Poëzie (358)

 

De geilaard en de maagd

Gerard den Brabander (1900-1968) was een interessant dichter. Hij was belezen, maakte mooie sonnetten en vertaalde werk van ondermeer Shakespeare, Rilke, Tolstoi en Ibsen. Maar hij had een leven lang een alcoholprobleem. Volgde verscheidene malen een afkickprogramma, maar dat haalde niets uit. Hij overleed, nadat hij in de Jellinek-kliniek van de trap was gevallen. Gerard den Brabander moet vooral niet verward worden met Gerard den Braber.
      Eén van zijn meest geroemde sonnetten is Elle se couche. Het verhaal van een wat oudere geilaard, die een jong meisje wil ontmaagden, want daar droomt ze immers van. Of een dergelijk gedicht heden ten dage nog zou worden geroemd is vanwege de inhoud zeer de vraag. Lijkt mij.

Er staan een paar woorden in, die ik aanvankelijk niet kon duiden. Gewemel bijvoorbeeld. Maar als je denkt aan ‘’het wemelt hier van de mensen’’ weet je dat het staat voor gekrioel.
      Een schemel is een voetenbankje. Dat bevond zich vroeger inderdaad in een koets.
En dan kemel. Daar zijn diverse betekenissen voor. Een blunder of een flater werd vroeger het meest gebruikt, maar dat lijkt me hier niet van toepassing. Want kemel is ook een oudhollands woord voor kameel en dat klopt weer met die bult.


Van Gerard den Brabander

Elle se couche

Nu bukt en rijst uit het gewemel
van roze en wit; nu wipt dit naakt,
nog door geen ruwaard aangeraakt,
ter nachtkoets op de wankle schemel.

Eer drijft de eros bult en kemel
door ’t oog der naald dan dat verzaakt
dit maagdlijn, door geen maan bewaakt
onder de sterrenloze hemel

des beds, haar zeer verstolen droom:
wie steigert met gevierde toom
uit deze nacht de kamer binnen?

O lieflijk wezen dezer zinnen;
o glimlach, die ik móet beminnen,
maar die ik nú te kussen schroom.

Gerard den Brabander werd vaak gezien in café Eylders op het Leidseplein in Amsterdam. Hij zat daar hele dagen en dronk dan volgens de overlevering vooral moddermannetjes. Dat is jonge jenever met suiker en kaneel.
      Hij voelde het einde naderen en schreef daar het gedicht Aftands over.

En als u weet wie Katrien is laat me dat dan even weten op Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


Van Gerard den Brabander

Aftands

Aftands door de perken wandlen
met de te vette hond
te denken niet en te handlen
met de verzakte mond
woorden die al verlammen
tegen de vogels zwammen
de stok en het pensioen
de late vlam der pioen
de bloedpols niet meer te vrezen
afzijdig de kranten lezen
de krijg en de vreemde ramp
zich verre verhalen maken
de poolzee het tafellaken
op de einder de lage lamp
vijandige schotsen de borden
de vorken, de vikings, de horden
overvallen het witte kamp
Nova Zembla het vreemde land
vreemd en ver de vergeelde hand
aan de dampende soepterrien….

Wie noemde dit eens Katrien?


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

 

 

Joop den Uyl en zijn ceder

In april 1977 werd ik door de afdeling Oud-Beijerland van de P.v.d.A. tot afgevaardigde gekozen voor het partijcongres dat in diezelfde maand werd gehouden. Het was een beladen bijeenkomst.
      Het kabinet Den Uyl, dat in 1973 kon aantreden dankzij een paar dissidenten van de KVP en de ARP, had moeilijke tijden beleefd. De oliecrisis, een treinkaping, de Lockheed-affaire om maar wat te noemen. Er waren ook positieve punten. De AOW was verhoogd en er was een minimum-jeugdloon ingevoerd.    
      Maar nog voor het congres viel het kabinet, omdat de dissidenten onder leiding van Van Agt eruit stapten.
Op 25 mei zouden er nieuwe verkiezingen komen. Joop den Uyl hield aan het slot van het congres een fenomenale toespraak, waar hij een staande ovatie voor kreeg.  Hij eindigde met het gedicht De Ceder van Han G. Hoekstra (1906-1988).
En .....hij debiteerde uit zijn hoofd. 

      
DE CEDER

Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.

Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.

Het ideaal

Een ceder is een statige naaldboom, die 40 tot 50 meter hoog kan worden. De symboliek van het gedicht wordt hiermee duidelijk. Een mens moet zijn idealen nastreven en kan zelfs een mooie boom planten op een kleine binnenplaats, die vol ligt met rotzooi. En als een ander zegt dat ’t niet kan, blijf je er zelf gewoon in geloven.

Het gedicht is uit 1946 en komt uit de bundel Panopticum.
      Han G. Hoekstra was niet alleen dichter; hij was journalist bij Het Parool. Joop den Uyl was dat ook geweest, dus ze kenden elkaar goed.

De verkiezingen verliepen zeer voorspoedig voor de P.v.d.A. De partij behaalde een ongekende winst en groeide uit naar 53 zetels. De coalitiebesprekingen verliepen daarna heel moeizaam. Er volgde in oktober een nieuw congres, waar diverse partijleden -de ''Reckmannen''- vrijwel onhaalbare wensen naar voren brachten. Maar die arrogantie van vermeende macht werd gestraft nadat Van Agt en Wiegel een pact sloten, waarbij Den Uyl aan de kant werd gezet.
       Ook bij dit congres was ik aanwezig. Dit keer als eindredacteur van het VPRO-radioprogramma Embargo. De toespraak van Den Uyl was minder bevlogen. Hij was door het gedram van zijn eigen achterban en het gezeik van Van Agt kennelijk enigszins murw gebeukt. 

De ceder moest nodig water hebben.  

Het gedicht is ook opgenomen in de route van Muurgedichten te Leiden. Aan de Oude Vest.
Dat ziet er dan zo uit:


 

 

Klik HIER voor alle ZoekPoëzie 

 

 

 

Een lief ezeltje

Ab Visser (1913-1982) was een Nederlands dichter, die op vrij jeugdige leeftijd een tijdje in Frankrijk woonde. Hij bestudeerde daar het werk van jonge Franse dichters en schreef er in 1938 een bundeltje over. Eén van die poëten was Francis Jammes. Die komen we tegen in dit gedicht.


Tourrettes


Zuid-Frankrijk

Na de overvolle straten
en het geestloos platteland
eindelijk dit brok verleden
veronachtzaamd en vermeden
door ‘t beschaafde onverstand

In de Moors gebouwde straten
zitten voor een stal, een krot
een paar oudjes, die vergaten
dood te gaan en stokkend praten
over een bankroete God.

Schimmenstad vol dode dromen
dat de walg des tijds ontkwam:
langs de groene olijvenbomen,
zien wij naar de poort toekomen
‘t Ezeltje van Francis Jammes.

Ik heb ’t gedicht gevonden. Een soort kinderversje. J’aime l’âne si doux (Ik hou van dat lieve ezeltje).
      Het tafereel in het werk van Ab Visser speelt zich af in het plaatsje Tourrettes (VAR, Zuid-Frankrijk)
Inderdaad een klein stadje met Moorse invloeden.

J'aime l'âne si doux

J'aime l'âne si doux
marchant le long des houx.

Il a peur des abeilles

et bouge ses oreilles.

Il va près des fossés

d'un petit pas cassé.

Il réfléchit toujours

ses yeux sont de velours.

Il reste à l'étable

fatigué, misérable.

Il a tant travaillé

que ça vous fait pitié.

L'âne n'a pas eu d'orge

car le maître est trop pauvre.

Il a sucé la corde

puis a dormi dans l'ombre.

Il est l'âne si doux

marchant le long des houx....

Francis Jammes

Uit: De l'Angélus de l'aube à l'Angélus du soir

 

 

 Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

 

Een eksentriek komponist

Het maandblad Tirade werd in 1957 opgericht door Geert van Oorschot. Het bestaat nog steeds. In de eerste jaargang verscheen in het augustusnummer het gedicht Monument voor Bart Visse. Geschreven door J.J. Klant (1915-1994).  
      Johannes Jacobus (Joop) Klant was hoogleraar Staathuishoudkunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Daarnaast was hij prozaïst (De geboorte van Jan Klaassen) en schreef hij veel over zijn vakgebied.


Hij was ook een muziekliefhebber en schreef daar soms gedichten over.
Maar wie de ‘’eksentrieke komponist’’ Bart Visse was, heb ik niet kunnen vinden en ook is mij onduidelijk wie de pianiste in dit gedicht is.
      Dat maakt het allemaal een beetje mystiek.

                 


Van J.J.Klant


Monument voor Bart Visse

   

Zij streelt piano
Pinkwuivend naar de afwezige,
Pedaalt de kamer vol
Met lichtgroen water
Voor Mozartvissen
Wieren van Debussy
En elektrieke lichtjes
Van Bart Visse
De eksentrieke komponist
Die zij persoonlijk kent.

Zij speelt zich naakt
En slikt zichzelve in
Maar duikt weer op
Bij elk hachelijk akkoord.
Schelle vissen knabbelen onderwijl
Haar knoetje los:
‘Moet je niet doen,’
Zingt zij lacherig,
‘Met onderwijs
Wordt hier niets bereikt.’

Zij was nog nooit zo jarig,
Zwemt naar het plafond,
Wieren aan haar tenen
Belletjes in haar mond
En nestelt zonder blozen|
In de geschubde hand
Van 't spierwit opperwezen.

Bij wijze van versiering
Is zij vannacht tot engel uitgeroepen
Boven de laveloze lamp,
Wel wat verdierlijkt
Aan de ene kant
Doch een heel eenvoudig monument
Den onbekenden komponist
Die zij heel persoonlijk kent.

 


J.J.Klant lijkt me zo’n dichter, die nooit tevreden was en bleef schaven aan zijn tekst.
      In een bundel die later verscheen vond ik hetzelfde gedicht met een aantal wijzigingen.

In de eerste strofe wordt ''de afwezige'': ''afwezigen'' en ''lichtjes'' veranderen in ''lichten''.

In de tweede wordt ‘’zij speelt zich naakt’’: ‘’zij zweet zich naakt’’
‘’en slikt zichzelve in’’: ''en slikt zich helemaal in’’

‘’duikt weer op’’ : ''duikt telkens op’’
‘’ Na elk’’ wordt ‘’Bij elk’’

‘’Met onderwijs
wordt hier niets bereikt’’

verandert heel drastisch in

‘’Aan de deur
wordt niet gekocht’’

In de voorlaatste strofe wordt
‘’In de geschubde hand
van ’t spierwit opperwezen’’

samengevat tot:

‘’In het geschubde opperwezen’’.

De laatste strofe is geheel vervallen.
      Misschien heeft ''de onbekenden komponist'' hier wel de hand in gehad.
Bart Visse en de pianiste hadden natuurlijk samen meer dan iets ''heel persoonlijks''.

 
Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

   

 

DE TROM DROM BOM

Neem I.K. Bonset. (1883-1931). Van hem is de volgende frase: ‘’Kunst houdt op waar men haar begrijpt’’.
      Tenminste…. Dat lees ik her en der.
Maar ik lees ook: ‘’Begrijpen is voor kunst altijd uitgesloten….. Poëzie laat zich niet begrijpen- zij grijpt”

Met dit in gedachten kunt u zich buigen over het volgende klankrijm in een zeer opvallende typografische layout.
      Een paar van de vele vragen, die bij u kunnen wellen zal ik daarna trachten te beantwoorden.

 

DE TROM


Rrrrr   om

Rrrrr   om

Rrrrr - om

DE trom
De drom
De trom
Rrrr - om

BOM

      

(zeer snel)
Bonset De Trom 1.jpg

Bij den dom
Met den trom
Bij den zwarten dom
Met den hollen trom

Rrrr - om

Marcheeren!
Geweren!
DE zwarte soldaten!
De schuine geweren!

            Rrr-om
            BOM.



 

De dom
De trom
De drom
Waarom?

BOM

BOM

Het breede plein
Lantaarnschijn

      Rrrr-om
Eén man te paard
'n zwarte baard

        Rrrrom
Een gouden kraag
'n Schop
'n Zaag

      Rrrr-om

 

Schaduwen draaien
Armen zwaaien

        Rrrr-om

Schuine lijnen
Golven
Deinen

        Rrrrom

                'n Zwarte drom
  'n Leege trom
    Waarom?
    Waarom?
    Waarom?

 

                                    

BOM


BOM


BOM

Bonset De Trom 2.jpg

(dof)

 

               

'n Kar met 'n kruis.
'n Man met 'n vlag.
'n Kop uit 'n huis.

Hysterische lach

'n man met 'n fiets

 


                  Niets


I.K.Bonset debuteerde in 1920 in het kunstijdschrift De Stijl met het gedicht X-Beelden. Ook al in zo’n bijzondere typografische vormgeving. Direct volgden er speculaties wie deze Bonset zou zijn. Een pseudoniem was het, wellicht een heteroniem. Een anagram ook voor ‘’Ik ben sot’’of ''Ik ben zot'' dan wel het vrijere ''Ik ben het zat''..

De nieuwe dichter was geïntroduceerd door de oprichter van De Stijl Theo van Doesburg.
Die was er in een paar jaar in geslaagd om van zijn blad een gezaghebbend en invloedrijk orgaan te maken. Medewerkers waren ondermeer Gerrit Rietvelt, Piet Mondriaan en J.J.P. Oud. Architecten en kunstenaars dus, die de nadruk legden op vormgeving. De medewerkers van De Stijl wilden de kunst radicaal veranderen, waarbij rekening moest worden gehouden met technische en maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen.

Hoewel I.K.Bonset nog een aantal gedichten publiceerde is lang onbekend gebleven wie hij was. Pas in 1975 werd onthuld dat het om Theo van Doesburg zelf ging.


P.S.

Feikje Zijlstra schrijft mij:

Vorig jaar is er een single uitgebracht van Jaap Blonk naar aanleiding van een tentoonstelling over Theo van Doesburg. Heel bizonder.

Hier een link: http://underbelly.nu/product/leest-theo-van-doesburg/. 

 

Klik HIER voor alle ZoekPoëzie

 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje