Poëzie (358)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
VERBAZING, ANGST & INGEHOUDEN WOEDE
Neem nou het gedicht Boetedagen van de Duitse schrijfster Ursula Krechel.
Een aanklacht tegen de aanhoudingen, de vervolgingen en de hysterische angst voor alles wat in West-Duitsland een beetje links was in de zeventiger jaren van de vorige eeuw.
Het is humoristisch met een ondertoon van verbazing en ingehouden woede.
Lees eerst het gedicht en dan zal ik u uitleggen hoe ziekelijk het Bundesamt für Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) optrad en hoe het kon gebeuren dat dit orgaan steeds meer oud-SS’ers en oud-SD’ers in zijn gelederen had.
Van Ursula Krechel (vertaling Hannie Groen)
Boetedagen
Nadat we snel
onze brieven verbrand hebben
en onze notitieboeken
van 1970, 1971, 1972
dit lieve, aanhankelijke papier,
overleggen wij, wat wij nog
allemaal vergeten moeten.
Wij verbranden in de tuin
met de groene koolstronken, de witte kool
die de koolvlieg weggevreten heeft
de jassen, die wij droegen
toen we voor de laatste keer
door onopvallende fotografen
gekiekt werden.
Wij denken er lang over na
of de brief die Wolfgang
kort geleden uit Heidelberg schreef
blij over de geboorte van een dochter
regel voor regel waar is.
Want hoewel elke tik
steeds duurder geworden is
wordt onze telefoonrekening
steeds goedkoper.
Wij praten alleen nog kort
over de winter die komt.
Over onze reizen praten we niet.
Na het journaal braakt mijn vriendin
na het laatste nieuws
zijn we te bang om te gaan slapen.
Bouwplannen van het Staatsopsporingsbureau
hebben we niet.
We bezitten echter stadskaarten
Van Darmstadt, Frankfurt, Berlijn.
Herinner je je: je hebt me eens
de weg naar de tandarts uitgetekend.
Dat maakt je verdacht.
Ook een postkantoor is met rood aangekruist.
In een droom liep ik gisteren
Op straat en riep u te hulp.
Het was vroeg in de morgen, zoals gebruikelijk.
Zwaaiend verstopte ieder zich
in zijn hol.
Duitsland in verwarring
Duitsland was natuurlijk na de tweede wereldoorlog ernstig in verwarring.
De mensen moesten hun ziel en zaligheid weer oppakken na de meest weerzinwekkende gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis.
Hoe kon het gebeuren dat een schoft als Hitler aan de macht kwam en hoe kon het gebeuren dat zoveel Duitsers zich achter hem schaarden.
Het collectieve ontkennen was begonnen en het zou nog vele jaren duren voor het collectieve schuld bekennen zou beginnen.
Linkse sympathieën
In de Bundesrepublik Deutschland kregen veel jongeren -met name studenten- in de zestiger jaren net als in veel andere Europese landen linkse sympathieën. De inmiddels weer aardig gevestigde orde van Duitse gezagsdragers vond dit bedreigend.
Geïnitieerd door het in 1950 opgerichte Bundesamt für Verfassunsgschutz werd de controle op alles was links leek, een baard of lange haren had, een kralenketting om had of een Afghaanse jas droeg steeds scherper.
In 1968 werden de Notstandsgesetze aangenomen, waarin zeer nauwe definities waren opgenomen over wat criminaliteit en met name terrorisme was. Stakers bijvoorbeeld werden neergezet als militante terroristen. Communisten of vermeende sympathisanten werden gevolgd en afgeluisterd. Mensen werden soms volkomen willekeurig opgepakt en zelfs vervolgd.
Rote Armee Fraktion
In 1970 zou dat nog veel erger worden en was er sprake van een totale escalatie.
Andreas Baader richtte samen met Gudrun Ensslin en Horst Mahler de Rote Armee Fraktion (RAF) op. Spoedig daarop kwam daar Ulrike Meinhof bij.
De RAF was een links radicale organisatie, die aan geld kwam via roofovervallen. De groep deinsde niet terug voor bomaanslagen en bleek later verantwoordelijk voor 34 moorden.
Meer in het algemeen was het doel van de RAF ondergronds verzet tegen de rechts kapitalistische maatschappij.
De RAF had weinig aanhang en kon ook niet op veel sympathie rekenen.
Toch ging er een golf van ongeloof en angst door Duitsland. Overal in het land hingen posters waarop de gezochte terroristen stonden.
In juni 1972 werden Baader en Meinhof opgepakt en later tot levenslange gevangenisstraffen veroordeeld.
Eerder dat jaar was een zogeheten Radikalenerlass van kracht geworden. Een Berufsverbot, dat ondermeer inhield dat ambtenaren bijvoorbeeld een toets van loyaliteit moesten afleggen en dat mensen met uitgesproken linkse sympathieën uitgesloten werden voor tal van functies.
Adoptie
Ik ben in die tijd nog eens bij een Duits gezin geweest, dat een kind wilde adopteren.
Het werd geweigerd, omdat de man een tijdje lid geweest was van de communistische partij.
De overheid deed daar ook helemaal niet geheimzinnig over.
NS-Justiz
Hoe kon dit allemaal gebeuren?
Ach.
In 1955 was ene Hubert Schrübbers president geworden van het Bundesamt für Verfassunsgschutz. De man werd eind 1972 gedwongen om op te stappen omdat toen pas bekend werd dat hij voor en tijdens de tweede wereldoorlog actief was geweest voor de NS-Justiz, de Nationaal-Socialistische Rechterlijke Macht.
In zijn regeerperiode had hij tientallen oud SS’ers en oud- SD’ers op hoge posten aangesteld.
In plaats van een geheime dienst, die de extremisten links en rechts in de gaten moest houden, was de Geheime Dienst zelf een rechtsradicale neo-nazistische organisatie geworden.
Dat je als jong studente dan wel eens bang bent, braakt of niet durft te slapen lijkt me vrij logisch.
Nach Mainz
Ursula Krechel (Trier 1947) studeerde Theaterwetenschap en Kunstgeschiedenis in Keulen. Van 1969 tot 1972 was zij verbonden aan de Städtischen Bühnen in Dortmund en werkte zij in theaterproducties met jeugdige gevangenen.
Het betreffende gedicht is opgenomen in de bundel Nach Mainz (1977).
Zij heeft inmiddels een groot aantal dichtbundels, romans, toneelstukken en hoorspelen op haar naam staan.
Zij won diverse prestigieuze prijzen.
Bijvoorbeeld de Deutscher Kritikerpreis.
(Het gedicht Boetedagen heb ik gevonden in de bundel ’”Ik heb tien benen” dat in 1990 is verschenen bij uitgeverij De Geus in Breda. ISBN: 90 5226 0109)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Trauma’s & relaties
Voordat u dit gedicht leest, zijn er een paar dingen die helpen.
--- Saul van Messel is een pseudoniem voor Jaap Meijer (1912-1993)
--- Jaap Meijer was getrouwd met Liesje Voet en hun oudste zoon heet Ischa
--- Jaap, Liesje en Ischa werden in februari 1944 van Westerbork overgebracht naar concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland
--- De moeder van Jaap werd in Sobibor Polen vergast
--- De vader van Liesje, Ies, werd in Sobibor Polen vergast
--- Polen was tot eind 1974 een café -restaurant in Amsterdam. Het hotel erboven brandde tot de grond toe af in mei 1977
--- Jaap en Liesje waren door de oorlogservaringen zwaar getraumatiseerd
--- De verhouding tussen Jaap en Ischa was zeer problematisch
--- De jongste zoon heet Job
Van Saul van Messel
restaurant
wij eten
bij polen
mijn jongste zoon
en ik
mijn moeder bleef
in polen
haar jongste zoon
ben ik
ik weet
niet wat
ik eet
en of ik
slik of
stik
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
De genocide in Sabra & Shatila
Het gebeurde tussen 16 en 18 september 1982.
In de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in de Libanese hoofdstad Beiroet, werd een bloedbad aangericht.
Christelijke Falangisten vermoordden daar een groot aantal Palestijnen.
Volgens sommige bronnen 700; volgens andere bronnen 3.500; Het Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt het op ruim 1.000.
Het Israëlische leger dat zich toen in Beiroet bevond, omdat de premier van Libanon Bashir Gemayel op 14 september door een Palestijnse bom was gedood, keek toe en greep niet in.
Een Onderzoekscommissie in Israël concludeerde later dat het leger niet hard genoeg had opgetreden. Het had er een eind aan moeten maken.
Ariel Sharon, die toen minister van Defensie was, werd verantwoordelijk gehouden voor het niet voorzien van de Falangistische wraakacties. Sharon zou volgens dit rapport uit zijn ambt moeten worden gezet en Yitzhak Shamir, toen opperbevelhebber van het leger, werd berispt.
Ook de toenmalig premier Menachem Begin kreeg hevige kritiek.
In een officieel stuk van de Verenigde Naties werd later gesproken over genocide.
Time-Magazine stelde in 1987 Ariel Sharon direct verantwoordelijk voor het bloedbad.
Denise Levertov (1923-1997) schreef direct na het bekend worden van dit incident een mooi en bewogen gedicht, waar ze haar ouders in betrekt.
Zij werd geboren in Ilford Engeland en verhuisde later naar de Verenigde Staten.
Haar vader was een Chassidische Jood uit Rusland (Ultra-Orthodox), die naar Engeland verhuisde. Haar moeder werd geboren in Wales en was eveneens een streng religieuze vrouw, maar geen Jodin.
De oorspronkelijk titel van haar gedicht luidt:
Perhaps No Poem But All I Can Say
And I Cannot Be Silent
In de Nederlandse vertaling gaat dat zo:
Misschien Geen Gedicht Maar Alles Wat Ik Zeggen Kan
En Ik Kan Niet Zwijgen
Als vroom christen was het voor mijn vader
een bron van vreugde en trots om
(net als Jezus en de Apostelen)
jood te zijn.
Het was
de chassidische leer, zijn erfgoed,
waar hij uit putte om
de Heilige Geest te kennen als sjechina.
Mijn niet-joodse moeder, door en door Wels,
en net als mijn vader gesterkt
door een diep geloof, koesterde
heel haar lange leven de woorden
van Israël Zangwill, die haar zei:
‘Je hebt een joodse ziel’.
Ik, hun dochter (’vlees van hun vlees,
been van hun gebeente’)
die in deze eeuw van terreur een libretto
schrijft over El Salvador, het lijden,
de martelaren,
kijk op van mijn blad naar
de porties nieuws -die bedorven
brokken geschiedenis
ons dagelijks opgedrongen en door
de strot gewrongen-
en zie dat
In Libanon
zogenaamde joden toelieten
dat zogenaamde christenen
een pogrom (’bliksem der verwoesting’) aanrichtten
onder een weerloos volk (een stam
van ouds verwant met de hunne en nu
geconcentreerd
in kampen….)
Mijn vader -mijn moeder-
Ik heb naar jullie verlangd.
Ik zie nu,
het is goed dat jullie niet meer zijn,
niet meer
zijn van deze Tijd,
niet meer van deze tijd met zijn
last van schaamte die jullie gebeente, uitgeput
door eigen jaren van
tragische geschiedenis,
zeker niet had kunnen dragen.
Vertaling: Kathleen Rutten/ Ad van Rijsewijk
Het gedicht werd in 1984 opgenomen in de bundel Oblique Prayers: New Poems
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
De dichter (half vier)
Dit schilderij van Marc Chagall heet De Dichter (half vier).
Het is olieverf op linnen, gemaakt in 1911 in Parijs.
Het is één van zijn bekendste werken uit zijn jonge jaren.
Hoofd op hol
De dichter zit eenzaam aan een cafétafeltje, een kop koffie in de hand.
Zijn hoofd is op hol gebracht en zoekt inspiratie; het gedicht ligt op zijn knie, op het tafeltje een appeltje voor de dorst en de kat likt verwachtingsvol.
De fles met Eau de Vie is half leeg en dat completeert het beeld van de straalbezopen dichter, die zichzelf -het is immers half vier- met sterke koffie weer enigszins in het gareel hoopt te krijgen om zo het gedicht nog te redden.
Is dit zomaar een dichter?
Nee!
Het is Blaise Cendrars, die in datzelfde jaar een ‘nogal wild’ gedicht had gemaakt onder de titel Marc Chagall.
In de mooie Volkskrantreeks Moderne Meesters vond ik een Nederlandse vertaling van dit gedicht.
Het gaat zo:
Marc Chagall
Hij slaapt
Nu ontwaakt hij
Ineens schildert hij
Grijpt naar een kerk schildert met een kerk
Grijpt naar een koe schildert met een koe
Een sardine
Met schedels handen meten
Schildert met de zenuwpees van een os
Al het smerige lijden van kleine jodenstadjes
Gekweld door liefdeshartstochten uit de
Russische diepte.
Voor Frankrijk
Dood hart en lusten
Hij schildert met dijen
Draagt in zijn achterste de ogen
Daar ligt uw aangezicht
U bent het geliefde lezer
Ik ben het
Hij is het
De eigen bruid
De winkelier op de hoek
De koeienmeid
De baker
In emmers bloed worden de jonggeborenen
Gespoeld
Hemelse waanzin
Muilen sproeien het modieuze
De Eiffeltoren lijkt op een proppeschieter
Gevouwen handen
Christus
Hijzelf Jezus Christus
Aan het kruis heeft hij zijn hele jeugd geleefd
Een nieuwe zelfmoord elke dag opnieuw
Ineens schildert hij niet meer
Hij was net wakker
Nu slaapt hij
Wurgt zich met een dasspeld
Chagall verbaast
Hem draagt de onsterfelijkheid
‘De cafédichter’ was een ode van de ene buitenlander aan de andere.
Marc Chagall werd in 1887 in een groot Joods gezin geboren in Vitebsk in Wit-Rusland.
Hij ging in 1910 naar Parijs, betrok daar een atelier en sloot vriendschap met ondermeer Guillaume Apollinaire en Cendrars.
Blaise Cendrars werd in 1887 geboren in Chaud-de-Fonds Zwitserland.
Hij verhuisde ook in 1910 naar Parijs, nadat hij al de hele wereld over geweest was.
Hij verzon diverse titels voor werken van Chagall, ondermeer ‘Rusland, de ezels en de anderen’.
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
TSINGTAO & SJANSI
Ik noem het altijd maar zoekpoëzie.
Zo’n gedicht waar je parate kennis voor nodig hebt om het te doorgronden.
In 1978 bijvoorbeeld kreeg ik een bloemlezing cadeau van een aantal gedichten van Slauerhoff,
Ik leerde zijn stijl, zijn ritme , onmacht, hartstocht, tragiek en zijn verlangen kennen uit die poëzie.
Maar soms bleven er leemten, omdat ik bepaalde dingen niet wist.
Nu kun je dat simpel op Internet vinden, maar ik verzeker u dat ‘t in 1978 een stuk moeilijker was.
Neem het volgende gedicht:
MANESCHIJN TE TSINGTAO
De maan weent over de waatren
Om ‘s werelds leed te verzachten,
Zij heeft maar enkele nachten
En weet dat het niet zal baten.
Het bare zwarte gebergte
Ligt hard in het milde vlieten.
De golven zijn moegetergd en
Willen geen glans meer genieten.
De wereld wankelde lang
Tusschen geluk en ellende,
Maar duldt nu rampen en dwang,
Alsof hij nooit anders kende.
Maan, straal liever niet meer,
Of word een groot rond brood
En daal zoo in Sjansi neer
En red het van hongersnood!
Vragen, vragen, vragen...
Waar bijvoorbeeld lag Tsingtao?
En wat was Sjansi?
Als je dat niet wist, kon je zo’n gedicht natuurlijk wel waarderen om zijn -zoals kenner Kees Lekkerkerker dat noemt- Slauerhoviaanse ritme, om dat vrije rijmschema en om die wanhoopskreet aan het eind.
Maar echt begrijpen deed je het niet.
Scheepsarts & dichter
Slauerhoff was scheepsarts en dichter.
Hij was een man van verlangen, die reisde om te proberen dat verlangen te bevredigen.
Dat lukte nauwelijks. Een beetje op zijn geliefde Vlieland en op sommige plekken in China.
Tsingtao zou dus wel een havenstad in China zijn.
Maar in de atlassen die ik toen raadpleegde kon ik het niet vinden.
Atlassen & atlassen
Pas in de bibliotheek van Rotterdam vond ik het in de 49ste druk van de Bosatlas (1955).
Het heet daar Tsing-Tau en ligt aan de Gele Zee in het Noordoosten van China.
In latere atlassen heet deze plaats steevast Qingdao.
Die link was mij destijds ontgaan.
Sjansi
In die oude atlas is ook een kaart opgenomen van de toenmalige administratieve indeling van China.
En daar treffen we in het binnenland de provincie Sjan-si aan.
Tegenwoordig heet dat Shanxi of Shaanxi. Een zeer arme provincie waar vorige eeuw inderdaad veel hongersnoden zijn geleden. Slauerhoff maakte zijn laatste reis naar China in 1927.
Hij hield zijn werk als scheepsarts en zijn dichterschap altijd streng gescheiden.
Als het even kon maakte hij ook reizen het binnenland in.
Het lijkt mij aannemelijk dat hij in 1927 de hongersnood in Sjansi zelf meegemaakt heeft.
In de mooie, zeer degelijke en omvangrijke Slauerhoff-biografie van Wim Hazeu heb ik dat overigens niet kunnen terugvinden.
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 12 van 45