Reizen (518)

 

Zomer 1982

1. Dämpfer kaputt in Bled

Het begon op de Wurzenpass tussen Villach in het Oostenrijkse Karinthië en Bled in de autonome republiek Slovenië van Joegoslavië. Een vervelende rammel onder mijn Citroën CX. Uitlaat. Dat was duidelijk. Juli 1982.
     
De pas is 1073 meter hoog, de weg is smal en telt een vrij groot aantal haarspeldbochten. Stoppen was geen optie. Het was nog zo’n veertig kilometer naar het vakantieoord Bled. Vooruit maar. Wij bereiken met fors gerammel en geknal een camping, waar nog diverse andere Nederlanders staan. ’s Avonds maakt de eigenaar een vuurtje en gaat vleesjes roosteren. ‘’Hé pik, kom nog eens langs’’, roept een zwaar opgemaakte mevrouw. Er gaat veel drank om. Slivovich. 45% alcohol. ‘’De pik’’ laat het zelf zien.
      De volgende dag ga ik naar een garage in Bled. Joegoslavische volksmuziek schalt door de zaak. De garagist spreekt een beetje Duits. Hij rijdt de wagen naar binnen, krikt hem omhoog en zegt: ‘’Dämpfer kaputt’’. Met veel armbewegingen en dramatisch gezucht maakt hij duidelijk dat hij zal proberen om dit te gaan repareren. Hij schenkt voor ons beiden een ranjaglas slivovitch in en drinkt zijn glas in één teug leeg. ‘’Komt u over een uur of twee maar terug’’.
      Ik loop het stadje in en stap een soort winkel-van-sinkel binnen. Ik heb een walkman bij me en koop een cassettebandje. Yugoslavian songs & dances van het Ansambl Branko Milenovic. En dan begin ik aan mijn tocht langs het meer van Bled. Een kilometer of vijf. Op de cassette staan vrolijke maar soms ook melancholische nummers. Bijvoorbeeld dit. Ik doe het rustig aan. Zie hoe een man met grote moeite een karper vangt en op de kant krijgt. Hij maakt met zijn vuist een overwinningsgebaar. De vis wordt in een net bewaard en niet teruggegooid. Hier is karper een delicatesse.
      Na een uur of twee kom ik terug in de garage. De monteur maakt mij duidelijk dat de knalpot niet meer te repareren is. Maar dit is het Oostblok. Hij heeft metalen platen en andere materialen tevoorschijn gehaald; heeft scharen, boren, zagen, beitels, schroeven, moeren en ander bric-à-brac gereedschap. Hij gaat een nieuwe knalpot in elkaar zetten. En dan schenkt hij weer twee ranja-glaasjes in.
      Ik ga nog maar een keer het meer rond. Zet de cassette weer aan en hoor dit nummer  Je kunt vrijwel overal vlak langs het water lopen. Maar niet bij het zomerverblijf van Tito. Joegoslavië is nog een grote eenheid in 1982. Tito, geboren in Ljubljana Slovenië, heeft alles in de hand. Ik drink ergens een sterke kop koffie, waar heel veel suiker inzit, eet een paar met ijs gevulde pannenkoekjes en keer terug bij de garage.
      De monteur grijnst. De nieuwe knalpot is klaar, maar hij wijst me erop dat ook de rest van de uitlaat aan vervanging toe is. Hij zal dat ook allemaal in elkaar zetten en dan kan ik aan het eind van de middag weer terugkomen. Opnieuw schenkt hij twee glazen slivovitch in.
      Tja.
Zou die man in die tussentijd blijven doordrinken? Ach. Nog maar een keer het meer rond. Nu tegen de klok in. Op het cassettebandje staan nummers uit alle republieken van Joegoslavië. Maar vooral Macedonië, Servië en Bosnië zijn goed vertegenwoordigd. Ik luister nu naar dit nummer.
      Als ik uiteindelijk weer in de garage terug ben is alles in orde. De man heeft een geheel nieuwe uitlaat in elkaar geflanst. Ik moet voor die hele dag werken -omgerekend- niet meer dan zestig gulden betalen. We nemen nog een glas. De uitlaat heeft het jarenlang volgehouden.

     

 

 

Voorjaar 2009

2. EEN PITTORESKE PLEK, ZEG!

Allemachtig prachtig 

 

 

Voorjaar 2009

3. EEN MAAGDELIJK MEER

Als je geen zin hebt om bij het meer van Bled in Slovenië te blijven, ga dan 30 kilometer verderop naar het bijna maagdelijke meer van Bohinj. (Bohinsko Jezero)
      Veel onbekender, groter, mooier, minder toeristisch.

Nationaal park 

Avontuurlijk paden 

 

Ptuj

4.Oudste stad van Slovenië 

Straatje 1


Gemeentehuis


Town Tower

 

Straatje 2

 

Markt


Bioscoop

 

Samenselfie

 

Straatje 3

 

Drava

 

 

 

 


Najaar 2001

1. VERLOREN STAD OP VERGETEN EILAND

 

 

 

 

 Gouden Hanzetijd 

Ik ben hier met Stan van Houcke om een programma te maken over de Gouden Hanzetijd die deze stad meemaakte tussen globaal 1150 en 1400.
      In die tijd was Visby schatrijk. Duitse koopmanshuizen en pakhuizen, kerken en kathedralen, torens en poorten; een prachtige burcht die machtig en statig uit zee verrijst.

‘De vrouwen sponnen er met goud, de varkens aten uit zilveren troggen’. 
      Zo werd het beschreven.

Wij lopen langs de goedbewaarde muur, die tot Werelderfgoed is uitgeroepen. Drie en een halve kilometer lang met 44 torens en poorten. Soms reikt de muur tot twaalf meter hoog.
      Twee eeuwen deden ze erover om het bouwwerk te voltooien. De muur werd niet -zoals je natuurlijk direct denkt- gebouwd ter bescherming van aanvallen vanuit zee, maar tegen de eigen bevolking die buiten de stad woonde.
      De handelslieden wilden hun rijkdom niet delen met de landarbeiders en de plattelandsbevolking. Die werden buiten de wallen gelaten.

 Vikingschip

Schatrijk  

Gotland was in het begin van de Middeleeuwen zo belangrijk, omdat alle handelsschepen het aandeden. Op het eiland werd proviand en water ingeslagen. Duitse kooplieden vestigden zich hier. Visby werd de belangrijkste plaats van noord en midden Europa. Het was tweetalig. Duits en Gotisch.
      Goten vanaf het eiland reisden naar Frankrijk, Italië en Byzantium. Sommigen gingen door naar Afrika, India en Ceylon.
      Franciscanen, Dominicanen en Cisterciënzers werden binnen gehaald om de rijkdom, de weelde en de overvloed nog meer allure te geven.

Het duurde tot ongeveer 1400. De schepen werden beter en deden het eiland steeds minder vaak aan.
      Lübeck werd de belangrijkste stad van de Hanze. Met Hamburg, Bremen en Rostock in zijn kielzog.
Visby werd armer en armer en werd uit de Hanze gestoten toen het een soort piratennest werd.

In de eeuwen die volgden verlieten steeds meer mensen het eiland.
      Verpaupering was er alom.

De mensen leven nu van het toeristenseizoen dat zich tussen half juni en half augustus afspeelt. Die toeristen komen eigenlijk alleen maar voor de stranden en de kusten.
      De grond is schraal. Graan en suikerbieten worden verbouwd, maar het is duur boeren.

Zweedse suiker  

 “Hier groeit uw Zweedse suiker’, staat ergens op een bordje in de buurt van het plaatsje Roma. Maar de suikerfabriek is verhuisd naar Skåne in Zuid-Zweden.
      Dat betekent dat de bieten eerst naar Visby vervoerd moeten worden, dan verscheept worden naar Oskarshamn in Zuidoost-Zweden en vandaar met vrachtauto’s naar de suikerfabriek. Een uitermate kostbare manier van produceren, die slechts met grote steun van de Europese Unie in stand wordt gehouden.
      Tot er natuurlijk in de buurt van die suikerfabriek bieten verbouwd gaan worden.

Het is de tragiek van Gotland.

Op het moment dat wij er zijn, zijn er nog maar vijftien vissers. Tien jaar daarvoor waren dat er nog 400. Overbevissing door nieuwe technieken heeft daarvoor gezorgd.
      ’Met een moderne trawler wordt tegenwoordig in een half uur net zoveel vis gevangen als wij vroeger in een heel jaar‘, zegt een werkloze visser.
Wij zijn in het kustplaatsje Slite. De man kijkt somber voor zich uit.
      In de verte zien we nog de ook al vergane restanten van uitkijkposten.
In de koude oorlog lag de Sovjet-Unie niet verder dan 150 kilometer weg.

Verschrikkelijk drama

 

 

 

 2. Een houten bijl uit Guldrupe

Arvid was ooit houthakker, maar nu hij met pensioen is snijdt hij in hout. Kunstnijverheid. ‘Ik doe dit voor m’n plezier’’, zegt hij. 
      De man woont in Guldrupe, een gehucht midden op het Zweedse Oostzee eiland Gotland. Er zijn -schat Arvid- nog zo’n honderd inwoners. 
Een aantal huizen staat leeg. De dorpsweg moet gerestaureerd worden. De parochiekerk zou ook een verfje kunnen gebruiken.

     

      De verloedering in Guldrupe staat model voor het hele eiland. Ooit was dit een zeer welvarend oord met de hoofdstad Visby als schatrijk middelpunt. Gotland was in de Duitse Hanzetijd tussen 1150 en 1400 de plek die alle schepen aandeden. Er werden burchten en kathedralen gebouwd. Torens en kerken. In Visby waren tal van grote Duitse koopmanshuizen. Een gevleugeld gezegde was ´De vrouwen sponnen er met goud, de varkens aten uit zilveren troggen´.

      Na 1400 werd het eiland steeds minder belangrijk. De schepen werden beter en konden langere afstanden afleggen. Gotland bleef links dan wel rechts liggen. Burchten, kerken, kathedralen en andere gebouwen werden verlaten en veranderden veelal in ruïnes.

      Ik was hier in 2001 en vroeg aan de man de weg naar het dorpje Roma.
Er moest wat gedronken worden en na afloop gaf hij mij dit stukje huisvlijt cadeau.

Intussen had ik geleerd dat Gotland het vooral moest hebben van een vrij kortstondige vakantieperiode. De Zweedse bevolking van het vasteland kwam hier voor de stranden en voor de feesten, die overal van eind juni tot midden augustus werden gehouden. Zij interesseerden zich minder voor de culturele achtergronden.

      Het eiland werd steeds meer ontvolkt; de jeugd trok weg. Er waren vrijwel geen vissers meer. Graan en suikerbieten werden nog wel verbouwd, maar alles moest worden verscheept naar het zuiden van Zweden, waar de fabrieken inmiddels waren gevestigd.

En er waren nog wel naald - en loofbossen, maar ook het hout moest worden verscheept en dat werd allemaal veel te duur.

 ‘Gotland heeft geen toekomst’, zei Arvid bij het afscheid.

 

3. Bergman Center op Fårö

Het eilandje Fårö ligt even ten noordoosten van Gotland. Toen Stan van Houcke en ik er in 2001 waren, woonde Zwedens bekendste cineast  Ingmar Bergman nog op dat eiland.
      Het was met een klein pontje in een minuut of zes te bereiken. 
Ons werd verzekerd, dat veel mensen dat deden. Beroemdheidstoerisme, nietwaar. Wij hebben het dan ook niet gedaan.
      Bergman overleed in 2007 op zijn eiland.
Tegenwoordig is er een Bergman Centrum met tal van herinneringen. Er zijn daarf films te zien en er zijn rondleidingen..

 

 

 

 

Voorjaar 2004

1. Een kokosnoot als wicket

In het voorjaar van 2004 liep ik zomaar wat door de straten van Georgetown, de hoofdstad van Guyana in Zuid Amerika. Mijn begeleider was René van Dongen, die daar voor Unicef werkte en vlakbij zee woonde met zijn vrouw uit Trinidad en twee puberende nichtjes. In een stil straatje speelden jongetjes cricket. De bal was met elastiekjes in elkaar gefrommeld, het bat een platgemaakte boomstronk. Het wicket was een grote kokosnoot waarop ze wiebelende houtjes hadden gelegd.. Er waren goede spelertjes bij. Zelfs een kleine Spin Bowler, die veel grotere jongens regelmatig uitgooide.
      Cricket is de nationale sport in Guyana. Het is namelijk een voormalige Engelse kolonie. Hoewel: het is ook 200 jaar van Nederland geweest. En dat kan je zien aan de kanalen door de stad en een enkel sluisje. Je kunt het terugvinden in de architectuur van sommige oude gebouwen, er is een wijk die Werk & Rust heet; er is de Vlissingen road en alle boodschappen kun je doen op de Stabroekmarkt.
      Guyana heeft geen eigen cricketteam. Het is in deze sport onderdeel van de West-Indies. Daar zitten ook spelers in van Jamaica, St.Kitts en Nevis, Trinidad & Tobago en Barbados. Om er een paar te noemen.

In die weken in 2004 werd in de Caraïben het wereldkampioenschap cricket gespeekld.  Er deden zestien landen mee, waarvan vijftien met een Angelsaksische achtergrond. De zestiende was Nederland, dat dan ook geen schijn van kans maakte.     
       Toen wij door die straten liepen riepen de mensen met enige regelmaat ‘congratulations’. De West-Indies hadden de dag tevoren namelijk in Georgetown tegen Engeland gespeeld en voor ’t eerst in vele jaren hadden de Engelsen gewonnen. Iedereen ging ervan uit dat wij Engelse toeschouwers waren, die nog even de stad wilden zien..    

Het opgeknapte bordje

Aan de rand van het ''speelveld'' zat een zwaar gehandicapt jongetje in zijn rolstoel achter een tafeltje.
      Hij had daar spulletjes uitgestald om te verkopen.

Ondermeer dit bordje..

 

''Luxe'' spullen

De verkoop lukte niet zo goed. Er waren weinig mensen. Bovendien is Guyana een erg arm land. 
      Op Haïta na het armste land van ‘Het Westen’.
De mensen daar hebben geen geld om ’luxe’ spullen te kopen. Ook niet van een gehandicapt kind.

Toeristen zijn er in dit land maar weinig.
      Het was dus logisch dat de jongen al zijn hoop op mij gevestigd had.
Hij had ondermeer tasjes, ringen, schrijfpapier en bestek.
      Ik kocht een paar dingen, maar werd pas echt vertederd door het bordje.
Hij had ’t laten vallen.

 

 
Geen korting

Dat was natuurlijk heel jammer voor zijn nering en daarom had hij het bordje met veel geduld weer gelijmd.
      Hij wilde mij nog korting geven; dat heb ik maar laten zitten.

 

2. Whole day I drinking

In het voorjaar van 2004 was het warm, loom en vochtig in de straten van Georgetown, de hoofdstad van Guyana in Zuid Amerika. Ik was luchtig gekleed en had niet meer dan wat los geld bij me. Ik werd begeleid door twee lokale mannen. Onder mijn voet in een Nike-loopschoen zat een copy van mijn paspoort.
      Ik had namelijk een politierapport ingezien met criminaliteitscijfers. Schrikbarend. Het aantal moorden per inwoner bijvoorbeeld is drie maal zo hoog als in de USA, het aantal roofovervallen behoort tot het hoogste van Zuid-Amerika en huiselijk geweld lijkt meer regel dan uitzondering. En die cijfers waren volgens mijn zegsman nog geflatteerd. De politie was namelijk niet voldoende bemand. Volgens andere bronnen waren er ook politiemensen, die een aangifte voor wat geld lieten verdwijnen. Omdat het aantal toeristen laag is, zijn blanke voorbijgangers een gewild doelwit.
      Georgetown ligt dan wel in Zuid-Amerika, maar het heeft er verder niets mee te maken. Men spreekt er een basaal soort Engels, de bebouwing is Engels en Nederlands koloniaal, het land maakt onderdeel uit van het cricketteam van de West-Indies en men drinkt rum. Veel rum. En de muziek is Caraïbisch en niet Latijns-Amerikaans.
   

              

Om een uur of elf die ochtend belanden wij in een groot Rumhuis. Alleen toegankelijk voor mannen. Alles -inclusief de vloer en het plafond- is blauw in dit huis. Veel mannen zijn aangeschoten om niet te zeggen ladderzat. Ze zijn luidruchtig. Er wordt harde muziek gedraaid. Rummuziek, zoals ze mij duidelijk maken. Als je namelijk rum drinkt, moet je naar rummuziek luisteren.
      Een man stapt op mij af en zegt: ‘Hey man. Take a drink b’fore I kill ye‘
.

  

De rum is er in vele soorten. De beste is El Dorado. Een merk dat vrijwel ieder jaar wordt uitgeroepen tot de beste rum ter wereld. Het is er van 3, 5, 8, 12, 15, en 21 jaar oud.

En dan is er de muziek. Bijvoorbeeld:

Whole day I drinking

Rum drinkers

Rum is meh lover

Bring me the rum & Rum in the morning

 


3. Een bloedstollend mooie tocht

 

Geel & modderig

De monding van de Essequibo River bij Parika -ten westen van Georgetown de hoofdstad van Guyana in Zuid-Amerika- is tien kilometer breed.
      Er liggen verspreid in die monding talloze eilandjes. Het water is geel en modderig.
Ik zit met een zwemvest om in een soort sloep. Samen met René van Dongen, een Nederlander die hier voor Unicef werkt.
      De piloot is een goedlachse jongeman , die -als het even kan- zijn 150 PK motor op volle toeren jaagt.
Het is een enerverende tocht van zo’n 50 minuten voordat we bij de kust in de buurt van Spring Garden aanmeren.

 

Reservaat in het groen

We zijn op weg naar het Indianenreservaat Santa Rosa in het noordwesten van deze voormalige Nederlandse en Engelse kolonie.
      De mensen spreken hier Engels met een tongval die verrassend goed te volgen is.
We hebben speciale toestemming gekregen van het Ministerie van Indianenzaken om deze reis te maken.
      René is al eens in dit gebied actief geweest en het helpt dat zijn vrouw uit Trinidad op het Ministerie werkt.

 

Moruka River

We nemen een taxi en rijden naar het plaatsje Charity. ‘Nu begint het pas echt’, zegt René .
      Opnieuw klimmen we in zo’n bootje met buitenboordmotor.
Zes Indianen gaan met ons mee. Ze hebben heel veel spullen bij zich. Gekocht op de Stabroekmarkt in Georgetown.

We verlaten de Pomeroon River en gaan de Atlantische Oceaan op. Een half uurtje vaart het bootje met een snelheid van zestig kilometer per uur.
      Dan bereiken we de monding van de smalle Moruka River. De tocht wordt nu bloedstollend mooi.
Nog zo’n drie uur varen en dan bereiken we het plaatsje Moruka, dat ’t centrum is van het Santa Rosa Reservaat.

 

Huatzin
Het water is pikzwart.
      Mangrovebomen zijn er met luchtwortels.
En overal krijsen de meest exotische vogels, waaronder de Huatzin, de nationale vogel van Guyana.

Het landschap verandert langzaam in Savannen met wetlands.
      De rivier wordt soms een moeras, waar de piloot heel langzaam en behoedzaam moet varen.
Hij kent de rivier goed, want hij heeft deze tocht vaker gemaakt.
      Hij rept over een Mocco-Mocco vegetatie.

 

Uitgeholde boomstammen

  Wij stoppen twee keer om een paar Indianen uit te laten. 

      De boot kan hier niet aanmeren zodat de mensen met al hun spullen door het water moeten waden.
Soms komen we Indianen tegen in uitgeholde boomstammen. De piloot neemt dan gas terug en groet vriendelijk.
      Alles is rustig; alles is vredig.
We bereiken het dorpje en kunnen terecht in een zeer eenvoudige lodge aan de rivier. Zo'n twee kilometer buiten het plaatsje.
     
Kleine kamertjes met kreupele bedden.
Geen elektriciteit is hier en uit de kraan komt een klein straaltje koud water.

 

Amerindians

De volgende dag soppen we langs de rivier naar Moruka.
      Amerindians wonen hier. WaiWai’s en Arawaks.
      Zo’n 15.000 in het hele reservaat. In het dorpje wonen de mensen in eenvoudige huisjes.
Ze hebben een stukje grond en zijn zelfvoorzienend.

 

Uncle Basil

Op het plaatselijke marktje zijn vooral de eerste levensbehoeftes te koop.
      Vanuit omringende dorpen zijn de mensen met hun boomstammen over de riviertjes naar hier gekomen om spulletjes te verkopen. 
Er is een school en er is een kerk. De Katholieke Missie heeft ook in dit afgelegen gebied zijn sporen nagelaten.

De meest kleurrijke inwoner van Moruka is Uncle Basil. Een leraar, een dichter en een singer-songwriter.
      Hij maakt teksten over de Amerindians. Over de cultuur en de tradities. Maar ook over het verloren gaan van die tradities.
Het dorp ligt relatief dicht bij de kust en omdat steeds meer bootjes worden uitgerust met motoren komt de jeugd vaker in aanraking met andere culturen.
      Ze gaan dat volgens Uncle Basul steeds meer kopiëren en verloochenen zo hun eigen cultuur.
Hij pakt een gitaar en gaat zingen. Mooi, enigszins gedragen. Soms met een snik in zijn stem.
      Hij heeft een zeer zwaar gehandicapte zoon van twintig. De jongen kan niet lopen en niet praten. Hij kruipt zijn kamertje uit om naar zijn vader te luisteren.
      ''Dat doet hij altijd'', zegt Uncle Basil. ''Hij vindt het niet alleen mooi; het lijkt wel alsof ook hij wil vechter voor het behoud van onze tradities, onze zeden en gewoonten.  Bovendien heeft hij in de gaten dat er bezoek is''.

En dan met een brok in zijn keel: "Hij is een lieve jongen. Heel lief''.    

 


4. Een cadeautje van Uncle Basil

Ik schreef gisteren een stukje over het Indianenreservaat Santa Rosa in Guyana Zuid-Amerika. Daar ontmoette ik de singer-songwriter Uncle Basil, een zogeheten Amerindian. Hij gaf mij deze foto..
       Je komt deze shooting fishers tegen als je over de Moruka Rivier vaart.
Toen ik daar over sprak met Uncle Basil kwam hij met deze foto tevoorschijn.

                  
     

Traditie op postzegel

Het is een eeuwenoude traditie, die vaker vereeuwigd is.
       Bijvoorbeeld op deze postzegel, waarvoor een foto uit 1924 is gebruikt..

 

 

 

 

Een vegetarische piranha

De pijl en boog wordt vooral ingezet om de Pacu te vangen. 

      Dat is een soort vegetarische piranha, die zo’n vijftig tot zestig centimeter lang is en 25 tot 30 kilo weegt.
De vis komt regelmatig aan de oppervlakte want hij eet voornamelijk fruit, noten en bessen die in het water vallen.

         


Philippijnen

Is Fish Shooting een exclusieve bezigheid in Guyana?.
     
Niet helemaal.
In het noorden van Brazilië doen ze het ook. Dat is niet zo raar want die landen grenzen aan elkaar.
      Maar aan de andere kant van de wereld op de Philippijnen gebruikt de inheemse bevolking ook deze methode.

      Foto hieronder.

 

 

 

5. Zoeken naar T-shirtjes en kaarten

 Meestal is het heel eenvoudig. Je gaat naar een boekwinkeltje of een sigarenhandelaar. Daar zijn altijd ansichtkaarten.
      Maar niet in Georgetown, hoofdstad van Guyana in Zuid-Amerika. En dat is knap lastig als je je kleinkinderen beloofd hebt om een kaartje te sturen.
      Het was april 2004. De stand van zaken toen was: vier kleinzoontjes, waarvan er twee nog te klein waren om te gaan zeuren. Maar ja: die andere twee. En jawel, ik had ze ook nog t-shirts beloofd.

Ik liep door de straten en vond niets. Ik ging naar de grote Stabroek-markt; vergeefs.
     
Ik vroeg het aan mensen, die alleen maar raar gingen kijken. Ze hadden andere zorgen.
Guyana is het meest westelijke land van de drie Guyana’s in Zuid-Amerika. En niet Latijns Amerika want in Guyana spreken ze Engels, in Suriname Nederlands en in oostelijk Guyana Frans.
      Voormalig Engels Guyana is arm, crimineel en onderontwikkeld. Na Haïti is ‘t het armste land van het zogeheten westelijk halfrond.

Per jaar komen er niet meer dan 2600 toeristen. Die hebben allemaal hun eigen fototoestel; dus waarom zou je ansichtkaarten produceren?

Guyana Stores

 

 Maar ineens was daar dit blauw-witte gebouw. Guyana Stores dat ooit bij Bookers hoorde.
      En ergens in een hoekje waren de kaarten. En in een andere hoek de T-shirts.
Het gebouw zelf stond er prominent op en gaf bovendien de bevestiging dat deze stad in dit land veel meer bij de Caraïben hoort dan bij Zuid-Amerika. Het cricketteam van Guyana bijvoorbeeld maakt onderdeel uit van de West-Indies.


Georgetown

 

                     

37 Reservaten

Kijk eens goed naar deze serie. Misschien wilt u er wel eens naar toe. Goed voorbereiden, een gids nemen en je hebt een prachtige tijd. Verlaat Georgetown, regel vervoer (vooral vliegtuigjes en bootjes) en ga het land in.
     
Een prachtige natuur; jungles, bossen, bergen, valleien, wilde rivieren met kleurrijke vissen, watervallen, de meest exotische vogels, jaguars, kaaimannen en 37 Indianenreservaten.
      Kusten met mooie stranden, reuzenschildpadden en de rum is de beste van de wereld.

 
Pakaraima Mountains

                             

 
Linden

 

 
Cipo Mountain

 

 
De T-shirts

Sam (toen 2) en Luc (toen 4)  in hun nieuwe T-shirts.

 

 

Voorjaar 2002

1. Melancholie in Sprookjesland

Ik ben zesf keer in Finland geweest. Altijd met de auto op de boot. Van Kiel naar Hanko, van Travemünde naar Helsinki, van Grisslehamn Zweden naar de Ǻland eilanden, van Stockholm naar de oude hoofdstad Turku (2x) en van Tallinn in Estland naar Helsinki. Vooral die laatste tocht was bijzonder. Het was maandagochtend. Aan boord heel veel Finse mannen, die een weekendje hadden gestapt in Tallinn. Het was nog voordat Estland lid was van de E.U.
      De wodka daar is even goed als de Finse, maar tienmaal zo goedkoop. Zij logeerden in het behoorlijk verloederde hotel Viru. Daar waren voldoende hoeren. Het hotel had de bijnaam Virus.
 
    

Aan dek van het schip en in de lounge hingen de doodvermoeide en nog half dronken mannen op stoelen en banken. Een enkeling was alweer aan het drinken en soms gingen ze meezingen met de muziek die aan boord van het schip werd gedraaid. Dat was een beetje eentonig, want er werden gedurende de overtocht van zo’n drie uur alleen maar Finse Tango’s gedraaid. Maar de mannen en trouwens ook de weinige Finse vrouwen aan boord vonden het prachtig. Hier en daar werd zelfs een dansje gemaakt. 

      De Tango is namelijk bijzonder populair in dat land. Er zijn beroemde componisten en vertolkers, er zijn Tango-Festivals en in cafe’s en restaurants hoor je het ook veel. Regelmatig gaan de mensen dansen en dan zie je werkelijk dat het al een lange traditie heeft. Ik heb ’t vaak aan Finnen gevraagd en die komen dan met verklaringen over de landsaard, de melancholie, de depressies, het hoge percentage zelfmoord, het barre klimaat (Er bestaan 35 woorden voor het verschijnsel sneeuw) , de donkere winters, de drankzucht en de ziel die gevoed moet worden met die nostalgische klanken.

      De tango in Finland kwam in 1910 rechtstreeks uit Argentinië. En het sloeg onmiddellijk aan. De beroemdste Finse tango is Satumaa (Sprookjesland) , gecomponeerd door Unta Mononen.

---Luister HIER naar Satumaa, uitgevoerd door ’t Saana ensemble.     

---En kijk eens naar dit prachtige filmpje van een Fins stel dat in de stromende regen een tango danst alsof het een wals is.

---En kijk eens HIER. De flashmob speelt zich af in een groot busstation te Helsinki. Een man zet een draagbare radio op de grond en laat de Tango horen.
      Hij gaat dansen met een partner en spoedig volgen veel meer mensen. Daar gaan ze die stugge Finnen. 

---En hoe het echt moet zien we HIER tijdens de Eurovision Dance Contest

   

 

 

Zomer 2005

2. Meri-Tuuli: ''Het kan m'n laatste zijn''

           

Strindberg is één van de mooiste café’s in Helsinki. Een grote bar op de begane vloer waar verzorgd geklede mensen veel zwijgen. Als ze praten doen ze dat luid. Vaak in de nieuwste Nokia-telefoontjes. Fins product nietwaar. Op de eerste etage is een bibliotheek annex bar, waar je een boek kunt uitkiezen en lezen als je je drankje nuttigt. De glazen zijn natuurlijk van het prachtige Finse glasmerk Iittala. Met de mond geblazen wijn- en borrelglazen. 
      Het café ligt aan de Esplanade, een smal langgerekt parkje, dat aan beide zijden geflankeerd wordt door dure stijlvolle winkelstraten. Aan de noordzijde is dat de Pohjoisesplanadi. Op nummer 33 is Strindberg. De winkels in deze straat schreeuwen het Fins design uit. Meubilair, glas, hout, keukeninterieurs, badkamers, sauna’s, elektronica, sculpturen, grafstenen en doodskisten, keramiek, etsen, gravures, gala- en vrijetijdskleding, schoenen, speelgoed en babykleertjes. Alles zeer verantwoord.
      Introverte Finnen. Ja. Maar wel met smaak. 
Een vrouw van middelbare leeftijd komt aan ons tafeltje zitten. Waar we vandaan komen; hoe we het hier vinden; of we het niet fris vinden en -zomaar- of euthanasie inderdaad zo makkelijk is in Nederland. Ze komt uit Joensuu in het oosten van het land: Karelië .
      Dat treft. 
Daar zijn we namelijk al eens geweest. Als ik vraag of zij vindt dat Russisch Karelië weer terug naar Finland moet, kijkt zij mij verbaasd en verrast aan. Dat wij dit weten. Karelië is namelijk in 1939 tijdens de bloedige zogeheten winteroorlog bezet door de Russen en na afloop van de tweede wereldoorlog is een deel Russisch gebleven. Belangrijkste stad in dit ''bezette'' deel is Viborg, dat op zijn Fins Viipuri heet.
      Zij vindt -zoals trouwens veel Finnen-, dat het gebied eigenlijk terug moet, maar ze maakt zich er niet druk om. Het zou namelijk veel gedoe geven. Vrijwel alle Kareliërs, die er woonden zijn naar Finland gevlucht en hebben daar een –vaak- rijk bestaan opgebouwd . In Russisch Karelië wonen veelal voormalige bewoners uit de Siberische concentratiekampen, die geld kregen als ze zich in die uithoek wilden vestigen. 
      Het is er arm, armoedig, armzalig en erg crimineel. Geld is er nauwelijks in omloop. Ruilhandel is het. Als ik voor jou een vis vang, kom jij mijn dak repareren. Zoiets.

     'Wat moet je met zo’n gebied en met die mensen‘, zegt Meri-Tuuli zoals ze blijkt te heten. 
Meri-Tuuli drinkt wijn. Veel wijn. Op de achtergrond klinkt muziek; de Finse Tango. Heel toepasselijk want als we afscheid willen nemen zegt ze: ‘zullen we er nog één nemen‘. 
      En dan komt het:

      ‘HET KAN NAMELIJK MIJN LAATSTE ZIJN‘!

We worden stil. Buiten regent het inmiddels en ook de wind is aangewakkerd. De tango jankt.
      Binnen is ‘t warm, en sfeervol. 

‘Ja’, gaat ze even daarna door, ’want jullie hebben me nog helemaal niet gevraagd waarom ik in Helsinki ben en niet in Joensuu’.
      Dat is waar.
‘Waarom ben je in Helsinki en niet in Joensuu, Meri-Tuuli?’

‘Well’, zegt ze,'You Know''
      ‘Ik heb darmkanker en heb maanden lang chemotherapie gehad. Morgen moet ik hier naar het Academisch Ziekenhuis en dan hoor ik of de therapie is aangeslagen. Die kans is overigens niet zo groot’. 
      We kijken haar aan, stellen een meelevende vraag en zeggen: ‘Laten we er dan nog maar eentje nemen’
Ze heft haar glas en zegt enigszins lodderig:

      ‘Op de euthanasie in Nederland’.

 

Winter 1993

3. Het Saimaa-dilemma

Het ligt in het zuidoosten van Finland (Karelië) dicht bij de grens met Rusland. Saimaanranta. Het is niet meer dan een hotel en een aantal bungalows. De kans op sneeuw is honderd procent en is dus geen kans meer. Voor de deur in het bos en even verder op het stijf dichtgevroren Saimaa-meer ligt een sneeuwlaag van zo’n 35 centimeter. Overal zijn loipes, zodat je op de klassieke manier kunt langlaufen. Hoewel: de schoolgaande kinderen hebben maling aan die loipes en maken op ski’s de schaatsbeweging, waardoor ze veel harder gaan en ze jou als het even kan ook nog omver skiën.
     Het is koud in dit lieflijk schone landschap. Twaalf graden onder nul. Maar omdat er vrijwel geen wind staat is het aangenaam fris. Wat een schone zuivere lucht zeg! Diep door de neus inhalen en vol weer uitblazen. Het lijkt wel yoga. Bij de bungalow is natuurlijk een sauna. Elektrisch gestookt. Met berkentakjes, zandlopertjes en bakjes water om over de namaakkolen te gooien.
      Ik heb niet zoveel op met sauna’s. Hoop gedoe, veel onzin en na afloop in dat koude water duiken heeft me nooit bekoord. En dan altijd te dikke plakkerige blote mensen om je heen, die zichtbaar toch niet echt voor hun plezier uit al die poriën zweten.
      Maar hier in de private beslotenheid is het zeer aangenaam. De sauna op 90 graden en daarna naar buiten hollen en in de sneeuw rollen. Het is een waar genoegen, een lichtelijk sensationele ervaring en een uitnodiging om het steeds weer te herhalen.
      Het maakt hongerig. Maar in het hotel is de kwaliteit van het eten matig. Te hard gesudderd taai rendiervlees bijvoorbeeld. Met of zonder veenbessensaus. We moeten dus boodschappen doen. Daarvoor moeten we naar Taipalsaari, zo’n 25 kilometer verderop. Dat klinkt simpel, maar is het niet.
      Op de smalle kronkelende weg wordt geen sneeuw geruimd. Andere auto’s hebben de weg hier en daar spekglad gemaakt. Bovendien: soms herken je de weg niet meer en moet je maar wat tussen de besneeuwde bomen koersen in de hoop dat je niet vastraakt, naar beneden glijdt of tegen een boom rijdt. Mijn winterbanden helpen hier niet meer en dat betekent sneeuwkettingen.,
      Een vervelend klusje, vooral in die kou. Twee kilometer voor het plaatsje is een parkeerplaats. Het restant van de weg is schoongemaakt.

Dan komt HET DILEMMA.

Doe je de sneeuwkettingen af, rijd je naar de supermarkt, keer je terug en doe je dan opnieuw de kettingen om de banden.
      Of
Laat je de auto staan en loop je die twee kilometer naar het dorp. Maar ja, dan moet je met al die boodschappen ook weer teruglopen.

Is dit nu een luxe probleem?
     
Ja, natuurlijk!
Maar dat hoort bij wintersport.
     
Geloof ik.

            

 

 

4. Bont- en Vismarkt

Januari 1993 in Helsinki, hoofdstad van Finland.
    Kans op sneeuw: 100%

 









 

Petsamo, Salla & Karelië

Zomer 1994,

5. Karelië terug; desnoods fles voor fles

Lappeenranta is de grootste stad van Karelië, het zuidoostelijk deel van Finland. Er is daar in een straat die Ratimiehenkatu heet, een kantoor van Karjala-Lehti, een organisatie die de Karelische cultuur op allerlei manieren uitdraagt. Maar het is ook een politieke organisatie, omdat het strijdt voor de teruggave van Karelisch land, dat in 1944 door de Sovjet-Unie werd geannexeerd. Net als delen van Finland ten oosten van Salla bij de Poolcirkel en een gebied in het uiterste noordoosten bij Petsamo.
      Hieronder een kaart van Finland, die ik daar kreeg, toen ik voor de VPRO-Radio een paar programma’s over deze kwestie maakte.
Een kaart uit 1925 , waar die delen natuurlijk nog gewoon op staan.


Bezet Karelië

In rood op deze kaart delen van voormalig Fins Karelië, die nu bij Rusland horen.
     
Vyborg -op zijn Fins Viipuri- is de grootste stad met zo’n 70.000 inwoners. Een stad met een prachtig historisch centrum.
Er wonen geen Kareliërs meer, want die zijn in 1944 naar Finland gevlucht.


Vyborg of Viipuri


Petsamo & Salla

Op deze Finse kaart zijn de van oorsprong Finse gebieden aangebracht.
      Onder Karelië (Karjala) met Viipuri. Pietari is Sint-Petersburg.
De gemeente Salla op de Poolcirkel was ooit twee maal zo groot. Petsamo in het uiterste noorden is in zijn geheel door Rusland ingelijfd.

De landjepik geschiedenis in dit deel van Europa gaat terug naar het laatste deel van 1939 toen de Russen in de zogeheten Winteroorlog Finland binnenvielen. Aanvankelijk met weinig succes, omdat de Finnen veel beter bestand waren tegen de barre omstandigheden.
      Zij verplaatsten zich op ski’s, deden witte camouflagekleren aan en bouwden achter de linies sauna’s om in conditie te blijven. Er vielen tienduizenden Russische slachtoffers. Maar later werden tanks en vliegtuigen ingezet en werd een deel van Finland toch bezet.
     
De Finnen sloten zich in 1941 bij Duitsland aan en begonnen de zogeheten vervolgoorlog. Het gebied werd door die hulp heroverd. Maar bij de vrede van Moskou werden als een soort sanctie bovenstaande Finse gebieden bij de Sovjet-Unie gevoegd.
   
Hoe groot en hoe sterk is die bevrijdingsbeweging Karjala-Lehti?  


Groot volgens een woordvoerder. Het betreft hier namelijk volgens hem een illegale bezetting. De mensen willen er alleen geen strijd voor voeren. Als je in Karelië met mensen praat wordt dat bevestigd. In feite vindt vrijwel iedereen dat Karelië weer zijn oude grenzen zou moeten krijgen, maar het zou te veel praktische problemen opleveren.
      Finland zou een gebied terugkrijgen waar verschrikkelijk veel in geïnvesteerd zou moeten worden om het enigszins op Fins niveau te krijgen. Er is namelijk veel armoede in Russisch Karelië . En wat zou er moeten gebeuren met die ongeveer 200.000 Russen, die geen Fins spreken en niets van de Finse cultuur weten?


Zwaard contra sabel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Toch verspreidt Karjala-Lehti deze militante stickers. We zien een zwaard (rechts) dat door een Finse hand wordt omkneld. Strijdend tegen een geharnast Russisch sabel .
     
Een wapenschild dat ook terugkomt op het etiket van dit Karelisch bier, dat voor de tweede wereldoorlog werd geproduceerd in de brouwerij van Sortavala, een plaats die nu in Russisch Karelië ligt. Ook via dit merk wordt een protest gevoerd onder het motto: ‘Karjala takaisin, vaikka pullo kerrallan’.

Karelië terug, desnoods fles voor fles. (Het bier met dit etiket wordt tegenwoordig in Helsinki gebrouwen.)

 

De Kalevala

6. Mystiek, magie & aardse gewoontes

Tot diep in de negentiende eeuw waren er in de afgelegen streken van Karelië -het Oosten en Zuidoosten van Finland- zangers, die zich bij gebrek aan alfabetisering hadden bekwaamd in het zingen van oude mythische liederen en spreuken. Liederen, die van geslacht op geslacht mondeling waren overgeleverd. De arts Elias Lönnrot reisde in die eeuw het land door op zoek naar die zangers. Hij verzamelde de teksten, zag er overeenkomst en verbanden in en maakte er een episch werk van dat in 1835 voor het eerst verscheen onder de naam Kalevala.
      Het is een uiterst curieuze mengeling van magische en mystieke handelingen, van tovenarijen en metafysica, maar ook van zeer aardse gewoonten en leefwijzen in een cultuur, die heden ten dage tot op zekere hoogte nog steeds in Karelië aanwezig is.
      Luister maar eens naar de wereldberoemde meidengroep Värttinä of kijk naar het werk van de schilder Akseli Gallen-Kallela. Beluister anders nog eens de Karelische suite van Jean Sibelius, die zoals de overlevering dat wil, zijn piano op de hoogste berg van Karelië liet slepen om dit stuk te componeren..

In de wereldliteratuur wordt het heldenepos van de Finnen vergeleken met de Ilias & Odyssee van Homerus met in het verlengde de Omeros van Nobelprijswinnaar Derek Walcott, de IJslandse Edda , het Nibelungenlied of het Chanson de Roland.
      De versvorm van de Kalevala is een viervoetige trocheus. Een strak metrum met de klemtoon altijd op de eerste, derde, vijfde en zevende lettergreep. Heel vaak volgen twee versregels, die elkaar qua inhoud -deels- herhalen.

      Zwáár van kómmer zwélt het hárt mij
      Zwáre lást drukt óp mijn schóuders

Of

      Áldus sprák zij tót haar dóchter
      Sprák de móeder tót het méisje


Sampo

Kinderen in Finland groeien op met de Kalevala. Nog altijd wordt er op school veel aandacht aan besteed en zijn er Finnen, die grote delen uit hun hoofd kennen en die ‘t zelfs kunnen zingen. Sommige kinderen vereenzelvigen zich met de grote helden uit dit Epos, de zanger Väinämöinen of de smid Ilmarinen, die fantastische avonturen beleven in hun zoektocht naar de zogeheten Sampo.
      Hoe die Sampo er uit ziet, blijft overigens een raadsel . Kunstenaars in Finland leven nog steeds hun creativiteit uit in fantasievolle creaties, die de Sampo moeten symboliseren of verbeelden. In het plaatsje Kuhmo in het Oosten van Finland is een Kalevala-dorp ingericht met een permanente expositie van die werken.       
      Naast het metrum kent de Kalevala een sterk doorgevoerd stafrijm en is er voortdurend sprake van alliteratie.
Het Fins leent zich daar volgens kenners beter voor dan het Nederlands en het is dus een hels karwei om dit boek te vertalen.

      Toch is dat gebeurd. In 1985 verscheen de vertaling van Mies le Nobel, die is uitgegeven door Vrij Geestesleven in Zeist. (ISBN 90 6038 212 9)

Ik zal een klein stukje uit deze vertaling citeren en dat moet u dan eens hardop beklemtoond lezen. Dan kun je je enigszins voorstellen dat het lezen van dit boek een licht hallucinerende werking heeft. (Let ook even op de politieke lading want Finland was tot 1917 een soort speelbal in de Zweeds-Russische oorlogen. Karjala is Karelië en Suomi is Finland)

 

      IJverig zoekt men naar een slager
            die de stier zou kunnen slachten
            in het mooie land Karjala
            in het wijde land Suomi
            in het slechte land der Russen
            in het moedig land der Zweden
            aan der Lappen wijde grenzen
            in het toverland van Turja
            zoekt hem zelfs in dodenrijken
            in het lage land Manala.
      Zocht wel naarstig, kon niets vinden
            zocht heel lang, maar tevergeefs toch
      IJverig zocht men naar een slager
            zocht naar iemand die kon slachten
            op de rug der klare golven
            op de uitgestrekte stromen.
      Steeg een man op uit het water
            steeg een held op uit de stromen
            uit der klare wateren diepte
            uit de open watervlakte.


V
ärttinä
 

In onze bungalow in het dorpje Saimaanranta was een speler met CD’tjes. Daaronder een aantal nummers van de fantastische meidengroep Värttinä. En de tekst van die nummers was vaak ontleend aan de Kalevala.
      Luister HIER naar K
äppee en HIER naar Ilmatar

 

 
De Karelische Suite 


Kuhmo

In het Kalevaladorp Kuhmo vond ik een grote verzameling Sampo's, gemaakt door Finse kunstenaars.
Een impressie:

 

7. Huittinen
 

Zomer 2001

EEN OPMERKELIJK STADJE 

 

Geboorteplaats van Risto Ryti

Huittinen zou kunnen doorgaan voor een doorsnee Fins stadje, maar dat is absoluut niet zo.
      Het is namelijk de geboorteplaats van Risto Ryti, premier van Finland van 27 maart 1940 tot 19 december 1940 en president van het land van 19 december 1940 tot 4 augustus 1944.
Een zeer bewogen en uiterst omstreden periode in de geschiedenis van Finland.

Ik ben hier met Joop Wassenaar, een Nederlands historicus, die vanaf 1994 zo'n twintig jaar in Finland woonde. Hij spreekt vloeiend Fins en kan die moeilijke taal ook schrijven.
      Joop heeft zich zeer verdiept in het ingewikkelde oorlogsverleden van het land. Hij weet dat er in Huittinen tal van eerbewijzen aan Ryti te vinden zijn en vindt dat zo niet onbegrijpelijk dan toch wel opmerkelijk. Dit tot grote ergernis van veel Finnen.

Winteroorlog  

Dat komt zo.
      Op 30 november 1939 vielen Russische troepen Finland binnen. De Russen waren zowel qua mankracht als materieel ver in de meerderheid.
      Maar de Finnen hielden manmoedig stand mede omdat het een zeer strenge winter was.
Zij vochten op ski’s , trokken sneeuwwitte capes over hun kleren, schilderden hun wapens wit, bouwden sauna’s achter de linies en overweldigden de Russen, die deze omstandigheden totaal niet gewend waren.
      Na de eerste grote verliezen veranderde de strategie van de Russen. Ze zetten  tanks en vliegtuigen in en bezetten het land tot aan Helsinki. Op 12 maart 1940 werd de vrede van Moskou getekend, waarbij Finland een deel van Karelië (Zuidoost Finland) en nog een paar delen in Lapland moest prijsgeven.

Nog vòòr het uitbreken van deze Winteroorlog nam Ryti de taken waar van de zieke president Kyösti Kallio. Na diens dood werd Ryti op 19 december 1940 president.

Vrede van Moskou  

Na de vrede van Moskou begint voor de Finnen de zogeheten Vervolgoorlog. Vooral als Duitsland in juni 1941 de Sovjet Unie binnenvalt. Finland kiest de kant van de Duitsers en herovert met hun hulp zijn bezette gebieden. Ryti maakt vooral afspraken met Nazi-minister van Buitenlandse Zaken Joachim von Ribbentrop.
      In 1944 sluit Finland een akkoord met de Russen, waarbij opnieuw de eerder bezette gebieden terug gaan naar de Sovjet Unie.
(Anno 2020 zijn die gebieden nog steeds Russisch; ondermeer de stad Vyborg, die in het Fins Viipuri heet).

Gevangenisstraf  

In 1945 zorgen Finse communisten gesteund door de Sovjet Unie ervoor dat Ryti vervolgd wordt als oorlogsmisdadiger. Hij krijgt 10 jaar gevangenisstraf, waarvan hij er maar vier zal uitzitten.
      Hij werd ontslagen om gezondheidsredenen, keerde niet meer in het openbare leven terug en overleed in 1956.
Daarna is hij door de Finnen op een voetstuk geplaatst en een soort nationale held geworden.
      In Huittinen bevinden zich bijvoorbeeld een Ryti-auditorium, een Ryti-bibliotheek, een Ryti-standbeeld, een Ryti-museum, een Ryti-straat en zijn geboortehuis is een soort bedevaartplaats geworden.


       Ik heb Joop Wassenaar, die inmiddels weer in Nederland woont, nog eens gevraagd uiteen te zetten wat hij hier allemaal van denkt.

Hij schrijft:

Zomer 2005

8. De ballenbijters van Lapland

 

Voordat we in Helsinki op de autotrein stappen naar Rovaniemi op de poolcirkel in Finland gaan we nog even naar een drogist, want we hebben natuurlijk Nooit meer Slapen van Willem Frederik Hermans gelezen. 
      ‘We zoeken het beste middel tegen muggen’.
De mevrouw kijkt ons meewarig aan. ‘Ach, u gaat naar Lapland. Dan moet u DEET hebben. Vijftig procent. Het sterkste wat er is’.     
      Ze wenst ons veel plezier en ook nog doorzettingsvermogen.

 

       De eerste mens, die wij de volgende ochtend zien in Lapland heeft een hoed op en een netje voor het gezicht. En er zullen d’r nog velen volgen.
      Kennelijk helpt DEET toch niet zo goed. Dat blijkt inderdaad de eerste dag als we naar het plaatsje Ylläs gaan en later naar Salla in het oosten vlakbij de Russische grens.      
       De muggen, die in grote zwermen om je heen tollen, mijden de ingesmeerde plekken, maar bijten door sokken en t-shirts en vinden door je haren de hoofdhuid.

 

 


Rendieren alom

Op de rit door het hoge noorden doet zich een ander probleempje voor. We komen de eerste rendieren tegen. Dat is eigenlijk wel leuk. Maar ze lopen midden op de weg en steken over zonder eerst even naar links en dan naar rechts te kijken.
       Het is warm en in het bos is weinig wind. De dieren zoeken de weg op.
Meer wind, minder muggen. Koeler. Ook hier zijn we voor gewaarschuwd. 
      ‘Rij geen rendier aan, want je komt in grote problemen. Ieder dier is eigendom van iemand’.

Punkki & Mäkära

Salla is een vrij klein dorp in een hele grote gemeente. De plaatselijke drogist beveelt een ander middel tegen de muggen aan. Punkki & Mäkära.
      We kopen op zijn advies drie flesjes als hij hoort dat we hier een tijdje blijven.
‘Goed uw handen wassen na het inwrijven’, adviseert hij. ‘En nooit inslikken. Nooit’.

      Na een paar dagen gaat het wennen en weet je hoe en waar je moet smeren om het een beetje draaglijk te maken.
En hoe je andere delen kunt beschermen.

Leukere dingen

Er komen leukere dingen voor in de plaats.

      De omgeving is mooi. Vlak, sereen en open met daartussen dichte naaldbossen, meren, wild stromende riviertjes. De lucht is schoon en fris. De wegen zijn leeg en goed; de houten huisjes zitten over het algemeen goed in de verf.
      En… het wordt in juni en juli nooit echt donker.

Rokus ons rendier

Bij ons appartement hebben we ons eigen rendier. Hij ligt in de tuin of tegen de muur en zal zelfs pogingen doen om naar binnen te gaan.
      We noemen hem Rokus.

Soms komt een vrouwtje langs.

Ballenbijters

Er wonen in de gemeente Salla - zo leren we in het plaatselijke café - Finnen, Lappen en Samen.

      De Samen zijn de rendiernomaden. Van de Europese Unie komt nog steeds subsidie om hun cultuur in stand te houden en uit te dragen. Toch kankeren ook zij op die Europese Unie, want sinds 1995 toen Finland aansluiting vond, zijn de regels enorm aangescherpt.
      Zij castreerden de beesten voorheen zelf op een simpele maar doeltreffende manier door met hun eigen tanden de balzak eraf te bijten. Dat mag niet meer van Europa. En zij doodden de beesten altijd zelf. Eén kogel was genoeg. Nu moeten de rendieren geslacht worden in abattoirs, die vaak tientallen kilometers verder liggen.

      Dat vervoer zorgt voor veel onnodige stress bij deze half-wilde dieren.

In het café hoor je na een paar borrels overigens dat de praktijken van weleer nog lang niet uitgeroeid zijn.

      De Finnen worden in het land vrijwel overal getypeerd als de geïndustrialiseerde en mobiele mens uit Helsinki. Modern, goed gekleed en arrogant. Zij noemen de Samen soms ballenbijters. Vooral hier in Lapland worden ze vereenzelvigd met al wat Europa is en uitstraalt.

      En dan zijn er nog de Lappen. Ze zitten er tussen in. Voor hen is er echter geen subsidie en geen status. Uitschot is misschien een groot woord, maar als Lap hoor je er niet echt helemaal bij.

Oulanka national park

Je kunt hier mooie voettochten maken. Bijvoorbeeld in het Oulanka National park dat een stukje ten zuiden van Salla ligt. Voor de gevorderden is er de grote berenroute van tachtig kilometer, maar er is een lichtere versie van 9 kilometer. Je kunt er ook kanovaren. Maar dan moet je als onervaren peddelaar een route uitkiezen waar je nauwelijks stroomversnellingen tegenkomt.
     

      Het is dus zaak om -zie foto hierboven- op tijd te stoppen. Dat gebeurt trouwens vanzelf, want er vaart een gids voor je uit. Samen met hem ga je dan koffie -of iets sterkers- drinken in de trekkershut.

      Waar je een dik Nederlands jongetje van een jaar of veertien treft, die iedere mug op zijn blote arm langzaam met zijn duim dood drukt. En er dan zijn scherpe nagel inzet, waarna het bloed in de rondte spuit.
      Hij schept daar een soort satanisch genoegen in en kijkt triomfantelijk naar zijn ouders, die hem dit allemaal hebben aangedaan.

 

 

9. De Åland eilanden

 

Zomer 2007  

Een groene archipel in de Oostzee

 

Toerisme voor leeftijdgevorderden

De Zweed voor mij in de rij, doet nog even de grote kofferbak van zijn Volvo open. En daar zie ik een gigantische hoeveelheid drank. Wodka, Whisky, wijn, bier en zelfs de lokaal gestookte appeljenever, die ze met een treurig gebrek aan fantasie Alvados gedoopt hebben. We wachten op de veerboot, die ons terug zal brengen van Eckerö, één van de Åland eilanden, naar het plaatsje Grisslehamn in Zweden. Een aangename tocht van nog geen twee uur.
      Die Åland eilanden -spreek uit Olland- zijn een geografisch en politiek fenomeen. Een belastingparadijs bovendien voor Zweden & Finnen. Het zijn in totaal zo’n 6.500 eilanden, waarvan er tachtig bewoond zijn. Ze liggen halverwege Zweden en Finland, behoren staatkundig bij Finland, maar de officiële taal is Zweeds.
      De eilanden zijn optimaal autonoom, hebben hun eigen regering, eigen vlag, eigen kentekens en eigen postzegels. De grootste stad Mariehamn, vernoemd naar echtgenote Maria Alexandrovna van Tsaar Alexander de tweede, noemt zich met gepaste trots de kleinste hoofdstad van Scandinavië .


Er wonen 26.200 mensen, waarvan 11.000 in Mariehamn. Het klimaat is mild vanwege de warme Golfstroom. Er zijn loof- en dennenbossen, visrijke meren, haffen en fjorden, je ziet er uitbundige wilde orchideeën; er zijn ondermeer elanden, herten, vossen en otters en veel vogels, waaronder vis- en zeearenden, ooievaars en purperreigers.
      

                                                                                                VEEL ZWEDEN

Er komen veel toeristen naar de eilanden. Vooral Zweden. Minder Finnen. Een paar Duitsers heb ik er ook gezien en een enkele Nederlander.
      Die tocht van Grisslehamn naar Eckerö v.v. is de goedkoopste manier om er te komen. Je kunt ook vanuit Stockholm of Kapelskär met zo’n negen verdiepingen tellend hotelschip annex drijvend casino, dat een tussenstop maakt in Mariehamn op weg naar Turku of Helsinki in Finland. Vliegen kan ook. Zelfs met de plaatselijke maatschappij Åland Air vanuit Stockholm of Helsinki.

ImageEen eerste indruk bevestigt het vermoeden, dat hier vooral oudere toeristen komen. Ze zoeken rust en ruimte. Willen wandelen, fietsen, vissen, roeien of kanovaren. Er zijn diverse kleine Museums.

En voor een verzetje ga je naar Mariehamn, waar een overdekt winkelcentrum is, aardige restaurants, terrasjes waar je zelfs cappuccino kunt krijgen en het nachtleven, ach het nachtleven schijnt er ook te zijn. Maar ik koester bij voorbaat vooroordelen aan het Scandinavisch nachtleven, dat zich toch vooral uit in teveel drankgebruik, Vikinggebral, lomp gehos en vechtpartijen.

 

Volkenbond

Eeuwenlang hoorde Åland bij Zweden, maar na de Napoleontische oorlogen werd het Russisch. Finland riep in 1917 de onafhankelijkheid uit en wilde Åland inlijven. De eilanders zelf wilden bij Zweden horen, maar de nieuwe Volkenbond besliste in 1921 anders en wees de archipel toe aan Finland. Maar dus met grote autonomie en behoud van de tax free handel. In de supermarkten tref je overigens veel Finse producten aan en de voetbalclub IFK Mariehamn staat op één na laatste in de Finse Hoofdklasse.

Ik geloof niet dat er veel gebeurt op die eilanden. De plaatselijke kranten Nya Åland en Åland schrijven gewoon over lokale dingen, over festiviteiten die her en der voor toeristen worden georganiseerd, over een brandje of een vals brandalarm, over grote vissen die gevangen worden en men portretteert toeristen, die mogen vertellen hoe mooi en aantrekkelijk het hier is. Zweden, Afghanistan, Rusland en Japan trof ik in vier kleine éénkolommertjes aan op linkerpagina acht.

 

 

10. Een achthoekige grenskronkel

Ik schreef gisteren een stukje over de Åland Eilanden, die in de Oostzee liggen halverwege Zweden en Finland. Die eilanden waren ooit Zweeds, later Russisch en zijn sinds 1921 Fins.

      Maar vlak voor die Alands ligt Märket Reef, een onbewoond eilandje van 3 ha.  Daar loopt een wel heel grillige grens tussen Zweden en Finland.
Ik kreeg die informatie van Rolf Weijburg, die u kent van zijn serie op mijn blog over de 25 kleinste landen in de wereld.
      Hij schrijft:


MÄRKET REEF


Vuurtoren

We zoomen in op de maritieme grens bij de ingang van de Botnische Golf. Hier loopt de grens in een rechte lijn tussen het Zweedse vaste land en de Finse - maar Zweeds sprekende - Åland Eilanden door en snijdt op een wel erg ingewikkelde manier een drie hectare groot onbewoond eilandje doormidden. Märket Reef.

      Het is het kleinste eiland ter wereld dat door een internationale grens wordt verdeeld.

In 1885 bouwden de Finnen er een vuurtoren. Misschien was de geografische positie van het eiland in die tijd nog niet exact op de kaart gezet en wisten de vuurtorenbouwers helemaal niet dat er een grens over het eiland liep, maar die grens liep wel degelijk in een rechte lijn dwars over het eiland en wat bleek? De Finnen hadden hun vuurtoren op Zweeds grondgebied gebouwd. Daar is men zich pas jaren later aan gaan ergeren. Er moest iets gebeuren. De vuurtoren afbreken en meer naar het oosten herbouwen was niet echt een optie.

In 1985 besloot men de grens daarom op ingenieuze wijze te verleggen. De grens heeft nu weliswaar een merkwaardige kronkel gekregen, maar de vuurtoren staat hierdoor in ieder geval op Fins grondgebied zónder dat de Zweden óf de Finnen territoriumverlies hebben geleden. Slim gedaan.

 

 

Van Maassluis tot Cooch Behar


1. Een lustoord vol soevereine waanzin

In Bangladesh liggen 102 lapjes grond van India. Net over de grens in India zijn weer 71 enclaves van Bangladesh. Hier is iets fout gegaan zestig jaar geleden vlak voor de onafhankelijkheid van Pakistan en India. Maandenlang kon advocaat Radcliffe in Cooch Behar zijn pen niet stilhouden en hij trok de grilligste grens ter wereld. De man dronk tot diep in de nacht vooral whisky, 's ochtends trilden zijn handen na op de verse landkaart.

Onder op deze kaart Bangladesh; boven India. Een deel van de zeer gecompliceerde situatie daar. Nummer 51 is Dahala Khagrabari. In rood zijn de enclaves -zo u wilt exclaves- getekend. Groen zijn sub-enclaves; ook wel binnen-enclaves genoemd. 


BLOODY IDIOTS

Nog een paar meter, dan moeten we India toch uit zijn. Op deze vlakke akkers van Cooch Behar ontbreken grenspalen. Hier en daar kleine piramidevormige stenen met getallen en een pijltje erop geschilderd. December 1986.
      Mijn vader sjokt achter me aan. Hij vindt dit geen goed plan, we hebben immers geen visum voor Bangladesh en de grote rollen prikkeldraad links en rechts zijn niet bepaald een teken van welkom in deze grensstreek. Ik moet en zal verder want daar, verderop in het uiterste noordwesten van Bangladesh, wachten de meer dan honderd enclaves van India.

      `Need help?' fluistert een jochie met hoofddoek vanachter een boom.
      `My name Abdul. I help...'

De kleine Bangladeshi pakt onze rugzakken en sleept ons voort naar een pension in Chilahati, een gehucht twee kilometer verderop. Even later wijst-ie naar een dun fietsspoor dat de weg kruist.

      `Look there, border India again. Bloody idiots...'

Ik stop even bij deze zes centimeter bandenstrook, een rubberen Dunlopgrens die verder kronkelt door blubberige akkers.

      `Weet je het zeker?' vraag ik.

      `Sure,' reageert Abdul geprikkeld.
      `This tree India, and that one, cross the road, bananatree is Bangladesh. Idiots.'

                                                                                    
MANNEN & BLAFFENDE HONDEN

Vier uur later hebben we nog geen onderkomen. Tientallen mensen lopen achter ons aan. Blaffende honden en kauwende geiten. Iedereen wil helpen, maar er is geen bed.

      `No sleep. Bloody idiots!' mompelt Abdul. Ik wil 'm graag ontlasten, maar wat ik ook zeg, onze kleine moslim op blote voeten blijft de rugzakken dragen, ook al zakt hij bijna door zijn knieën.

Vlak voor ons staan smalle betonnen grenspalen, zo'n anderhalve meter hoog. Ieder huisje, iedere akker houd ik in de gaten want hier, in Bangladesh liggen 102 Indische enclaves met daarbinnen weer 21 Bangladeshi sub-enclaves. En dan nog die ene Indische sub-sub-enclave binnen een van die 21 Bangladeshi sub-enclaves, de enige sub-sub-enclave ter wereld, een juteveld van 38 bij 180 meter, de Dahala Khagrabari chhit. Een lapje India in een lapje Bangladesh, dat weer in een lapje India in Bangladesh ligt. Zoiets.
      De Bangladeshi grenswacht vanochtend wilde dit niet geloven. `Most probably a stubborn Indian who doesn't wanna move.'

      `Nee, het is echt Indisch, deze sub-sub-enclave,' stelde ik nogmaals.
      `De enige in de wereld.'
     `Not possible, sir, no such land. Sub-sub nonsense.'

We mochten eigenlijk niet verder. De man staat niet voor niets met een karabijn naast een wachttoren. Een handjevol rupees bleek voldoende om hem een kwartier een andere kant op te laten kijken. We liepen rustig door naar het zuiden.

      `Waarom loopt de grens zo raar?' vraag ik Abdul.
      `He was drunk, Radcliffe, basterd drank all night... Bloody idiot.'

                                                                                                   
 SIR CYRIL RADCLIFFE  

Het was in de zomer van 1947. Sir Cyril Radcliffe, een advocaat uit Londen moest onder supervisie van Lord Mountbatten de grenzen trekken tussen het te vormen India en Pakistan, de moslims en niet-moslims uit elkaar houden, dus ook hier in het gebied van West-Bengalen en het voormalige Oost-Pakistan, dat later Bangladesh (1971) zou worden. Daar begon het probleem, groepjes Hindoes woonden te midden van de moslims en andersom.

In 1947 bezaten 565 maharadja's nog eenderde Indiaas grondgebied. Ze hadden nooit onder Britse heerschappij gestaan. Tijdens de onafhankelijkheidbesprekingen besliste de maharadja van Cooch Behar dat zijn stukjes grond onafhankelijk zouden blijven, met als resultaat dat de naar schatting 28.000 tot 56.000 bewoners (laatste telling: 1941) van de kleine enclaves, de chhitmahals, in Bangladesh kwamen te liggen, een versnipperd gebied zo groot als Noord-Beveland. In het Bengali betekent chhit fragment, een deel van een geheel, maar daarin niet geïntegreerd. Mahal betekent land.

                                                                                                    
 LORD MOUNTBATTEN  

Lord Mountbatten, de laatste onderkoning van India, had haast. Hij had tot juli 1948 kunnen blijven, maar wilde terug naar Windsor Castle en duwde de grenzen er in vijf maanden doorheen.

      'Finish the job by 15 August,' stelde Mountbatten.

Er kwam druk op de ketel bij Sir Radcliffe, die doodnerveus werd en glas na glas achteroversloeg. Whisky. 's Ochtends pakte hij zijn pen weer op en bibberde wat lijnen, ook de kleine rondjes en rechthoekjes van de Cooch Behari-Indiërs in Bangladesh, de chhitmahals. Het was een vorm van vivisectie, deze verdeling van West-Bengalen. Radcliffe gebruikte een slagersbijl.
      In augustus 1947 had Radcliffe de landkaart getekend, een grote verdeelblunder volgens India en Pakistan, met name in de heuvels van Chittagong, waar de vervolging en genocide van de Jummastammen al jaren voortduurt.
      De maharadja van Cooch Behar besloot in 1950 dat zijn gebied toch bij India kwam, ook de strookjes grond die in Bangladesh lagen. Deze voormalige Hindoe-Cooch Behari waren op slag Indisch, omsingeld door de moslim-Bangladeshi.

Voor mij, als enclavezuchtige is dit gebied romantiek, een hemels lustoord vol soevereine waanzin. Deze talloze lapjes India tussen de Bangladeshi rijstvelden overtreffen Baarle-Nassau en Baarle-Hertog in het Brabantse Marialand tot in de vijfde macht.

                                                                                                        
NIEMANDSMENSEN  

Maar dit is geen toerisme, geen VVV-propaganda, want voor de bevolking hier is deze grens een hersenschim, de hel, een jurisdictionele ramp. Ze leven te midden van terreur, moord, diefstal en verkrachtingen. Er is geen politiepost, dus ook geen aanklacht mogelijk, want stel dat een vrouw vanuit haar enclave via Bangladesh de grens oversteekt en in India naar de politie stapt, hoe kan die dan stappen ondernemen in Bangladesh? Ook een ziekenboeg ontbreekt, en het ziekenhuis buiten de enclave heeft een wachtlijst tot in het oneindige voor de niet-bewoner van Bangladesh.
      De bewoners van de Indische chhitmahals bestaan statistisch niet. Ze hebben geen paspoort, het zijn niemandsmensen in nergensland. Ze kunnen geen paspoort krijgen zonder de wet te overtreden, immers men moet eerst illegaal Bangladesh door om India te bereiken, waar men niet in komt omdat men geen paspoort heeft. Er is geen stemrecht; sterker, men heeft geen looprecht, want om boodschappen te doen moddert men van de ene enclave naar de andere via gammele loopbruggen en schommelende plankjes, alsof de lucht niet soeverein is en de grond waarop de loopplank schuift Bangladesh niet raakt.
      Hier heeft Lord Mountbatten, prins van Battenberg, als verdeler van Brits India en grensbepalervan Pakistan en India zestig jaar geleden de plank volledig misgeslagen.

Dit grensgebied spatte uiteen in 198 lappen soevereine twijfel. Soms is een beeld, een vergelijking een vorm van rechtvaardigheid, want in augustus 1979 dobberde Lord Mountbatten rond op de Ierse Zee en binnen een seconde spatte ook hij uiteen. Zijn vissersbootje ontplofte, een bom, een terroristenprotest dat knalde als de Kanonensong van Bertold Brecht. `Soldaten wohnen. Auf den Kanonen. Vom Cap bis Cooch Behar. Wenn es mal regnete. Und es begegnete. Ihnen 'ne neue Rasse 'ne braune oder blasse. Da machen sie vielleicht daraus ihr Beefsteak Tartar.'

                                                                                                             
24 HOURS LATE

Abdul blijft zoeken en vragen naar een slaapplaats in Chilahati. We geven het op. Vanmiddag gaat er een trein naar het zuiden, maar we hoeven ons niet te haasten, want de treinen in deze streken hebben altijd uren vertraging, geen rondje om de moskee helpt daaraan. Je raakt eraan gewend, meestal ga je zo'n drie uur na de geplande vertrektijd pas naar het kaartloket. Alles op zijn tijd. Zo ook vandaag voor de trein van 3 p.m. naar Saidpur.
      Precies als we weglopen, op zoek naar een kop thee ergens in de stad, stroomt de stationshal van Chilihati vol. Honderden mensen, geiten en kippen. Er staat zelfs een koe bij de slagboom. Op het perron stapels dozen vol koopwaar. Abdul trekt ons mee, we moeten opschieten. Opschieten? Hoe kan dat nou? Het is 2.58 p.m. Traag trekt een locomotief treinstellen het station binnen.

     `Too late,' mompelt Abdul, `this the 3.00 p.m. train from yesterday, Saidpur Express. 
      'Too late, 24 hours late... Bloody idiots.'

 


Zomer 2002

2. Border pillar na pillar na pillar......



3. Van Saidpur naar Cooch Behar
 

 

Achtervolging

    

 

   

 

  

 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                          

 

 

                       


                     

 

 

 

 

 

 

 

 

   

 

 

                                                   

 

 

4. T-shirts & onderbroekjes

      

Saidpur Airport ligt in het uiterste noorden van Bangladesh. Het is klein. In het voorjaar van 2001 landden er per dag niet meer dan vijf kleine vliegtuigen. En toch is het er druk & chaotisch, want er zijn veel mensen die luid roepend allerlei onduidelijke dingen doen..  
      Ik weet dat, want ik ben er een week lang bijna dagelijks geweest.

Mijn bagage was namelijk op het vliegveld in de hoofdstad Dhaka blijven staan. En daar zaten al mijn kleren en al mijn toiletspullen in. Dat was knap vervelend, want het noorden van Bangladesh is één van de meest onderontwikkelde gebieden in de wereld. Bovendien is het er warm, heel vochtig, regent het hard en veel, is er gebrek aan veel dingen en valt de elektriciteit zeer regelmatig uit.

      Als mijn bagage na een dag nog niet gearriveerd is moet ik wat spullen kopen. Onderbroekjes en T-shirts bijvoorbeeld. Dagelijks heb ik er daar bij dit soort omstandigheden minstens twee van nodig. 
      Henk Weltevreden en ik logeren in een zeer primitief guesthouse. Airco is er natuurlijk niet en er zijn geen horren voor de ramen, zodat de talrijke muggen vrij spel hebben. Buiten is een hokje met een gat in de grond, dat dienst doet als toilet.

                    

De eigenaar kent een adresje waar ik het één en ander zou kunnen kopen.
 
      

Gevolgd door een stoet jongens en mannen ga ik ernaar toe. Het is een soort marktkraam op een pleintje.

   

Er liggen naar schatting tien onderbroekjes en tien T-Shirts in de wat grotere maten. Ik koop ze allemaal.  
      Aangestaard door zo’n zestig mannelijke medebroeders. En ja, ga dan maar eens een shirtje of een onderbroekje passen

   

Gisteren kwam ik bij mij thuis een tasje tegen, waarin nog een paar van die Shirts zaten.                                
      Ik heb ze daar allemaal aan gehad, want mijn bagage is nooit gearriveerd op Saidpur Airport.

   
       
 

5. De regens van Saidpur 

Said was een jaarof 25. Hij wist het niet precies, want hij stond nergens geregistreerd. Ook zijn naam had hij zelf verzonnen. Said. Afgeleid van zijn woonplaats Saidpur, een deplorabel stadje in het noorden van Bangladesh, vlakbij de grens met India. Een uiterst armoedig en onderontwikkeld gebied. Er is gebrek aan alles. Zeer regelmatig valt de elektriciteit uit. 

Bovendien is het één van de meest regenrijke gebieden ter wereld.
      Per jaar -en dan vooral tijdens de moessons- valt hier zo’n 10.000 mm regen en dat is ruim tien keer zo veel als in Nederland.
Er zijn een paar paraplufabriekjes. De belangrijkste industrie in dit gebied. Hoewel: Industrie is een groot woord. Veel mensen hebben het in eigen hand genomen en zijn een klein soort zelfstandigen, die hun eigen paraplu's maken en proberen te verkopen. 
      Maar omdat er in dit gebied vrijwel geen toeristen zijn, moeten ze hun produkten aan de eigen mensen verkopen. Ze proberen er kunstwerkjes van te maken, maar moeten ook zorgen dar het betaalbaar blijft. Een behoorlijk wankel bestaan. Deze paraplu heb ik van hem gekocht.    



In 2002 ben ik er acht dagen geweest. Het regende vrijwel permanent en het regende hard.
      Bovendien was de elektriciteit zo’n tachtig procent van de tijd uitgevallen. 
(Ik verzeker u dat deze combinatie van factoren behoorlijk ontregelend werkt).
      Overal in het landschap zie je mensen met paraplu’s.

 

                             

                                                                 
De steel 

Said schepte er genoegen in om het handvat mooi te maken.  

                                                            

 

 

6. Het symbool van Bengaalse vrijheid

Fotograaf Kadir van Lohuizen is één van de exposanten op het Fotofestival Naarden, dat nog duurt tot 21 juni. Water is daar het overkoepelend thema. De fotograaf reisde naar een aantal plekken op aarde, waar de stijging van de zeespiegel duidelijk zichtbaar is.
                   

(Foto: Henk Weltevreden)

Hij was ondermeer in Bangladesh en schetste voor de T.V. een angstaanjagend toekomstbeeld voor dit land. Jaarlijks zijn er overstromingen en die zullen steeds erger worden. Enerzijds door de stijging van de zeespiegel, anderzijds door toenemend smeltwater uit de Himalaya door klimaatverhoging. Als er geen ingrijpende maatregelen worden getroffen moeten volgens de fotograaf binnen afzienbare tijd zo’n 50 miljoen mensen geëvacueerd worden.
      Ik had dit verhaal al eens gehoord. In 2002 was ik in de hoofdstad Dhaka na een tiendaags bezoek aan de Cooch Behar enclaves in het uiterste noorden van dit land bij de grens met India. .
      Het regende vrijwel onafgebroken, de elektriciteit viel voortdurend uit, grote delen van het gebied stonden onder water en het wemelde er van de muggen.

      In mijn hotel in Dhaka logeerde een Nederlandse waterbouwkundig ingenieur, die daar was op uitnodiging van de Bengaalse overheid. Hij moest adviezen geven.

 ‘’Hopeloos’’, zei hij in vertrouwen tegen mij. ‘’Hopeloos. Wat ze hier doen is letterlijk dweilen met de kraan open. Als je hier in de toekomst grote rampen wil voorkomen moet er een Deltaplan komen. Groter, veel groter dan het onze. Dat gaat een paar honderd miljard US$ kosten. En dat is hier natuurlijk niet’’.

Hij was er al voor de zevende keer. Hij had zich echt in het land verdiept; hield van de mensen; van hun cultuur.
      ‘’Ze hebben niet zoveel om trots op te zijn’’, zei hij. ‘’Maar als je wilt neem ik je mee naar Savar. Dat is een kilometer of 40. Daar is het National Martyrs Memorial. Dat staat symbool voor hun vrijheidsstrijd.

 
Jatiyo Sriti Shoudho
   

Het monument in Savar, dat in 1982 werd onthuld.
      Van een bezoek kwam het overigens niet. Koorts, diarree, uitdrogingsverschijnselen en tientallen muggenbulten.  De ansichtkaart heb ik in Dhaka gekocht
.
  Op de voorgrond met rode cirkel in het midden de Bangladeshi vlag.

Bij de onafhankelijkheid van India en Pakistan in 1947 werd Oost-Bengalen tot een provincie van Pakistan gemaakt: Oost-Pakistan. Tot groot ongenoegen van de Bengali’s die gediscrimineerd of genegeerd werden door West-Pakistan.
      Dit leidde in 1971 tot een onafhankelijkheidsoorlog die negen maanden duurde. Er kwamen 3 miljoen burgers en militairen om het leven. Uiteindelijk werd de strijd door de Oost-Bengalen gewonnen en werd de nieuwe staat Bangladesh uitgeroepen.

    

 

 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh