je weg!
En de grote hond en de kleine kat,
Die zaten weer samen op de kamermat.
En ze lachten en praatten: och hemeltje, wat
Trapte ik op haar teen!
En beet ik in haar been!
’t Is gek, maar zo’n mens krijgt ook altijd wat!
- Details
- Categorie: Poëzie (326)
Wat is een Koning nog in dit land?
Van mijn oud VPRO-collega Theo Uittenbogaard ontving ik deze revolutionaire bewerking van De Dapperstraat van J.C.Bloem.
ZIJNE MANESCHIJN
Oranje is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is een Koning nog in dit land?
Een stukje tekst, een foto in een krant,
Een eiland met wat villaatjes ertegen.
Geef mij gauw een redelijker overwegen
Dan het vastgeklonken argument
Dat God en schijn het lot van deze vent
Bepalen. Vooralsnog ben ik daartegen.
Alles is teveel voor wie niet veel verwacht.
Zijn leven houdt zich wonderlijk verborgen
Tot het zich, opeens, toont in Zijne naakten staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht:
"Fuck you!', op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Van J.C.Bloem
De Dapperstraat
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Klik HIER voor alle bijdrages van Theo
- Details
- Categorie: Poëzie (326)
De blinde krantenverkoper van Parijs
J.J.Slauerhoff was een ‘’leven lang’’ zeer gecharmeerd van het werk van Rainer Maria Rilke (Praag 1875) . Hij hield van zijn gedichten en las ze vooral in zijn laatste levensjaren heel intensief. In 1925 schreef Slauerhoff zijn gedicht De Krantenverkooper (Rue Dauphine) , duidelijk geïnspireerd door Rilkes enige roman Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge uit 1910.
Hierin treft hoofdpersoon en Rilkes alter ego Malte een blinde krantenverkoper in de Parijse Jardin du Luxembourg. Hij durft hem niet aan te spreken.
De krantenverkoper van Slauerhoff gaat door de Rue Dauphine, een drukke straat in het centrum van Parijs, die loopt van de Rue Mazarine naar Le Pont Neuf.
Van J.J. Slauerhoff
De krantenverkooper
(Rue Dauphine)
Als sterren, welker zon tot mist verging,
Een nauwe en reeds niet meer ronde baan
Tusschen der andre glansrijke onderling
Gesloten schittring blindlings begaan,
Doolde hij nog een tijdlang in de koude
Verlatenheid van oorsprongloos bestaan
Vervallend voort, te moe om op te houden.
Een eendre ronde nam hij steeds in acht:
Een park, drie straten en een boulevard.
Lang strekte de omloopstijd van ’s middags naar
De vage uren achter middernacht.
’n Stervende lichtstraal leek zijn roep: ‘’La Presse!”
Hij had nooit meer dan enkele voorradig.
De Heilige Maagd, een draaglijke maîtresse
Waren hem even ver en ongenadig.
’s Nachts werd zijn ‘’Troisième Ėdition’’
Weer iedren keer ontmoedigder volbracht;
De tusschenpoos steeds angstiger afgewacht,
Of hij de volgende verheffen kon;
Zoo zwaar, zoo zwaar, zoo zwaar bonsde zijn klacht
Tegen ’t bestaan van warmte, vreugde, zon.
God, dit zijn dus uw martlende vermaken!
Daarom zal ‘k zonder U mij wel vergeven
De enkele frivole woorden hier geschreven
Die van mijn dof gedicht de wil verzaken.
God, daaraan hebt Gij dus u welgevallen!
Geef mij de zonnen en de sterrenbeelden
Dan zal ik ze te pletter laten vallen
Volhoudende dat Gij ’t lichtzinnigst speelde
De grote Slauerhoff-kenner Kees Lekkerkerker vraagt zich in zijn voorwoord van de gedichtenbundel ‘’Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’’ af waar die God zo ineens vandaan komt.
Hij schijft: ‘’In welk gedicht van welke andere dichter wordt God uitgedaagd als in het vers over die Parijse krantenverkoper?”
Hieronder een passage van de ontmoeting tussen Malte en de blinde Zeitungsverkȁufer uit de roman van Rilke:
In meiner Feigheit, nicht hinzusehen, brachte ich es so weit, daß das Bild dieses Mannes sich schließlich oft auch ohne Anlaß stark und schmerzhaft in mir zusammenzog zu so hartem Elend (…) daß ich mich entschloß (…) sofort aufmerksam an ihm vorbeizugehen.
Klik HIER voor alle Zoekpoezie
- Details
- Categorie: Poëzie (326)
De Vinger Gods
Dit is De vinger Gods. Gefotografeerd door scheepsarts-dichter J.J.Slauerhoff in 1930. Hij schreef er een gedicht over: Fernando de Noronha. Een archipel van 21 eilandjes in de Atlantische Oceaan, 340 kilometer uit de kust van Brazilië en geen duizend mijlen ver zoals Slauerhoff met dichterlijke vrijheid schrijft.
Hij was er niet erg blij mee. Hij verlangde zelfs naar de Nederlandse wolken. Hij, die ooit de regels dichtte: ‘’In Nederland wil ik niet sterven en in de natte grond bederven’’.
Hoe zou het er anno 2015 op Fernando de Noronho uitzien? Die vraag komt natuurlijk op als je het gedicht leest.
Van J.J.Slauerhoff
Fernando de Noronha
De vinger Gods –een steile, plompe rots-
Staat op ’t genaadloos strak azuur gericht.
De ballingen op deze bruine rots
Zijn ook gevangenen van zee en licht
Ontsnappingspogingen mislukken steeds
Het vasteland is duizend mijlen ver;
Wel zijn drie hunner, vroeger, zeilend er
Geland, maar als verdorste lijken reeds.
Nooit heb ik in de neevlen van het Noorden-
Die winters dempen weiden, slooten dicht
Waarin wanhopige boeren zich vermoorden
Door Godsdienst en Geweten streng gericht-
Bevroed dat er een land van zonneschijn
Waar ook de dorste rots bloei moet ontvangen
Zoo godvergeten desolaat kon zijn
Dat het naar ’t land der wolken doet verlangen.
Een eiland, wel voor eeuwig vastgelopen
In den staalblauwen harden hemelkring
Een ballingschap die niets meer heeft te hopen
Van een aardbeving of omwenteling.
Fernado de Noronha is het grootste eiland. Maar wat heet groot?: 18 vierkante kilometer. 4.000 inwoners, die tegenwoordig vrijwel allemaal leven van het eco-toerisme. Want het zijn paradijselijke eilanden met witte stranden; de zee is inderdaad azuurblauw en je schijnt er fantastisch te kunnen duiken.
Het aantal toeristen blijft beperkt want er mogen er om de boel niet te verzieken niet meer dan 450 tegelijk zijn. Hoe serieus men zich daaraan houdt weet ik niet, want als je op Internet zoekt zie je een stuk of honderd hotels en andere overnachtingsmogelijkheden.
Fernando de Noronha werd in het begin van de zestiende eeuw ontdekt door de Portugezen. Fransen, Engelsen en Spanjaarden zetten er ook hun sporen uit en vanaf 1635 was het een tijdje in handen van de Nederlandse West-Indische Compagnie.
Maar de Portugezen kwamen terug, bouwden forten op het hoofdeiland en maakten er inderdaad een soort gevangenis van; een oord voor bannelingen. Dat zou het zo’n 200 jaar blijven. Om ontsnappingen te voorkomen werden alle bomen op dit subtropische eiland gekapt, zodat de gevangenen geen boten konden bouwen.Charles Darwin deed het eiland aan.
In de tweede wereldoorlog werd het gebruikt als een Amerikaanse militaire basis. Vanaf 1988 is het toerisme op gang gekomen en Fernando de Noronha staat inmiddels ook op de lijst van Unesco werelderfgoederen.
Klik HIER voor alle Zoekpoezie
- Details
- Categorie: Poëzie (326)
Van R.J.Resink
Versklaar
Als krabbesporen op het strand,
als vogeltrekken door de luchten,
als vissenkringen in het water,
als verse vonken van elk vuur
zo moeten ook gedichten zijn:
voortvluchtig in hun element.
1. Remco Campert: Dichten is een daad
2. Gerrit Komrij: De dichter
3. A van Collem: Als ge me leest, dan moet ge mededichten
4. Rutger Kopland: Lijsterbessen
5. Sybren Polet: De dichter als dokter
6. R,J,Resink: Versklaar
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 140
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 32 van 39