Reizen (518)

 

(Najaar 2009)

Ingesneeuwd in oktober

 
Helling


Kindertjes
 

Veertig centimeter 


Vervelende situaties 


Solidariteit

Spekgladde wegen 


Ruim een uur


Man met hoed

 

Het Casino Monte-Carlo

  (Monaco in 1834)

(Door Rolf Weijburg)

In de eerste helft van de negentiende eeuw ging het bergafwaarts met de Grimaldi’s, het vorstenhuis dat over Monaco, het op één na kleinste land ter wereld, heerste. De talloze financiële problemen waarin de familie verkeerde verergerden drastisch toen in 1848 de gebiedsdelen Roquebrune en Menton weigerden de opgelegde belastingen op olijfolie en fruit te betalen en zich afscheidden.
      Weliswaar wist het vorstenhuis een betaling van een paar miljoen frank te forceren, het verlies van de gestage inkomstenbron uit de twee rebellerende steden was een zware aderlating. Om het kleine Prinsdom voor een totaal faillissement te behoeden moest er iets verzonnen worden.


Florestan & Caroline

 

Het was Prinses Caroline, echtgenote van de toen regerende Prins Florestan die met het idee kwam. Er moest een casino komen, een plek waar roulettetafels de spanning van het gokken, de belofte van rijkdom uitstraalden. Omdat gokken in die tijd in vele delen van Europa en ook in het omringende Frankrijk verboden was, zou het casino een grote aantrekkingskracht op de welgestelde Europese elite kunnen hebben. Het klimaat, de natuurlijke schoonheid en de stranden zouden de rest doen.
      In Frankrijk vond de familie de nodige investeerders en in 1856 werd het eerste tijdelijke casino geopend in Villa Bellevue een weinig indrukwekkend gebouw in La Condamine, de kuststrook net ten noorden van de Rots van het Prinsdom.

      Het woord casino is overigens afkomstig uit het Italiaans en betekende oorspronkelijk hutje of huisje.

Het kreeg de huidige betekenis als gokhuis eind 18e eeuw, toen gokken overal verboden werd en men zich stiekem terugtrok in schuurtjes in de achtertuin of kleine onderkomens op het platteland om te gaan gokken. Dat waren meestal mannen en die hielden zich verder niet zo bezig met het opruimen en schoonhouden van die huisjes. Vandaar wellicht dat in het Italiaans het woord naast gokhuis ook iets als puinhoop of rommeltje betekent. “Che casino!” , “Wat een rotzooi!”


La Condamine

(La Condamine, 1850)

Gebrek aan publiciteit was er één, maar de grootste reden van het falen van deze eerste onderneming was het feit dat Monaco in die tijd een onbetekenend backwater was, een onbekend en armoedig dorp op een rots aan de Mediterrane kust dat door een gebrek aan goede wegen heel slecht bereikbaar was. Áls je er dan eenmaal was, was er nauwelijks adequate accommodatie.
      Er werden nieuwe plannen gesmeed en nieuwe investeerders aangetrokken. Luxe hotels, restaurants en een spa moesten er komen, goede wegen vanuit Nice in Frankrijk en Ventimiglia in Italië moesten worden aangelegd. En een haven.
      In 1858 werd er begonnen aan de bouw van een nieuw door de Parijse architect Gobineau de la Bretonnerie ontworpen casino. Tegelijkertijd verrees naast het casino ook het beroemde, door dezelfde architect ontworpen Hotel de Paris waar de casinobezoeker in alle rust en comfortabele luxe zijn verliezen kan verwerken.


Casino & Hotel (1900)

 

Ook vandaag nog is het hotel ondanks de hoge prijzen een zeer geliefd oord. Het is uiterst bon ton om met je Rolls of Ferrari pontificaal op het plein voor het hotel en casino te parkeren - als je auto maar duur genoeg is, mag dat en als er geen plek meer is staat er direct een valet parker klaar om je bolide ergens veilig op te bergen - je intrek in het hotel te nemen en ’s avonds, nadat je naar goed gebruik even de rechter voorknie van het beeld van het paard in de hal van het hotel hebt beroerd om de goden geluk af te dwingen, aan te schuiven aan de roulettetafel.


Nieuwe spoorweg

De locatie van het nieuwe casino stond in die tijd bekend als Les Spelugues (De Grotten), maar werd later toen rondom het casino een hele nieuwe wijk ontstond, omgedoopt in Monte-Carlo ter ere van Prins Carlo, zoon van Prins Florentan en groot ondersteuner van het casino-project.

In 1862 werden de gebouwen opgeleverd en kon het casino pas echt goed van start. De weg vanuit Nice was aanzienlijk verbeterd en vooral toen in 1867 de nieuwe spoorweg tussen La Turbie en Monte-Carlo met connecties naar Ventimiglia en Marseille werd geopend stegen de bezoekersaantallen dramatisch.


Fiches

 De Societé des Bains de Mer de Monaco werd in het leven geroepen om de boel te bestieren en het casino werd een succes.Precies als gehoopt kwam de Europese en later de Amerikaanse en nog later de Rich and Famous van de hele wereld naar Monaco. Om te gokken, feest te vieren, te investeren, kortom om geld uit te geven. Monaco werd rijk, het geld stroomde binnen. De Grimaldi’s waren tevreden.
      Het ging zó goed, dat o.a. onroerendgoedbelasting én inkomstenbelasting niet meer hoefden worden geheven (behalve dan voor ingezetenen met een Frans paspoort, daarvoor was speciaal een belastingverdrag met Frankrijk afgesloten) en dat ziekenzorg en onderwijs voor de ingezetenen van het Prinsdom gratis konden worden.


Interieur

Het Casino Monte-Carlo werd de bodemloze put waarin de hele wereldelite hun geld kwam storten. Niet zo heel gek dat direct al in 1870 de Grimaldi’s een nieuwe wet afkondigden: mensen met de Monegaskische nationaliteit werd de toegang tot het casino officieel verboden.
      Het was de bedoeling dat de buitenwereld zijn geld verloor in het casino en niet dat het daardoor verdiende geld indirect weer via de verliezende Monegasken  zou wegvloeien.

      Die wet is nog steeds van kracht, zelfs nu de inkomsten vanuit het casino inmiddels nog maar 4% van het hele binnenlands nationaal product vormen.

  

 

Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen

 

 

 

 

 

Meest geïndustrialiseerde land ter wereld

     

(Door Rolf Weijburg)

 Liechtenstein behoort samen met Qatar en Luxemburg per capita tot de drie rijkste landen ter wereld.

Dat Liechtenstein rijk is zal niemand echt verbazen. Ach ja, een belastingparadijs, zult u denken.
      Natuurlijk is Liechtenstein een belastingparadijs. Het kleine land is er groot mee geworden. Met zijn lage belastingtarieven werd het Prinsdom in de jaren tachtig en negentig zelfs “de Rolls Royce” onder de belastingparadijzen genoemd.

      
     
      Vermogende buitenlanders sluisden in die tijd miljoenen aan onbelast kapitaal door naar in het Prinsdom opgerichte stichtingen, waardoor het geld op naam van de stichting kwam te staan en de identiteit van de eigenlijke eigenaar verborgen kon blijven. Op die manier kon geld dat om wat voor reden dan ook privacy behoefde eenvoudig tussen de Alpenweiden worden veiliggesteld. Je kon in Liechtenstein bij wijze van spreken gewoon met een koffer geld een bank binnen lopen zonder dat er iemand vroeg waar dat geld vandaan kwam of er wel belasting over betaald was en op een goed moment telde Liechtenstein meer stichtingen dan inwoners.

Bankmedewerkers waren immers geen belastinginspecteurs.

Dollars

Tegenwoordig echter heeft ook Liechtenstein onder grote druk van vooral Amerika en de EU zijn bankzaken transparanter moeten maken en het staatje heeft zich inmiddels gedistantieerd van het niet te traceren geld waarmee ooit enorme rijkdom is vergaard.
      Vragen vanuit het buitenland omtrent in Liechtenstein geparkeerd buitenlands kapitaal waarvan vermoed wordt dat het om crimineel geld gaat, worden serieus behandeld en de diverse belastingdiensten krijgen in die gevallen alle Liechtensteinse medewerking.
      Anders is het als een buitenlandse belastingdienst vragen heeft omdat het belastingontduiking vermoedt bij in Liechtenstein geparkeerd geld. Dan krijgt het in Liechtenstein nul op het rekest: belastingontduiking in het buitenland is in Liechtenstein geen strafbaar feit.
      Vandaar ook dat er wel zo’n 35000 (evenveel als er Liechtensteiners zijn) zogenaamde brievenbusfirma’s in het prinsdom geregistreerd staan die in eigen land belastingplichtig zouden zijn maar in Liechtenstein profiteren van de veel lagere tarieven. Het lijkt net Nederland.

        

De inkomsten uit al dat gescharrel en geschuif met geld zijn nog immer substantieel, maar het gros van de overheidsinkomsten van Liechtenstein is afkomstig uit de industrie. Sterker nog:

Liechtenstein is per hoofd van de bevolking het meest geïndustrialiseerde land ter wereld.

Er is daar één bedrijf op iedere negen inwoners. 44,9 % van de bevolking werkt in de industrie. Ter vergelijking: 24,8 % van de Zwitsers, 30 % van de Oostenrijkers en 33,5% van de Duitsers is werkzaam in de industrie. Niet gek voor een land zonder grondstoffen.
      Veel bedrijven zijn uiteraard naar Liechtenstein gekomen vanwege de fiscale en administratieve voordelen, niet vanwege de kleine binnenlandse afzetmarkt. De industrie is dan ook hoofdzakelijk gericht op de export.

De netto-export per hoofd van de Liechtensteinse bevolking is de hoogste ter wereld.

Het is allemaal schone industrie, je zult in Liechtenstein geen groezelige fabriekscomplexen met rokende schoorstenen tegenkomen. Vooral kleine en middelgrote high-tech bedrijven produceren in het prinsdom. Maar ook boormachinemaker Forst- Hilti (de grootste werkgever in Liechtenstein met zelfs een eigen treinstation), auto-onderdelenmaker Krupp Presta, juwelen en horlogebedrijf Swarovski en wereldmarktleider in kunsttanden Ivoclar Vivadent .

           
Met zestig miljoen tanden per jaar zorgt dit bedrijf er voor dat

Liechtenstein ‘s werelds grootste producent van kunsttanden is.

Al die bedrijven hebben uiteraard werknemers in dienst. Veel meer zelfs dan het land zelf kan leveren. Per gevolg forenzen dagelijks 13000 Zwitsers (Zwitserse gastarbeiders, dat lijkt bijna een contradictio in terminis), Oostenrijkers en Duitsers het prinsdom in en uit en ontstaan er iedere werkdag flinke files tijdens de spitsuren.

Afgezien van al die werknemers trekken de bedrijven natuurlijk ook aardig wat internationale zakenlui aan. Maar waar elders in de wereld vliegvelden businessclass reizende zakenlui, of privéjets kunnen ontvangen, is

Liechtenstein samen met Vaticaanstad, Andorra en Monaco het enige land ter wereld zonder vliegveld.

 

Heliport

Er is bij Balzers in het zuiden, wel een heliport, maar dat biedt geen reguliere vluchten. De dichtstbijzijnde luchthaven is Kloten bij Zürich en vandaaruit heeft de zakenman op weg naar Liechtenstein vier keuzes: met een gecharterde helikopter in een klein half uurtje naar Balzers heliport, of per huurauto in anderhalf uur naar Vaduz.
      De derde optie, in ruim twee uur met de Zwitserse Postbus, vereist wat meer tijd terwijl keuze vier, afhankelijk van de aansluitingen, ongeveer net zo lang kan duren als met de auto of met de bus: met de trein.

Bahnhof

Neem de RailJet van Zürich naar het Oostenrijkse Innsbruck die weliswaar dwars door Liechtenstein rijdt maar er niet stopt. In Buchs, vlak voor de grens met het prinsdom moet je dus uitstappen en overstappen op het boemeltje van de Oostenrijkse Federale Spoorwegen dat negen keer per dag naar Feldkirch in Oostenrijk rijdt.

Dan gaat het snel: de trein rijdt vanuit Buchs over 9,5 kilometer in tien minuten tijd dwars door Liechtenstein heen en stopt in die tien minuten ook nog eens op drie stations (Schaan-Vaduz, Forst-Hilti, Nendeln , - het laatste station Schaanwald, is onlangs gesloten -).

Niet slecht.

Na Monaco, Laos en Lesotho heeft Liechtenstein de kortste passagierstreinlijn ter wereld.

 

 

Prinsenkroontjes van chocolade

 Wat voor souvenir neem je mee als je uit Liechtenstein komt?
     
Tja.
Hooguit een bundeltje vers witgewassen geld, dat je van je geheime bankrekening hebt geplukt.
      Liechtenstein (FL), een klein vorstendom dat tussen Oostenrijk en Zwitserland ligt, is het rijkste land ter wereld.
Een eigen industrie is er nauwelijks.

 

 

Hazelnotencrème

Maar… men laat in Zwitserland bonbons maken volgens een Liechtensteiner recept.
      Melkchocolade met een vulling van hazelnotencrème. Er zit geen alcohol in.
De bonbons heten Liechtensteiner Fürstenhütchen en zijn gemaakt in de vorm van de Prinsenkroon.

 

 

Droog bewaren

In de doos boven zitten 28 hütchen. Ik betaalde er in 2009 32 Zwitserse francs voor.
      Als je ze droog bewaart bij een temperatuur van 16 tot 18 graden, blijven ze vrij lang goed.

 

 

Troppau & Jägerndorf

De naam is ontleend aan de kroon van Prins Karl I, die vanaf 1614 heerste over de hertogdommen Troppau en Jägerndorf.
      Geschonken door keizer Ferdinand II, nadat Karl hem had gesteund tijdens de Boheemse Opstand.
Karl liet daarna een kroon ontwerpen door juwelier Daniel de Bres in Frankfurt am Main.
      De kroon waarin diamanten, parels en robijnen waren verwerkt, ging echter verloren.
Een namaakexemplaar bevindt zich in het Nationaal Museum in de hoofdstad Vaduz.

 

 

Die Heimat

Het paleis van de Vorst ligt hoog in de bergen. De weg ernaar toe is niet toegankelijk voor gewone mensen.
      Even verderop is de Triesenberg met het plaatsje Malbun.
Daar ben ik eens in oktober ingesneeuwd..
      In het hotel kreeg je na het diner zo’n bonbonnetje bij een kop koffie.
Met een boekje vol wetenswaardigheden over ‘Die Heimat des Liechtensteiner Fürstenhütchens’.

 

 

Monoliet aan de Côte d’Azur

 

(Door Rolf Weijburg)

Het gebied dat wij tegenwoordig als Monaco, het op één na kleinste land ter wereld, kennen, was in de oudheid vooral belangrijk vanwege de Rots van Monaco, een 62 meter hoge bult aan de mediterrane kust. Het was een strategische plek van waaruit de zee en de omliggende kustvlaktes goed in de gaten gehouden konden worden.

      Er werd dan ook flink om gevochten en door de eeuwen heen hoorde de rots bij het Romeinse, het Byzantijnse en het Heilige Roomse Rijk, het werd een stukje Genua, Sardinië en Frankrijk en in de Tweede Wereldoorlog werd het enige tijd ingelijfd bij het Italië van Mussolini, maar dat was allang niet meer vanwege die rots.

 

 

Republiek Genua

 In 1191 werd het gebied door Keizer Heinrich VI van het Heilige Roomse Rijk toegewezen aan de Republiek Genua dat in die tijd gebukt ging onder de machtsstrijd tussen pro-pauselijke Welfen en Ghibellijnen die het Heilige Roomse Rijk steunden. Een groep Geneefse Ghibellijnen trok in 1215 op naar de rots van Monaco om daar een fort te bouwen en de plek te laten uitgroeien tot een belangrijk militair bolwerk dat de hele regio moest kunnen controleren. Door land aan te bieden en belastingkortingen te beloven werden burgers uit Genua gepaaid om zich op en direct rondom de Rots te komen vestigen, zo zou een nederzetting ontstaan die kon uitgroeien tot een zekere macht aan de Ligurische kust.
      De Welfen werden uiteindelijk uit Genua verbannen en op 8 januari 1296  ging de Geneefse Welfen-leider Francesco Grimaldi samen met zijn neef Rainier en een contingent soldaten op weg naar de Rots. Francesco en zijn neef klopten verkleed als Franciscaner monniken aan aan de poort van het fort bovenop de Rots en werden als onschuldige geestelijken zonder argwaan binnengelaten. Toen de poort eenmaal geopend was stroomden Francesco’s soldaten bij verrassing naar binnen, veroverden het fort en verdreven de Ghibellijnen.

 


Wapen

 Een wapenfeit dat nog steeds wordt geëerd in het officiële wapen van Monaco: twee monniken flankeren het schild van Grimaldi. Je zou kunnen denken dat de naam Monaco, Italiaans voor monnik, refereert aan deze twee als monniken verklede Grimaldi’s (overigens noemen de Italianen München, Oud Duits voor “huis van de monnik”, gemakshalve óók Monaco.
      Denk daar aan als u op het station van Milaan de trein naar Monaco wilt nemen). In het geval van het Prinsdom is Monaco echter geen Italiaans woord dat refereert aan de twee als monniken verklede Grimaldi’s maar een verbastering van het Provençaalse (en ook Monegaskische) woord voor rots: Monégu.

 


Rainier II

 Toen na diverse eigendomswisselingen Prins Rainier II in 1419 de Rots terugkocht van Yolande d’Aragon, herkregen de Grimaldi’s de heerschappij over Monaco en kon de familie vrijwel ononderbroken en onbetwist tot op de dag van vandaag de macht over de monoliet aan de Côte d’Azur behouden.

 


Vier wijken

 Het krap twee vierkante kilometer metende Prinsdom bestaat tegenwoordig uit vier wijken - Monte Carlo, Fontvieille, Larvotto en de Rots die is omgedoopt tot Monaco-Ville waar zich inmiddels naast het kasteel ook de oude stad, het prinselijk paleis, de kathedraal en het beroemde Oceanografisch Museum bevinden.
      Het huidige Monegaskische territorium is weliswaar groter dan het ten tijde van de aanschaf in 1419 was, ooit was het nog veel groter. Sinds de late vijftiende eeuw behoorden ook de steden Roquebrune en Menton tot het Prinsdom, wat de totale oppervlakte op ruim 25 vierkante kilometer bracht. In 1861 werden beide plaatsen voor vier miljoen frank verkocht aan Frankrijk en kreeg Monaco haar huidige grenzen.
      De grenzen, maar niet het oppervlak, want Monaco groeit nog steeds.

Ook op zee is er Monegaskisch territorium. De Exclusieve Economische Zone van het Prinsdom steekt bijna 200 kilometer de Middellandse Zee in, maar is slechts 2 kilometer breed.

 

 

 

 

Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen

 

 

 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh