Media (502)

 

Hersens & Humor

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

Hoorde deze week Geert Wilders zeggen: ‘Het is hier zo ver: wie illegaal in dit land is, kan er niet meer uit.’
     
En ik moest zo vreselijk lachen.
Ik ben niet van Geert, maar ik heb een zwak voor Hersens en Humor.
      Neemt niet weg dat het au fond een vrij onbegrijpelijke tekst is.

En ik moest denken aan andere hits.


A Whiter Shade of Pale
‘Weet je dat van veel wereldhits de tekst voor veel mensen duister is,’ zei de begenadigde pianist Louis van Dijk in een interview voor de GPD in 1992 tegen me. ‘Neem nou “A Whiter Shade of Pale”. Is er iemand die de tekst kent, laat staan begrijpt?’

 

 

 

 

      PROCOL HARUM - A Whiter Shade of Pale - STEREO

 

 

 


Frank Boeijen

Ik persoonlijk had hoe dan ook altijd wat moeite met de teksten van de Nederlandse zanger, dichter, componist en muzikant Frank Boeijen. Ik bedoel: door de telefoon bij ons interview begin jaren negentig kon ik hem ook al niet verstaan, eigenlijk net zo min als op zijn platen en cd’s.
      Toen ik hem dat meldde, zei hij: ‘Het is nog erger. De dag na de nacht waarop ik mijn teksten heb geschreven, kan ik ze niet eens meer lezen. Maar ja, dan moet ik de studio in en dan zing ik maar wat ik denk dat er staat. Maar mensen zeggen dat het prachtig is en daar hou ik het dan maar op.’

     Ja, ja.

 

 

       Frank Boeijen - Koud in mijn hart - theatertour 2015

 

 

 

 
Pastorale

Het kan ook andersom. Dat zangers op hun beurt moeite kunnen hebben met door briljante tekstschrijvers aangeleverd materiaal.
      “Pastorale”: Liesbeth List en Ramses Shaffy. “Mijn hemelblauw, mijn gouden hallen, mijn wolkentorens, ijskristallen.”

Het is een hit uit 1969, tekst Lennaert Nijgh, muziek Boudewijn de Groot, arrangement van Bert Paige. Het nummer staat nog steeds ieder jaar hoog genoteerd in de Top 2000.
      In 1989 interviewde ik Liesbeth List en we kwamen zoals dat soms gaat te praat over “Pastorale”.
‘Weet je,’ zei Liesbeth, ‘we kregen die tekst in de studio uitgereikt en iedereen dacht: Waar gáat dit over?? En toen zei Ramses na enig nadenken: “Dit Gaat Over Een Onmogelijke Liefde”. En wij allemaal: “Ooo. O ja?” Toen was het nóg even wennen, maar we konden het wel met meer overtuiging opnemen.’

 

 

      Pastorale (Remastered)

 

 

 

 

 

 

 


Louis van Dijk

Intussen liet Louis van Dijk, die Ramses en Liesbeth jarenlang op de bühne en op platen, later cd’s. begeleidde, vooral de muziek spreken.
      Dus ook in “The Windmills of your Mind” op muziek van Michel Legrand.


 

 

 

                  Louis van Dijk speelt "" Windmills of your mind""

 

              

        Meer van Els: HIER

 

 

De waarheid is een koe

     
       Provo, Kabouter van het eerste uur, gemeenteraadslid en wethouder van Amsterdam, fractielid van het groen Progressief Akkoord in het Europees Parlement, lid van Provinciale Staten in Noord-Holland voor Groen Links: ziehier de progressieve carrière van Roel van Duijn (20 janauri 1943).
      Of zoals hij zelf noemt: “Een ontwikkeling van anarchist tot groene, linkse democraat”. Maar met een paar constanten: verzet tegen autoriteiten, tegen machtsconcentraties, voor behoud van het milieu, versteviging van de multiculturele samenleving en invoering van het referendum.

      Een aantal jaren verkoos hij het platteland voor de stad. Hij werd boer in Groningen. Inzet was: zijn idealen over de ecologische landbouw zelf te realiseren. Toen hij zijn boek ‘De waarheid is een koe” publiceerde, kon ik het niet langer houden.  

       Ik moest het allemaal met eigen ogen gaan zien daar in het noorden. Mijn interview met hem verscheen op 24 april 1982 in Het Vrije Volk.

 

 Eén uit Veele

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

De Duitse radiozenders zijn hier in Veele beter te ontvangen dan Hilversum. En de boeren die ik de weg vraag, versta ik ook al niet. Maar ze kennen hem allemaal: Roel van Duijn, ex-Provo, ex-Kabouter, ex-wethouder voor de PPR in Amsterdam en naar verluidt nu ook ex-boer. Maar dat laatste weet ik niet helemaal zeker. Aanleiding voor het gesprek is in ieder geval zijn meest recente boek: ‘De waarheid is een koe, aantekeningen van een kleine boer’.        
      Hoe een feministe en een progressief politicus het klaren in het Oost-Groningse boerenland op biologisch dynamische grondslag.

 “Roel”, zegt hij eenvoudig als hij zich voorstelt. En: “Kan je over het hekje stappen?”
Of eigenlijk: “Kà je òve hat hakje stappe?”

Ex-boer, schat ik. Hier is-ie dus: De Amsterdamse intellectueel die slechts luttele tijd na vertrek uit de hoofdstad geheel gemotiveerd de nageboorte van zijn zoontje tot mest zou verwerken. Roel van Duijn. Ooit genoemd: ‘Eén uit Veele’.
      Over het hekje stappen blijkt inderdaad de enige mogelijkheid om op het erf van de boerderij te komen. Later op de middag zal nog enig klauterwerk volgen. Maar eerst word ik ontvangen in de bijkeuken. 't Kan trouwens ook de woonkamer van de Van Duijns zijn. Want het verschuiven van grenzen ligt in het verschiet en de toekomst heet hier al begonnen te zijn. Thee van een onbekend kruid. En Josti, de kunstschilderende vrouw van de kleine boer.

Roel moet alsmaar lachen. Ginnegappen is één van de twee gemoedsgesteldheden die ik van hem te zien krijg. De andere is Pure Ernst. Maar steeds is er die blik in zijn ogen die op mij nog het meeste overkomt als ‘Moeder, ik ben niet gelukkig’. Ik krijg in ieder geval steeds de neiging om mijn arm om hem heen te slaan, uitroepend: ‘Ah joh, 't valt allemaal wel mee’.

      Maar het vált niet mee.

Ellendig

“Het is ellendig dat het zo ver is gekomen met de PvdA.”

Tja.

“Het ligt niet aan Den Uyl. het is gewoon een andere partij dan voor de oorlog. Het streven naar een andere maatschappij, het is er niet meer bij. Er is geen visie die hen leidt. Ze zijn niet duidelijk. Ze doen niet anders dan het kapitalisme versterken. De PPR en de PSP zijn wat dat betreft toch anders, duidelijker ook.”

Hoe is het nou met jou?

“Ik schrijf. En Josti schildert.”

Je schrijft? Hoe is het dan met het boerenbedrijf. En je zou toch weer de politiek in… je stond op de tweede plaats voor de PPR voor Provinciale Staten van Groningen.

“We waren inderdaad van plan het bedrijf te sluiten. Het werd ons te veel. Én koeien én kaas én twee baby’s verzorgen. Maar gelukkig hebben we een echtpaar gevonden -ze wonen hiernaast- dat het bedrijf wil runnen. Zo hebben wij ons geleidelijk aan terug getrokken.”

En de politiek?

“Ja, de PPR heeft dus iets te weinig stemmen gehaald. Ik ben niet ontevreden over de PPR, want de partij is hier verdubbeld. Maar een tweede zetel zat er niet in.”

En nu schrijf je?

“Ja.”

Maar ik bedoel... inkomsten... ?

“Dat zou een probleem kunnen worden.”

Dan maar een foto. “Tussen de koeien”, suggereert de fotograaf. Niet tussen de koeien natuurlijk. Want de koeien heeft Roel net achter zich gelaten.

“Een portret, gewoon”, stelt Roel voor.

Ben ik het wel mee eens eigenlijk. 't Wordt uiteindelijk een prent van de happy family. Zoontje Balster mag voor de gelegenheid op de schommel die op z'n Ot en Siens in een boom hangt. Vader Roel geeft Balster telkens een zetje: “Schómmele, schómmele.”

(We hebben de bewuste foto niet kunnen achterhalen. Maar wel iets wat ook een mooi tijdsbeeld is. R.v.d.B.)

 

Roel & Josti

(Midden: Jaap van der Doef. P.v.d.A-politicus, destijds staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat))

Voor het intellectuele gedeelte van het gesprek moeten we een ladder op waar ik dus nooit meer af zal komen. Boven: Een kale kamer. Hout, kleed op de vloer, Josti's palet, een paar schilderijen, een schrijfmachine, een boekenrekje met daarin boeken over psychologie, yoga, politiek en - beduimeld - ‘Bloed’ door Roel van Duijn.

      Twee rechte stoelen. En daar zitten wij op.

Milieubederf

“Tien jaar geleden kreeg het probleem van het milieubederf de aandacht. Nu is dat de werkloosheid: Die is tastbaarder. Maar beide verschijnselen zijn twee kanten van hetzelfde: De concurrentiemaatschappij.”

Je hoeft in hem niet eens een kwartje te gooien om een grammofoonplaat te kunnen horen.

“Twaalf jaar geleden was het aan dovemansoren gezegd als we zeiden: ‘Pas op voor de gifstortingen van Philips Duphar of de Chemische Fabriek Naarden’. We moesten ‘Vertrouwen hebben’. Maar er is een intensieve suscampagne gevoerd. Nu vinden ze gifbelten. Toen kregen we geen poot aan de grond.”

Word je daar nou niet treurig van?

“Treurig? Relativerend misschien. Soms heb je het gevoel: Wat baat het? Maar toch: Je moet er mee doorgaan”
      Sommige mensen zijn pessimistisch. Denken aan de ondergang van deze beschaving.
“Dat vind ik juist optimistisch: Dat het kapitalisme ten onder zou gaan. Het zou moeten worden vervangen door een gecentraliseerd stelsel. Maar de beweging die dat wil, is nog te onmachtig.”

De laatste woorden zijn uitgesproken in het trapgat, want er is telefoon. Kan ik nog even lezen in zijn laatste boekje. Het is bijna een dagboek, waarin iedere komma een betekenis heeft. Het is naast een kruistocht tegen het gif en de grootschaligheid in de landbouw het verslag van de strijd in een modern huwelijk, een stadshuwelijk, uitgewerkt op het platteland. Waarom doet hij dat? Waarom mag de hele wereld meebeleven, dat Josti zegt, (citaat uit boek) ‘de knijper uit haar mond halend: “Wanneer doe jij eindelijk eens iets zelfstandigs?”

      Íntussen gaat het gif ook door. Roel is weer de trap opgeklauterd.

Philips Duphar

“Ik krijg net een telefoontje, hadden we het zojuist niet over Philips Duphar? Ik hoor dat ze nog steeds gif in zee gooien. Iedere dag gaat er een stukkie natuur kapot.”

Mensen wennen aan die berichten.

“Natuurlijk. De regen is 25 keer zo zuur als hij moet zijn. ‘Maar’, zo is dan natuurlijk de reactie, ‘wat maakt dat uit als er kernwapens staan die ettelijke keren de aarde kunnen vernietigen’. Ik word er doodziek van. Ik ben er een beetje laconiek onder geworden. Aan de andere kant: we hebben met dit bedrijf laten zien dat het ook anders kan. En er is veel goeds gebeurd. Er zijn honderden boerenbedrijven als dit ontstaan, er zijn honderden winkels gekomen die dit soort verantwoorde producten verkopen en er zijn duizenden consumenten die geïnteresseerd zijn in de artikelen.”

Eten jullie vegetarisch?

“Nee, nee. We eten weliswaar niet iedere dag vlees, maar ieder jaar, ik heb hier gezien, krijgen de koeien kleintjes. Je kan het niet allemaal laten doorleven. Dat is onzinnig. Je bent wel gedwongen te slachten. Anders moet je die beesten begraven. Dat is ook zonde.”

Heb jij ook...?

“Ja.”

Hoe deed je dat dan? Bracht je ze naar het abattoir?

“Nee, er kwam een slager hier.”

Heb je het ooit gezien?

“Nee.”

Nee?

“Ik vind het eng.”

… ?

“Waar ik wel tegen ben is de bio-industrie. Maar als je dieren een goed leven hebt gegeven... .”

Laten we het maar weer eens over de decentralisatie van de landbouw hebben.
     
      “Kleine bedrijven, het kán, maar het is hard werken, je hebt veel verantwoordelijkheid en je moet materieel bescheiden leven. Dat is niet populair. Maar als de economie echt gaat kelderen, dan kan het zijn dat bescheidenheid als nood een deugd wordt. Wij hebben de taak dat voor te bereiden. Ook om te laten zien dat het best leuk kan zijn.”.

Maar je bent nu toch weer aan het schrijven geslagen.

“Jawel. Ik heb in vijf jaar boerenbedrijf veel geleerd. Maar ik ben toch te veel hoofdarbeider. Ik heb willen laten zien dat het kan. Ik denk dat dat  mijn levenswerk is: Het alternatieve bewustzijn verdiepen.”.

Toen je uit Amsterdam wegging, dachten volgens mij veel mensen: Hij vlucht in het boerenbedrijf.

“Ja, nou ja, ik had er ook schoon genoeg van voortdurend met mijn kop tegen de muur te lopen. Als bestuurder kan je zo weinig waarmaken van wat je hebt beloofd. En ik had ook zin om wellicht een miniem gedeelte van wat me voor ogen stond te realiseren.”              

Zie je nog wel eens mensen van Provo?

“Ja hoor, er is zeker een band ontstaan destijds. Wat we toen hebben gedaan, is van belang geweest. Het anti-autoritaire denken bijvoorbeeld. Dat is het wezen van de democratie.”

Maar wat ga jij nou doen?

“Ik ben bezig.”

Maar waarmee dan?

“Ik ben bezig met het op papier zetten van een nieuwe visie op de maatschappij.”.

Dat lijkt me een, eh, niet geheel onpretentieus karweitje.

“Haha, dat is het ook niet. Ach, ik leef materieel misschien heel bescheiden, maar verder niet, hoor.”.

Het trapgat

Telefoon.
      Hij is al naar beneden. Ik wil ook naar beneden, maar ik loop nog minstens een kwartier om het trapgat heen. Ik kom hier nooit meer weg. In het uiterste geval Josti maar geroepen: Kan jij me de techniek van het trappen klimmen uitleggen?

“Achteruit...”, roep Josti. Ja, ja. Maar ze is al weer weg, Ik heb vele wensen, maar niet om in dít harnas te sterven. Het schrikbeeld geeft me vleugels. In ieder geval kom ik op de één of andere manier beneden. Er is niemand te zien. Hoewel, wél het meisje dat eens in de zoveel tijd op de kinderen Van Duyn, Balster en de oudste, Olmen, past.

O ja en Roel nog even. Rukt zich los uit het telefoongesprek. “Ik zal je even uitlaten.”

Of  eigenlijk: ‘Ik za je eve uitlate.”

Ook om in de buitenwereld te komen moet je over het hekje klimmen.

 

 

      ‘k Kan het niet laten. Hierbij ‘Gerrit’, ook een soort van stadse herenboer: Wim Sonneveld, 1964 op tekst van Friso Wiegersma en op muziek van Harry Bannink. (Els)

 

       

         Wim Sonneveld - Gerrit  

 

 Meer van Els: HIER

 

 

 

M’n allerliefste klein sopraantje

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

Het begon een paar weken geleden. Ik keek naar buiten, de tuin in en:

       Er zat een vogel in de boom die kon wél kakken.

En ik miste mijn man weer zo erg. Want van hem was (en dat zong hij soms, meestal ongevraagd): ‘Er zat een vogel in de boom en die kon niet kakken’ plus vervolgtekst (ik meen: ‘Er was een strootje aan z’n poeperd blijven plakken’).
     
Het ging op de melodie van de tango ‘Adiós Muchachos’ van Malando, pseudoniem van de Rotterdamse orkestleider Arie Maasland, die met zijn tango-rumba-orkest in de jaren vijftig van de vorige eeuw zo populair was op de Nederlandse radio en ook in Japan.

Teksten, vaak scabreuze, op klassieke melodieën. Ik had er al vroeg mee kennisgemaakt. Het was 1958 en geprivilegieerde mensen keken toen naar het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker op de televisie. Mijn schoolvriendinnetje Madelon van den Berg toonde me na de kerstvakantie triomfantelijk een tekening van telkens twee boogjes omhoog en twee boogjes naar beneden. ‘Wat staat hier?’ vroeg ze met glinsterogen. Ik geen idee natuurlijk.

Zij wist het: ‘Tietie Kont, Tietie Kont, Tietie Kont Kont, Kont,’ zei ze.

Het was de Radetzky Mars.

      Haar vader had dat verzonnen. Het Tietie Kont dan

Zij hadden al televisie.

Het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen gaat tot op de (Nieuwjaars)dag van vandaag door, met altijd dezelfde mars tot slot. Elke gastdirigent maakt er iets van zichzelf van. Zoals in 2023 de licht (hoewel licht?) schmierende Franz-Welser Möst, die behalve het orkest ook de zaal dirigeerde. Ik prefereer Carlos Kleiber, Wenen 1989. Hij tilt de mars naar de dans. En zonder, ha, aanwijsbaar dedain naar de zaal en met alle egards voor orkest en muziek.

      Mijn moeder was van huis uit erg netjes. Tietie Kont, Bah. Maar ze had een goed waarnemingsvermogen en ze onthield ook veel. Over de familie Nicodem bijvoorbeeld, halverwege jaren vijftig onze benedenburen op het Mijnsheerenplein in Rotterdam. Het was een muzikale familie. Een piano in huis. Veel klassiek. En als de middag vorderde ook jazz. Het was bij ons boven allemaal te horen. En zo vertelde mijn moeder me de volgende dag giechelend: ‘Ze zongen: “Geef me vijf minuten een Moor”.’

      Het was ontleend aan ‘Give me five minutes more’ van Frank Sinatra.

Mijn echtgenoot was naar ik meen van huis uit ook vrij netjes. Maar ja. Van hem hoorde ik, jaren later, een wonderlijke parafrase op een lied van de zanger Max van Praag die in de jaren vijftig populair was op de radio. Het lied heette: ‘Wanneer de deur zacht open gaat, dan weet ik: dat ben jij.’ Peter leerde me: ‘Als je scheur zacht open gaat, dan weet ik … ’. Het was een mannengrap, ik weet het zeker.

      Uiteindelijk was er wel dat allerliefste klein sopraantje, ‘met wie ik wandelde in het maantje, maar dat niet meer aan me denkt nu ik niet meer zing.’ Max van Praag zong ook dit jaren vijftig op de radio.
      Peter herinnerde zich het lied, tot op hoge leeftijd, steeds bij het tweede deel van het Concert voor Fluit en Harp van Wolfgang Amadeus Mozart. En dan sloeg hij, mijn man dan, met gepaste mimiek en languissante gebaren de maat.

 

  

 

       Malando et son orchestre - Adios Muchacho

 

 

 

  

    

        Radetzky-Marsch op. 228 (Johann Strauss I)

 

 

 

 


    

 

          Frank Sinatra - Five Minutes More

 

 

 

 

 

 

 

      Als de Deur Zacht Opengaat - Max van Praag (1955)

 

 

 

 

 

       M'n Eerste

 

 

 

 

 

 

      Mozart - Flute & Harp concerto, K 299 - 2nd movement - Andantino

    

 

 

 

Meer van Els: HIER 

 

 

 

Ziener, denker dan wel fascist of bedrieger

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

Professor Dr. Wouter Buikhuisen (5 december 1933) was een naam die in je in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw voorzichtig diende uit te spreken. Als je opperde dat het niet zo’n gek idee van hem was dat behalve psychische wellicht ook lichamelijke factoren een rol zouden kunnen spelen bij het ontstaan van crimineel gedrag en dat je dat in ieder geval zou moeten onderzoeken, wist je wat je kon verwachten. Je zou wel eens kunnen heulen met een levensgevaarlijke fascist.

       Later kalmeerden de gemoederen, maar in 1988 had Buikhuisen toch genoeg van alle tegenwerking en nam hij ontslag als hoogleraar en als directeur van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit van Leiden. Hij begon een antiekwinkel in Wassenaar en eind jaren negentig hield hij het in Nederland helemaal voor gezien en verhuisde hij naar Spanje.

       Maar kijk, in 2002 startte de Amsterdamse onderzoeker Theo Doreleijers een onderzoek onder duizenden kinderen. Al vanaf de peuterleeftijd zouden ze worden gevolgd om te kijken of er al heel vroeg in het leven ook fysieke aanwijzingen zijn voor (ondermeer) crimineel gedrag. De universiteiten van Utrecht en Amsterdam (de VU) én het ministerie van Justitie stonden vierkant achter Doreleijers.

       En op 16 april 2010 gaf Buikhuisen voor een volle zaal in de Rijksuniversiteit Leiden toch nog weer een college. Het betoog ging over de amygdala, een amandelvormige kern van neuronen in de temporale kwab van de hersenen, en over wat voor gedragsgevolgen het niet-functioneren ervan kan hebben. Hij lardeerde zijn verhandeling met kwinkslagen en werd door de studenten en wetenschappers twee keer met luid applaus bedankt voor zijn bijdrage.

       Begin jaren tachtig wilde ik de man wiens ideeën zo omstreden waren en die zo was afgebrand door de ‘Linkse Kerk’, zelf eens spreken. Dat mocht van mijn hoofdredacteur Herman Wigbold en het artikel verscheen in Het Vrije Volk, 5 februari 1983

 
Als je voelt wat je een ander kan aandoen, dan doe je ’t niet

 Prof. dr. Wouter Buikhuisen is van huis uit psycholoog. Maar hij beweegt zich al jaren tevens op het terrein van strafbaar, afwijkend gedrag. Hij is hoogleraar in de criminologie en in de penologie, de leer van het straffen, aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Zijn proefschrift in 1965 handelde over de achtergronden van nozemgedrag. Hij vond nozem niet zo’n mooi woord. Hij verzon het woord ‘provo', als afkorting van ‘provocatief’. Want nozemgedrag, zo vond hij, had meer te maken met provocatie, met het vragen om aandacht, dan met opzettelijk verzet. Later zou de term provo als was het een geuzennaam worden overgenomen door Roel van Duyn en andere studenten in Amsterdam.

      Er zijn meer misverstanden in het leven van Buikhuisen geweest. Bijvoorbeeld toen hij, later, als directeur van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit in Leiden in 1978 een onderzoek begon naar de achtergronden van crimineel gedrag en aankondigde dat dat gedrag door een aantal factoren, waaronder lichamelijke tot stand zou kunnen komen, en dat een onderzoekteam nodig was waarin ook bijvoorbeeld medici en psychiaters zouden zitten. Geleerden, collega's, hanteerden de pen als wapen en Buikhuisen mocht, naar oud-Nederlands gebruik in tijden van onvrede, tevens dozen menselijke uitwerpselen tegemoet zien van mensen die hem anderszins wilden kwetsen.

 

Die Bom valt Nóóit’.

 Ziet, een mens. Iemand die aan wetenschap doet en creatief is en die daarbij ook nog zo veel mogelijk van wat zich in de wereld voordoet een inspiratiebron laat zijn. Zo, dat zijn weer eens genoeg loftuitingen voor een eerste alinea, vindt u niet?

De eerste vraag komt van hem. Of ik een cassetterecorder heb meegebracht. Ik vind het ondingen, maar hij zal wel van het verleden hebben geleerd.

“Hij doet het toch wel, hè?”

Jáa.

Zo, vader zit, eindelijk, na enig heen en weer geloop, nadat hij zijn colbertje heeft uitgetrokken en nadat hij niet ontevreden heeft geconstateerd dat hij net een artikel heeft afgerond aangaande Het Onderzoek. En koffie hebben we ook, want die heeft zijn secretaresse net binnengebracht in zijn werkkamer in het Criminologisch Instituut in Leiden. Niets zou je zeggen staat nu een exposé van de hoogleraar in de weg. Dat volgt dan ook.

“Algemeen uitgangspunt van het onderzoek blijft: inzicht te krijgen in hoe crimineel, van de algemene normen afwijkend gedrag ontstaat. Dat wil je weten om twee redenen. Ten eerste gaat het erom: wat kan je eraan doen om het te voorkomen. En tweede: wat kan je eraan doen om te voorkomen dat mensen die eenmaal dat gedrag hebben vertoond dat gaan herhalen, de beroemde recidive.
      “Als je werkelijk iets aan dat afwijkende gedrag wil doen, dan kan dat natuurlijk alleen maar effectief zijn als je inspeelt op de eigen problemen van de betrokken persoon. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet je veel meer van zo iemand afweten, moet je nagaan hoe hij tot zijn gedrag is gekomen.”

Buikhuisen is van huis uit psycholoog en dus geïnteresseerd in waarom individuen doen zoals ze doen en waarom de één in een bepaalde situatie zus reageert en de ander zo. En die benadering ligt ten grondslag aan zijn ‘eigenwijze’ aanpak van het vraagstuk: wat doen we met de misdaad in onze maatschappij.

 Buikhuisen: “De enige humane manier om te voorkomen dat iemand al of niet voor de eerste keer iets doet waarmee hij zichzelf en een ander kwaad berokkent, is: zijn of haar vermogen herstellen om zich verbónden te voelen. Want waarom gehoorzaam je als kind tenslotte? Omdat je voelt dat je je vader en moeder verdriet doet. Is er iets mis in die relatie, bestaat dat gevoel van verbondenheid niet, dan gehoorzaamt zo'n kind niet meer. Of juist wel, maar dan gebeurt dat uit een kadaverdiscipline, waaruit dan soms veel later in het leven een emotionele scheefgroei ontstaat. En dan is daar ook nog deze maatschappij die je ook niet zo veel kansen meer geeft je ergens bij thuis te voelen.

      “Neem de scholengemeenschappen: wie kan zich nu gebonden voelen in een massa scholieren van een paar duizend, waar je voor het ene vak werkt met één clubje, voor een ander vak met een ander. En wat dacht je van het buurt- en clubhuiswerk? Dat werkt ook hoe langer hoe meer met groepen. Kan je je om welke reden dan ook niet vinden in wat één van die groepen doet, sta je er wéér buiten. En de kerk is er ook niet meer. De meeste kerken althans hebben nog geen goede programma’s ontwikkeld om jongeren aan zich te binden.”


Voedingsbodem

Zou je kunnen zeggen dat er een andere voedingsbodem voor criminaliteit is ontstaan, laten we maar zeggen onder invloed van de massacultuur?


“Nou, dat een maatschappij verandert, hoeft nog niet te betekenen dat grote groepen dan maar crimineel gedrag gaan vertonen. Het is wel zo dat wie om welke reden dan ook een slechte start heeft in het leven, nu meer dan vroeger weinig kansen heeft zich gebonden te voelen aan iets anders dan bijvoorbeeld het ouderlijk huis. Daarnaast is er nog een ander verschijnsel: stel je bent jong en je wilt wat, maar je hebt geen toekomstperspectief. Dan ben je geneigd om die maatschappij met alle normen en waarden die daarin gelden aan je laars te lappen. Dan is er een grotere kans dat je afwijkend gedrag kan gaan vertonen.”


Ja?

“Ik denk dat dat heel goed valt te illustreren met het verschil tussen de crisis van de jaren 30 en die van deze tijd. Toen had de oudere generatie veel meer greep op de jongeren dan nu. De jongeren voelden zich veel meer aan hun ouders gebonden. Ook had de kerk had een geweldige invloed en je had bijvoorbeeld de Oranjeverenigingen..."

En de zang.

“Juist, de AJC, eh, zei je dat?”

Nee, ik zei De Zang.

“O ja, dat is het ergste gemis wat je hebben kunt: dat er niet meer gezongen wordt. Dat vind ik een verschrikkelijk iets. Maar goed, je had dus ook die AJC. Die hield de mensen bezig, schilderde perspectieven en je geloofde daarin. Je vader was wel werkloos, maar het zou allemaal beter worden.”

Is er niet allemaal nu?

“Nee, bovendien het toekomstbeeld dat ons wordt voorgehouden is zeer somber, het. doemdenken. Ik vind dat een vorm van criminaliteit, weet je dat? Ik zou willen zien dat het allemaal wat eerlijker werd gezegd. Laat ik het zo zeggen: ik behoor tot die mensen die meer zien in een positieve benadering. Zeg ik ook wel eens tegen mijn kinderen.”

Hoe oud zijn die?

”Die zijn 17,19 en 22, dus die hebben onderhand wel de leeftijd der wijzen bereikt. Goed, die praten natuurlijk ook over die Bom en dan vragen ze: ‘Pa, hoe zie jij dat nou?’ Dan zeg ik: ‘Kinderen, luister naar je vader. Die Bom valt Nóóit’. Er komt geen kernoorlog tussen Amerika en Rusland, tussen Europa en Rusland. En dat gebeurt niet, omdat het gedrag van de mensen, ook van de leiders en de generaals is gericht op zelfbehoud.
      De staatshoofden bleven vroeger buiten schot. Hoe kreeg Kaiser Wilhelm het in de Eerste Wereldoorlog voor elkaar om miljoenen mensen de loopgraven en de dood in te jagen? Dat kwam, omdat hij thuis ongehinderd zijn wijn kon drinken, kon toosten met zijn generaals en zijn Schweinebrat kon eten. Maar nu weten staatshoofden, generaals dat zelf niet veilig meer zijn. En dat is voor mij de beste garantie dat ze het niet in hun hoofd zullen halen die Bom te gooien.”

Dat is een mooie redenering.

“En een erg moeilijke om je gelijk te krijgen. Want als ik zeg: ‘Die bom valt niet dit jaar’, dan zeggen anderen: ‘Nee, maar misschien volgend jaar of over vijf jaar’. Zie je, dát is het doemdenken. Ik zou graag de discussie aangaan met deze doemdenkers die de maatschappij verzieken. Want het is: een verzieken.
      Het is het overbrengen van angsten op mensen. De discussie wordt verlaagd naar een bedenkelijk niveau. Het wel of niet plaatsen van kruisraketten: Stel dat er een eind komt aan die kernwapenrace, dan blijft er nog zo veel over om de wereld kapot te maken. Die rommel is er. En oorlogsdreiging, die is niet alleen van deze tijd. Die is er altijd door de hele geschiedenis heen geweest.”


Toekomstbeeld

U wilt zeggen: door oorlogsdreiging hoef je je toekomstbeeld niet te laten vergallen.

“Precies. Het gaat er niet om dat ik graag zou willen dat deze aarde werd bevolkt door vredelievende, solidaire mensen die zeggen: ‘Ik ben je Broeder, ik wil je helpen als je in nood zit’. Maar als je je ogen open houdt en je ziet de televisie met het nieuws en de actualiteitenrubrieken, dan zie je de tanks, soldaten, kinderen van zeven jaar met een geweer in de hand. Dan kan je niet anders denken dan: Ja, dat is de mens.

      “Ik vind het meer verontrustend dat wij de greep verliezen op de mensen die opgroeien, dat we niet meer duidelijk kunnen aangeven wat goed is in de normen en waarden die vroeger rotsvaste zekerheden waren. Als vandaag de dag iemand zegt dat iets goed is, staat er onmiddellijk iemand anders op die zegt: ‘Ja, maar…’ Dat bevordert nu ook niet bepaald een gevoel van wat wel hoort en wat niet. Daarnaast zijn we ook bezig om ons milieu letterlijk te verzieken.
      Waarom moeten die mensen in Lekkerkerk die zo onlangs bleek op gifgrond wonen, hun huis uit? Omdat dat gif het centrale zenuwstelsel zou kunnen aantasten, waardoor ze stoornissen in hun lichaam kunnen krijgen, waardoor ze psychisch ook ander gedrag zouden kunnen gaan vertonen. En in Rijnmond wordt natuurlijk tóch niet goed onderzocht wat er aan de hand is. We verschuiven steeds de grenzen: ‘Alarmfase één, nou, het kan toch nog veel erger, want er is ook nog alarmfase twee’. Zó is de redenering. We zijn ook bezig met het ingrijpen in onze voedingsindustrie.
      Wie weet hoe één en ander in onze aard, als mens, doorwerkt. Een onderzoek in Duitsland heeft uitgewezen dat een bepaalde allergie voor conserveringsmiddelen in vlees veroorzaakt dat mensen zich heel anders gaan gedragen. Gaandeweg zijn we bezig om in het algemeen een grotere mate van prikkelbaarheid van mensen te kweken.”

 Heel veel dingen kunnen dus het gedrag van mensen beïnvloeden. Moet ik opeens denken aan een recente opmerking van u in het blad Intermediair. U zei dat afwijkend gedrag niet altijd leidt tot wat wij misdaad noemen. Dat je er zelfs groot mee kunt worden, bijvoorbeeld in het zakenleven waar gebrek aan emotionaliteit en je niet verbonden voelen een voorwaarde is om te slagen.

 “Ik wil die opvatting niet ophangen aan de zakenwereld. Je kunt het bijvoorbeeld ook zien hier aan de universiteit.”

Hè?

 “Ja, kijk eens: hoe meer je voelt wat je een ander kan aandoen, des te minder doe je dat.”

Vind ik een mooie.

“Zo langzamerhand zijn veel leidende posten in deze maatschappij bevolkt geraakt door mensen die de zaken koel, technisch bezien. Móeten ze misschien ook wel doen, anders kunnen ze er geen mensen rücksichtslos uitgooien. Maar een feit is wel dat ik bij hen totaal geen effect sorteer met een benadering op basis van gevoelens.”

In juni hoorde u dat uw onderzoek wellicht zou worden afgestoten.

“Het College van Bestuur van de universiteit heeft nog steeds geen beslissing genomen. Kan natuurlijk een kwestie van uitermate zorgvuldig beleid zijn.”

Of van tactiek.

“Ik weet het niet. Ik weet wél dat als het tactiek zou zijn dit toch maar tot op zekere hoogte werkt, want op de lange duur komt dat toch niet het wetenschappelijk werk hier ten goede.”

Misschien speelt ook toch de beeldvorming over uw werk een rol. Vier jaar geleden heette u nog met een hersenboor en een lancetmes levende delinquenten te lijf willen gaan.

“Nou, in die vier jaar tijd is dat beeld wel enigszins veranderd. En achteraf moet ik je zeggen, heb ik wel begrip voor de reacties. Als je plotseling meldt dat lichamelijke factoren een oorzaak kunnen spelen bij het ontstaan van afwijkend gedrag en als je niet precies kunt omschrijven wat voor soort onderzoek je wilt verrichten, ontstaan gemakkelijk misverstanden.”

Misschien. Maar bij de kindertehuizen van het WIJN. (het Werkverband Integratie Jeugdwelzijnswerk Nederland) komt u nog steeds niet binnen, u mag daar geen onderzoek verrichten.

“Nee, maar ik heb het WIJN niet nodig. Er zijn nog meer instellingen waar jeugdige delinquenten verblijven, ik zeg niet welke, anders heb ik morgen weer een demonstratie voor de deur, althans een spandoek en twee mensen die dat vast kunnen houden. Het treurige vind ik alleen dat ze bij het WIJN, de hemel op hun knieën zouden moeten danken dat iemand zich het lot van die kinderen aantrekt en wil uitzoeken hoe het komt dat kinderen, want dat zijn het, op zo jonge leeftijd al tot crimineel gedrag vervallen.”

 

Muziek

'k Heb nog één vraag: de Muziekvraag.

“Eh, de muziekvraag, hoezo? Of ik van muziek hou?”

Ja.

“Ik heb allerlei instrumenten bespeeld en als je wil weten wat voor muziek mij erg veel doet, dan is dat die echte nostalgische country and westernmuziek. En Blues. En in de klassieke muziek hou ik van het vrolijke: barok, Vivaldi bijvoorbeeld. Ja, ik hou van muziek. Vandaar ook mijn opmerking daarstraks over het zingen. Zingen, dat is: je helemaal leeggooien, gezellig met elkaar.”

 Zingt u ook?

“Ik deed dat met de kinderen in de auto, radio aan en meezingen.”

Een leuke vader.

“Ik zing ook in de badkamer... en soms als ik alleen achter het stuur zit.”

U heeft altijd wel de radio aan in de auto?

“Ja, al moet ik zeggen, als ik er alleen in zit, luister ik meestal naar de Wereldomroep van de BBC, dat doe ik om mijn talen bij te houden. Die zenden uit in het Engels en het Frans en het Duits. Ik wil niet, als ik een telefoontje uit Amerika krijg eerst moeten denken van: tja, hoe zat ’t ook al weer.
      Trouwens, die talen heb je ook voor je publicaties nodig. Maar het komt nog wel eens voor dat de kinderen meerijden en dan is het Hilversum 3 natuurlijk. Vind ik ook leuk. Ik moet ineens denken: ik ben ooit gast geweest in een radioprogramma van de KRO en daar moest ik vertellen over criminaliteit en daartussen door draaiden ze plaatjes. Dat vond ik een heel leuke formule. Je mocht zelf de muziek uitkiezen. Toen heb ik gevraagd om een steelband uit het Caribisch gebied.”

Vindt u dat mooi?

“Ja, nou en of. Dan gaat alles koken bij me van binnen. Maar ik had ook een plaat van Vader Abraham, ‘Het Kleine Café aan de Haven’. Even later kreeg ik daar een vraag over van een luisteraar, want de mensen mochten ook bellen. De vraag was: ‘Waarom draait u nou een plaat van Vader Abraham?’ En toen zei ik: ‘Wat je ook verder van hem mag denken, die man is toch zeer muzikaal, heeft heel mooie liedjes gemaakt, die zelfs zijn vertaald.”

Nana Mouskouri zingt zijn werk.

“Ja, en Vicky Leandros. Nou, dat is één ding. Maar een ander ding is dat ik het niet kan uitstaan dat  de dj's van Hilversum 3 weigeren om zijn platen te draaien. Tja, ik ben voor de underdog.”

 

 

 

          Jump In The Line - Shake Senora -
      Steel Rhythm Band - Harry Belafonte

 

 

 

 

 

   

 

     Vader Abraham - Daar in dat kleine café aan de haven

 

 

 

 

 

Meer van Els: HIER 


 

Play On

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

Begrijp me goed, ik heb niets tegen vrouwen-power. Nou, een beetje dan. Laat ik het zo zeggen: nog geen 30 jaar geleden werkten bij de landelijke krant Algemeen Dagblad ik schat tien vrouwen op 190 mannen. Als redactrices dan. En ik was één van die vrouwen. Die heetten toen ‘meisjes’. Zeker in de laatste tien jaar zijn de rollen omgedraaid. That’s the way the cookie crumbles.

        Maar ja. ‘Heeft u ook suikervrije suikerspinnen?’
Ik moet daar, bijvoorbeeld, steeds aan denken als ik naar NPO Klassiek (tot voor kort Radio 4) luister. En naar NDR Kultur, BBC 3, Klara, kortom alle klassieke muziekzenders.

      Want: allerwegen de opmars van Vrouwelijke Componisten.
Dodelijk saaie vioolsonates, net niet briljante piano-etudes, een ietwat pijnlijke elegie voor mezzosopraan. Met vier cello’s.

Ik heb het niet over die gezellige, geniale, rebelse middeleeuwse Hildegard von Bingen. En ook niet over die aardige, briljante Fanny Mendelssohn (1805-1847). Met dus hun fantastische composities.

      Ik heb het meer over de van oorsprong Ierse, in 1911 naar Kroatië geëmigreerde indo-aboriginal Jeanne-Maria de Hacquebord-Fluitsma. En de in 1958 op Guadeloupe geboren, in Narvik getogen en in Smolensk gerijpte Anne-Sofia di Pirandello-Quak.
      En dus met die vioolsonates.
Die door alle presentatoren, al of niet verplicht, onveranderlijk worden aangekondigd met een adoratie, waarbij Mozart instant aan zichzelf zou twijfelen en waarschijnlijk weer gauw zou gaan gokken. (Om daarna natuurlijk weer een sonate of een opera te schrijven om de hele wereld tot in alle eeuwigheid blij te maken en te laten vermoeden dat God wel moet bestaan.)

      En wat moeten we nu als luisteraars met al die recentelijk ontdekte Componistes? Excuses aan de nazaten van Hacquebord? Om nog maar te zwijgen aan die van di Pirandello? Dat Wij en Niemand Niet hen ooit hebben willen Erkennen? Destijds.  

      Verder weet ik niet zo veel. Om met Toon Hermans te spreken: ‘Want Vrienden, Ik Weet Niet Veel.’
Behalve dan, misschien: ‘If Music be the food of life, play on’.

En Hildegard, ook hierbij.

  

Cleo Laine - If Music Be The Food Of Life

       

      O Virtus Sapientiae - Hildegard Von Bingen -

 

 

 

 

 

 

       Meer van Els: HIER

Subcategorieën